Wat kan één persoon in een bestaand muziekensemble toch veranderingen teweeg brengen. Neem Spinifex, waar John Dikeman zich bij heeft aangesloten. Het geluid van het sextet heeft met de komst van de tenorsaxofonist andere randjes gekregen, waarbij de groepsidentiteit tóch kaarsrecht overeind is gebleven. Voeg daarbij de ‘terugkeer’ van de Belgische trompettist Bart Maris – hij speelde in 2015 al eens bij zijn noorderburen – en misschien mag je dan wel spreken van Spinifex 2.0.

Het is allemaal te beluisteren op het nieuwste album Amphibian Ardour, het vijfde alweer van dit bijzondere gezelschap. Je vraagt je af hoe de geluidstechnici deze waterstofbom van vrije improvisaties op een cd samengeperst kregen. Wellicht ligt het antwoord in de rest van het Spinifex-concept. Het zijn immers niet alleen vrije improvisaties die de klok slaan: ook Pakistaanse- en Iraanse invloeden en dan met name uit hun soefimuziek, tillen Amphibian Ardour opnieuw naar het topniveau dat alle albums van Spinifex kenmerkt.

Amphibian Ardour heeft wel iets weg van een eerdere oeuvre-topper van Spinifex: Hipsters Gone Ballistic uit 2013. Ook dit album kent een vrijwel dicht geplamuurde structuur, die verrassenderwijs telkens wordt doorbroken met herkenbare ankerpunten. Daar was het de invloed van Indiase Karnaticmuziek die dat hoofdzakelijk bewerkstelligde. Maar op Amphibian Ardour gaat Spinifex verder. De soefi-invloeden zou je dezelfde werking kunnen toedichten als de Indiase muziek, maar de evolutie reikt verder. De aanwezigheid van John Dikeman creëert een nog intensere dichtheid, het prominente trompetspel van Bart Maris klinkt als het wat afgescheiden is van het groepsgeluid exotisch, en leidend in de collectieven.

De manifeste aanwezigheid van John Dikeman zou er op kunnen wijzen dat Amphibian Ardour een cd is die enkel is gebaseerd op woest-geïmproviseerde muziek. Dit is zeker niet het geval: Spinifex blijft Spinifex waar het gaat om het aftasten van grenzen die een bepaalde stijl omspannen. De etnische achtergronden waarvan gebruik wordt gemaakt worden ruim geïnterpreteerd. Ze worden ontdaan van franje, slechts de raamwerken zijn de elementen waarmee Spinifex werkt. En daarmee komt de groep in de nabijheid van jazz: in soli van altsax en gitaar hoor je de traditie, soms in de vorm van hardbop, een andere keer in de overlevering van Europese jazz, zoals die bijvoorbeeld in de jaren zeventig gedijde.

Slagwerker Philipp Moser en basgitarist Gonçalo Almeida zijn een paar apart. Hun voortstuwende staccato-ritmes gunnen spelers en luisteraars geen moment rust. Het tegendeel zou zonde zijn, want deze ritmische bedreigingen zijn nu juist onderdeel van het groepsconcept. De compositie Zikr is daar hét toonbeeld van: het zichzelf alsmaar herhalende, eenvoudige themaatje wordt opgetild als Tobias Klein op altsaxofoon een solo inzet. Slagwerk en basgitaar gunnen hem geen andere mogelijkheid dan die tot aan krankzinnigheid op te voeren. In het daarop volgende Icarus gaan slagwerk en basgitaar juist omgekeerd te werk: zij bieden de vier anderen slechts een straf en simpel ritme waarop dezen hun Arabisch aandoende improvisaties vorm dienen te geven. En hoewel dat er ruig aan toe gaat, passen deze twee schijnbaar onverenigbare tegenstellingen perfect binnen één model: dat van Spinifex.

RINUS VAN DER HEIJDEN

Spinifex – Amphibian Ardour
TryTone

Tobias Klein – altsaxofoon
John Dikeman – tenorsaxofoon
Bart Maris – trompet
Jasper Stadhouders – gitaar
Gonçalo Almeida – basgitaar
Philipp Moser – slagwerk

www.trytone.org

www.spinifexmusic.nl

Previous

Opening Stranger Than Paranoia overweldigend

Next

Stranger Than Paranoia krachtig over volle breedte

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook