Wachten op nieuwe jazzzangeressen duurt veelal langer dan wachten op – noem maar wat – tenorsaxofonisten. Vrouwelijke vocalisten zijn dun gezaaid. Waarbij komt, dat na de Grote drie – Ella Fitzgerald, Billie Holiday en Sarah Vaughan – het referentiekader zo eng is geworden, dat er nauwelijks plaats is voor nieuwe gegadigden.

Zo kan het gebeuren dat de wachttijden oplopen tot vele jaren. Soms loont het wachten, maar nogal eens zakken nieuw aangekondigde zangeressen weg in de poel van vergetelheid. En vaak is dat maar het beste ook. Maar als het dan weer eens zo ver is… Zoals in 2009, toen de Amerikaanse zangeres Cécile McLorin Salvant zich meldde aan het zangeressenfront met haar eerste album Cécile. De plaat sloeg misschien niet meteen in als een bom, maar dat deden wel de concerten die McLorin Salvant nadien ondernam. Daar betoonde zij zich een vocaliste die zich ijzersterk in de jazzhistorie heeft ingevreten en bovendien een intrigerende podiumpersoonlijkheid. Een die haar voordracht koppelt aan haar vocale inspanningen en er zodoende één geheel van maakt. Waarbij de onvermijdelijke vraag zich opdringt: deden dat Ella Fitzgerald, Billie Holiday en Sarah Vaughan ook niet?

Cécile McLorin Salvant bezit de jaloersmakende gave het triomfantelijke van Ella, de weemoed van Billie en de uitgekiende techniek van Sarah in haar stem te verenigen. De klassiek geschoolde zangeres hield zich pas twee jaar met jazz bezig toen ze haar eerste cd uitbracht. Sindsdien is haar stem met sprongen vooruit gegaan. De rekbaarheid ervan is onmetelijk, ze schept haar eigen intervallen, tuimelt van hoog naar laag in een miniseconde. En durft met haar onvergelijkbare dictie de raarste stemcapriolen te ondernemen.

Dit alles is terug te beluisteren op haar nieuwste, vierde cd: Dreams and Daggers. Het is een dubbelalbum geworden met 23 stukken, waaronder een paar standards, live opgenomen in de Village Vanguard in New York. Zoals Devil May Care, Mad About The Boy, The Best Thing For You, I Didn’t Know What Time It Was, My Man’s Gone Now en Let’s Face The Music And Dance. Betekent dit alleen maar terug grijpen naar het verleden? Zeker niet. Op de eerste plaats bevat Dreams and Daggers ook eigen werk van Cécile McLorin Salvant, maar wat belangrijker is: zij geeft uitgebreid eigen smoel aan dat werk van Irving Berlin, Richard Rodgers en Noel Coward, om maar wat Amerikaans erfgoed te noemen. Zodanig dat de klassiekers uit de dood zijn opgestaan en een vreugdevol, nieuw leven gaan leiden. De durf die de zangeres toont, blijkt ook uit haar keuze voor de compositie Somehow I Never Could Believe, waarvan de muziek door Kurt Weil is geschreven. En ook hier geldt: geen Weil zonder Lotte Lenya, maar wel met Cécile McLorin Salvant.

De zangeres heeft een Franse moeder en een Haïtiaanse vader. Ze verenigt de beide culturen die daarmee samenhangen in zich. Daardoor kan het gebeuren dat McLorin Salvant zowel op de podia als op Dreams and Daggers Frans repertoire inbrengt. Het staat enigszins haaks op de rest van haar oeuvre en is er in de meeste gevallen geen aanvulling op.

Cécile McLorin Salvant zal misschien nooit kiezen voor de status van superster. Buiten de hoop dat dit nooit zal gebeuren, is daar op dit moment ook geen sprake van. Ze gedraagt zich als een kind in een speeltuin. Haar soms oneigenlijk gebruik van mogelijkheden, door bijvoorbeeld met een kinderstemmetje zinnen toe te voegen, of als een Broadwayzangeres breed uit te waaieren, zorgen voor een ongedwongen sfeer op deze prachtige dubbel-cd. Zang afgewisseld met korte parlando-passages, een feilloos aanvoelen van haar band met het publiek, haar ver doorgevoerde humor, zowel tijdens de aankondigingen voor en tussen de nummers door, maar vooral de licht ironische toon waarmee ze bepaalde – flauwe – teksten zingt, maken van Cécile McLorin Salvant nu al een grote jazzdiva.

Tot slot nog twee dingen: wie onverhoopt een weinig uitgeluisterd mocht raken op haar stem, kan altijd nog terecht bij haar band. Hier zijn geen ingehuurde musici aan het werk die even een zangeres moeten begeleiden, maar doorgewinterde vaklui die zang en instrumentale bemoeienis naar grote hoogte tillen. En de gedetailleerde inzet van een strijkkwartet getuigt van gedegen vakmanschap. Daarom is het jammer dat dit superalbum is verpakt in een hoes die kant noch wal raakt: het ontwerp is van de zangeres zelf, maar is behalve nauwelijks te lezen, voorzien van enkele flauwe tekeningen en licht ingekalkte lichaamsdelen, zoals oogleden en een hand. Waren we dat al niet eerder tegen gekomen bij het album Tokyo’s Bad Boys van de Joris Posthumus Group. Cécile McLorin Salvant zal zeker niet te rade zijn gegaan bij deze altsaxofonist, maar origineel of een aanvulling is het zeker niet bij een onleesbare hoesverpakking.

RINUS VAN DER HEIJDEN

Cécile McLorin Salvant – Dreams and Daggers
Mack Avenue Records / Challenge Records

Cecile McLorin Salvant – zang
Aaron Diehl – piano
Paul Sikivie – contrabas
Lawrence Leathers – slagwerk
Catalyst String Quartet
Gast: Sullivan Fortner – piano

Cécile McLorin Salvant toert in oktober door Nederland en België.
18-10  Oosterpoort, Groningen
20-10  Concertzaal, Tilburg
21-10  De Jazzontsporing, Harelbeke, België
25-10  Concertgebouw, Amsterdam
27-10 Bozar, Brussel, België

www.cecilemclorinsalvant.com

www.mackavenue.com

www.challengerecords.com

Previous

Sterke dynamiek op debuten van Jorrit Westerhof

Next

De trein van Paul van Kemenade raast gewoon door

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook