Het is de intense hitte die een zinderende nazomerdag kan opleveren. De zon blaakt, waardoor het in een festivaltent in het Groningse plaatsje Garnwerd snikheet is. De kleding van de zes musici op het podium raakt al aardig doorweekt als er zomaar iemand, met een tenorsaxofoon bungelend voor de buik, de bühne opstapt. Was het al waarlijk tropisch, als de vreemdeling als een bezetene begint te blazen, stijgt de temperatuur naar niet te harden hoogte. Het aanwezige publiek overleeft dit bijzondere moment, omdat de hitte die de ademhaling bemoeilijkte, nu lucht geeft door momenten van zeldzame schoonheid.

Het project Hi There eerde met Leo Bouwmeester, Jacko Schoonderwoerd, Eric Boeren, Victor de Boo, Michael Moore en Wolter Wierbos de muzikale nalatenschap van Sean Bergin.

Het was rond de klok van half vijf toen de 33e Zomer Jazz Fiets Tour (ZJFT) net over de helft was en in die tent in Garnwerd de vlam écht in de pan sloeg. Het gebeurde tijdens het project Hi There – The Music of Sean Bergin. Zes musici eerden de muzikale nalatenschap van een unieke musicus die zeven jaar geleden, op 1 september 2012 overleed. En hoe anders kun je dat doen dan door zeldzaam te musiceren. Door momenten te creëren zoals in de inleiding van dit artikel beschreven. En daarmee de 2019-editie van de ZJFT veilig te stellen. Want dit unieke jazzfestijn, daar op de uitgebreide steppen van het Reitdiepdal heeft altijd wel iets dat je nog nooit hebt beleefd en dat maakt dat slechts die paar tellen in de eeuwigheid, de gang naar dat bijzondere platteland achter de rook van Stad Groningen meer dan lonend maken.

Hi There – The Music of Sean Bergin is een initiatief van slagwerker Victor de Boo die met cornettist Eric Boeren, altsaxofonist Michael Moore en trombonist Wolter Wierbos drie van de vijf blazers van MOB (My Own Band) van Sean Bergin weer aan een podium toevertrouwde. Mét pianist Leo Bouwmeester en contrabassist Jacko Schoonderwoerd werd de muziek van Sean Bergin in een nieuw kader geplaatst: even statig en chique als bij MOB. En tegelijk even ongepolijst en rauwdouwerig als Bergin haar gedacht zou hebben. Dat plechtige was te horen in Sofa, met omfloerste klanken van altsax, cornet en trombone en van god los in Don’t Fuck Up The Children – een verwijzing naar Sesamstraat – met een aanzet tot een mars die er maar niet leek te komen.

Tobias Delius gaf een weergaloze solo op tenorsaxofoon.

Tot plotseling een man met een tenorsaxofoon het podium beklom. Het bleek Tobias Delius, die half en half – maar waarschijnlijk niet – werd verwacht door de anderen. Wolter Wierbos verklaarde zijn komst nadien heel fraai: “It happened to be in that time.” Hoe het ook zij, Tobias Delius maakte van de ‘veroordeling’ van Sesamstraat mede een ware triomfmars. Maar toen… Toen klonk Trainride op, met een tenorsolo zoals die zelden is gehoord. Delius’ ogen puilden uit, zijn blaaskracht benaderde die van een tornado, zijn tempo werd allengs sneller en sneller, terwijl de drie andere blazers de drijfjacht van hun collega inbedden in een donzig dekbed. Tja, dit was jazz… Zoals die nauwelijks ooit nog wordt gehoord. De geest van Sean Bergin werd vaardig. Bij leven zou hij er ongetwijfeld nog een hebben genomen en zich daarna écht hebben dood gelachen. En ‘Hi there’ hebben geroepen naar het uitzinnige publiek.

Het streven van drummer Paal-Nilssen Love leek erop gericht Mats Äleklint en Per-Ake Holmlandeer ten onder te laten gaan in een kolkende zee van slagwerk.

Deze ZJFT barstte uit zijn voegen door het onwaarschijnlijk vrije programma dat organisator en programmeur Marcel Roelofs had samengesteld. Vrijheid had de grootste mond in alle concerten die JazzNu bezocht. Neem het concert in het buiten dienst gestelde kerkje van Oostum, waar de Noorse drummer Paal Nilssen-Love zich liet vergezellen door een trombone en tuba. ‘Boem Boem’ stond er op zijn bassdrum geschilderd en boemboem werd het. Paal Nilssen-Love’s enige streven leek er op gericht de twee blazers in een kolkende zee van slagwerk ten onder te laten gaan. De vochtvlekken op een muur, linksboven de speelplek van het trio, leken zich met de minuut uit te breiden.

Toch was het niet alleen de drummer die met zijn worstelmethoden op zijn instrument het concert smoel gaf. Tussen de vrije improvisaties door leken tuba en trombone onderzoek te doen. De tuba door met zijn eigen rekbaarheid in de laagte te gaan vogelen, terwijl ondertussen de trombone exploreerde in de hoogte. Ongewone handelingen die je – zeker gezien de tijd die de beide musici ervoor namen – hoogst zelden beleeft.

Meinraad Kneer is de contrabassist van Dalgoo.

Dalgoo had Museum Wierdenland in Ezinge opgezocht. Het kwartet met de initiatiefnemers Tobias Klein en Lothar Ohlmeier bestaat al sinds 1998, lag een tijdje stil, maar is sinds twee jaar weer springlevend. Hun akoestische muziek is voortdurend schatplichtig aan de rijke traditie van de jazz, ook al is de titel van een van hun stukken (vertaald): Lijk in de kast. Prachtig en weloverwogen is de instrumentatie: altsaxofoon, twee basklarinetten, contrabas en drums. De twee blazers waren vaak elkaars contrapunt, hetgeen tot spannende, rekbare en immer boeiende passages leidde. De rode draad van de 33e ZJFT was ‘drummers’. Nou, hier bij Dalgoo was er weer een. Christian Marien eerde zowel het verleden als de toekomst, waarnaar hij zich met verve een weg sloeg.

Christian Marien gaf het thema van de ZJFT ‘Drummers’ volop vorm.

Jasper van ’t Hof en Jamie Peet verzorgden een van de vijf openingsconcerten. Een toetsenist en een slagwerker, wat betreft leeftijd nogal ver uit elkaar liggend, wat kon je daar dan van verwachten? Alles wat je maar kon bedenken. Jasper van ’t Hof maakt achter zijn toetsinstrumenten vaak de indruk dat hij maar wat aan rommelt; het tegendeel is waar. Zonder zichtbare krachtsinspanning stapelt hij samples opeen, neemt achter de piano plaats, daagt daar zichzelf én de vooraf opgenomen elektronica uit. En bereikt daarmee verrassende stekjes binnen muziek die zodoende nooit voorspelbaar wordt.

Jasper van ’t Hof controleert in volle concentratie zijn elektronica.

Een walsje, een ballade, vrij geïmproviseer, vaak repeterend, Jasper van ’t Hof gaf Jamie Peet er volop ruimte mee om daar eigen initiatieven tegenover te zetten. En dat ging de vriendelijke glimlachende slagwerker even gemakkelijk af als de op nonchalance lijkende verrichtingen van zijn collega. Die overigens het samensmelten van elektronische en akoestische klanken steeds gesmeerder laat verlopen. Hetgeen deze mooie synthese alleen maar toekomstbestendiger maakt.

Jamie Peet anticipeerde volledig op de verrichtingen van zijn collega Jasper van ’t Hof.

Over synthese gesproken. Op het programma prijkte het buitenbeentje L’Orchestre Mécanicien. Uitvinder en hoeder daarvan is Peter Zegveld, die behalve musicus ook theatermaker en beeldend kunstenaar is. Die drie hoedanigheden komen samen in zijn Orchestre Mécanicien, een verzameling oud ijzer, olievaten, gerecyclede rotzooi, vliegwielen, elektrische apparatuur en compressors die voor nauwelijks te reguleren muziek zorgen. De ‘instrumenten’ worden bediend door Zegveld zelf, tenorsaxofoniste Elsa van der Linden, multi-instrumentaliste Marta Warelis en Luc Ex, die op een ‘normale’ semi-akoestische basgitaar speelt.

Bedenker en uitvoerder Peter Zegveld temidden van de mechaniekwinkel van L’Orchestre Mécanicien.

‘On Board’ schreeuwde Luc Ex en daarmee ving een vervreemdend concert aan. Dat meteen een dringend beroep deed op de vindingrijkheid en het technisch vernuft van bedenker Zegveld, omdat een compressor uitviel. Ex en de twee vrouwelijke bandleden speelden zoetjes door, terwijl Peter Zegveld met een slang en tang de compressor nieuwe adem inblies. Toen het Orchestre weer op sterkte was, werd er iets ‘contemplatiefs’ gebracht en ontvouwde zich een klankenlaboratorium met krakende, knallende, piepende, gillende en nog tal van andere geluiden. Wie door de aanstellerij en flauwe grappenmakerij van Luc Ex heen keek, kreeg in elk geval een aanstekelijk schouwspel opgediend. Het concert eindigde met een explosietje, een knal en een boerenschuur vol rook: afgelopen!

Luc Ex stond voor geluidseffecten in een bakje met zand.

De Zomer Jazz Fiets Tour wordt elke laatste zaterdag van augustus georganiseerd in het Groningse Reitdiepdal. De avond ervoor vindt de eigenlijke opening plaats met twee concerten, telkens op een andere locatie in Stad Groningen. Ditmaal was gekozen voor poppodium Vera, een prachtige plek die twee zo mogelijk nog prachtiger concerten opleverde. Dat van Kuhn Fu met gast John Dikeman deed het net iets beter dan het toch al naar de hemel reikende trio Kalfa/Warelis/Ekincioglu.

Dit trio werd van dichtbij huis gehaald, al doen de namen van de bandleden anders vermoeden. Zangeres Sanem Kalfa, toetseniste Marta Warelis en contrabassist Esat Ekincioglu studeerden aan het Prins Clausconservatorium in Groningen. Zangeres en contrabassist speelden voor het eerst samen in Atelierkelder Il Sole in Cantina, een Groningse experimenteerplek die na twintig jaar in zijn bestaan wordt bedreigd. Om te trachten dit te voorkomen werd deze openingsavond van Zomer Jazz Fiets Tour 2019 in het teken van Il Sole in Cantina ingericht.

Sanem Kalfa durft alles aan met haar stem.

Sanem Kalfa is een zangeres die álles aandurft met haar stem, een hondsbrutale podiumpersoonlijkheid is en haar vocale capriolen ondersteunt met soms stuurse en dan weer flexibele elektronische ondersteuning. Zij knalde er bij aanvang van het concert meteen genadeloos in met keiharde stemuithalen en zo mogelijk nog luidere elektronische orkanen. Om meteen te vervolgen met Departure Song, een soort ballad waarin ingenieuze elektronica en samples zich innig vervlochten met stem, contrabas en toetsen.

Met een compositie over liefdesverdriet werd toegewerkt naar een verrassend einde, waarbij Sanem Kalfa de hulp inriep van George Hadow, de drummer van Kuhn Fu, dat hierna optrad. Hadow deed het thema ‘drummers’ van deze ZJFT-jaargang alle eer aan. Hij sloeg onwaarschijnlijk strak én hard de ritmiek van een nummer dat diverse bezoekers in de zaal op dansersvoeten plaatste. Waarmee het trio op het podium dat voor het eerst samen optrad, een droomdebuut deponeerde.

Kuhn Fu is behalve een technisch volmaakt kwartet ook een ensemble dat de harde werkelijkheid in een humoristisch en afbrokkelend kader plaatst. Leider Christian Kuhn durft het aan zijn oorlogszuchtige Duitse voorvaderen uit de jaren dertig en veertig van de vorige eeuw te parafraseren, zonder hen ook maar een greintje sympathie te betuigen. Hij is tevens een uiterst vakkundige gitarist die de muziek leidt en telkens maar weer laat exploderen.

John Dikeman trad voor de gelegenheid op in een flatteus rood jurkje.

Voor dat laatste zorgde ook gast John Dikeman. Hij had naast zijn tenorsaxofoon diens grotere broer, de baritonsax, meegebracht. Dat hield een kruistocht in naar de grenzen van muziek. Met Dikeman op baritonsaxofoon, Ziv Taubenfeld op basklarinet en Esat Ekincioglu op contrabas dook Kuhn Fu naar de duisternis van muzikale diepzeeën. Indrukwekkend hoor! Maar John Dikeman imponeert het meest op de tenorsaxofoon. Keurig gekleed – zoals dat heet – in zwart kostuum, met wit overhemd en zwarte stropdas leken zowel zijn uiterlijk als spel op altsaxofonist Joris Posthumus. Met de ogen dicht vroeg je je af of je Joris Posthumus op tenorsaxofoon hoorde spelen of John Dikeman op altsaxofoon. Beiden zijn brute krachtpatsers, met een bloedend hart voor de jazztraditie.

Met John Dikeman bracht Kuhn Fu pure punk, slechts geplaatst op de grondvesten van geïmproviseerde muziek, zonder gas, licht en water. Ieder bandlid overtroeft zijn eigen grenzen. Een overblazen basklarinet horen krijsen, een contrabas horen scheuren alsof er een Centuriontank met 250 km per uur over de autosnelweg raast en bergbeklimmer Hans Schmitz uit Zwitserland langs de flanken van een berg omlaag horen storten, het zit allemaal in het concept van Kuhn Fu. Dat dit gedenkwaardige optreden afsloot met de schizofrene opera The Fisherman and his Wife, met voor de gelegenheid John Dikeman in een flatteus rood jurkje, leek volkomen natuurlijk. Evenals het rode jurkje, want het gaat immers om een schizofrene opera. Waardoor Dikeman tegelijk de visser is en diens vrouw.

Christian Kuhn, de charismatische leider van Kuhn Fu.

Snapt u het allemaal niet meer zo goed? Niet erg. Wel zo snel mogelijk de gelegenheid te baat nemen om Kuhn Fu elders te gaan zien. Een schizofrene gebeurtenis, net wat u zegt. Wel echter met muziek die je hoofd danig door elkaar schudt, elk mogelijk schizofreen opduikend element hartgrondig verwijdert en je de komende jaren vrijwaart van bezoeken aan psychiater of psycholoog.

En voor de bezoekers van deze openingsavond, dit allemaal met grote dank aan de Zomer Jazz Fiets Tour 2019.

De 33e editie wentelde zich in overdadig zonlicht. Daardoor werden de grastoendra’s van het Reitdiepdal omgebogen naar fluorescerend groen, maakte de uitbundige kledij van de deelnemers je haast kleurenblind en vierden de grijze hoofden en het – nogal eens té overdadig getoonde – rimpelende vlees van het overgrote deel van de op elektrische fietsen voortsnellende 50-, 60- en 70-plussers hoogtij. Een mooi gezicht, hoor.

Maar het is voor organisator Marcel Roelofs te hopen dat zich de komende jaren heel wat meer jongeren op het stalen ros hijsen. Want als de ZJFT het van de deelnemers van de afgelopen jaren moet blijven hebben, ligt een zachte, langzaam voortschrijdende dood in het verschiet.

RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA KESSELS

 

Zomer Jazz Fiets Tour
Vera Groningen, 30 augustus ‘19
Diverse locaties Reitdiepdal Groningen, 31 augustus ‘19

 Trio Kalfa / Warelis / Ekincioglu
Sanem Kalfa
– zang en elektronica
Marta Warelis – piano en toetsen
Esat Ekincioglu – contrabas

Kuhn Fu & John Dikeman
Ziv Taubenfeld
– basklarinet
Christian Kuhn – gitaar
Esat Ekincioglu – contrabas
George Hadow – slagwerk
Gast: John Dikeman – tenor- en baritonsaxofoon

Jasper van ’t Hof & Jamie Peet
Jasper van ’t Hof
– piano, toetsen en elektronica
Jamie Peet – slagwerk

Dalgoo
Tobias Klein
– altsaxofoon en basklarinet
Lothar Ohlmeier – basklarinet
Meinrad Kneer – contrabas
Christian Marien – slagwerk

Paal Nilssen-Love – Fish & Steel
Mats Äkelind
– trombone
Per-Ake Holmlander – tuba
Paal Nilssen-Love – slagwerk

Hi There – The Music of Sean Bergin
Michael Moore
– altsaxofoon en klarinet
Eric Boeren – cornet
Wolter Wierbos – trombone
Leo Bouwmeester – piano
Jacko Schoonderwoerd – contrabas
Victor de Boo – slagwerk
Gast: Tobias Delius – tenorsaxofoon

Peter Zegveld – L’Orchestre Mécanicien
Peter Zegveld
– machines
Marta Warelis – toetsen, machines, snaren
Elsa van der Linden – tenorsaxofoon
Luc Ex – basgitaar

www.zjft.nl

Previous

Tim Finoulst Trio en Bert Joris eren mens als machine

Next

Louis Moholo-Moholo en 5 Blokes laten Bimhuis daveren

1 comment

  1. Mooi verslag van dit prachtige festival. Alleen, om Kuhn Fu als pure punk te kwalificeren, daarmee doe je ze toch hevig tekort. Het kwam op mij veel meer over als een melange van Zappa, Jazz-rock, progrock en free jazz. Punk is altijd in ideologische zin anti-virtuositeit en anti-intellectualistisch geweest en dit was een wervelende doordachte pastiche op ook nog eens een technisch hoog niveau.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook