Het begon als een gedachtenflits, werd een droom, kreeg concretere vormen en op zomaar een avond in Amsterdam gebeurde er een wonder. ‘Near East Up North’ beleefde zijn wereldpremiére in Muziekgebouw aan het IJ en daarmee kan muziekminnend Nederland beginnen om zijn adem in te houden. Want het project van Martin Fondse en Mete Erker is de zoveelste mijlpaal in de geschiedenis van de Nederlandse geïmproviseerde en gecomponeerde muziek. 

Tenor- en sopraansaxofonist Mete Erker bezocht in 2012 de Music Meeting Nijmegen  waar hij werd getroffen door de muziek van zijn Turkse collega Derya Türkan. Deze bespeelt de kemençe, de Turkse knieviool. Hij is er een grootmeester op. Mete Erker dacht meteen: met Derya wil ik iets gaan doen. Het idee kreeg vorm toen hij muzikale vriend en componist Martin Fondse van zijn plannen op de hoogte bracht. Die was meteen enthousiast en schreef de negendelige suite Karavansarai, die de kern vormt van Near East Up North. Het initiatief beoogt een brug te slaan tussen (het Turkse) Anatolië, de Balkan en onze westerse muziekcultuur. Het samenbrengen van die verschillende stijlen heeft één gezamenlijk lijmmiddel: de blues.

Mete Erker en Derya Türkan.
Mete Erker en Derya Türkan.

KLAAGZANGEN

De blues kent vrijwel iedereen als een vorm van Amerikaanse volks- en Afro-Amerikaanse muziek. Maar de blues leeft ook in talloze andere muziekstijlen over de hele wereld. Denk aan de fado, flamenco, rebetika en tango, of heel lang geleden aan de klaagzangen uit de renaissance- en barokmuziek. Ook landen als Bulgarije, Turkije,  Perzië en Egypte hebben hún blues als bouwsteen in hun muziek getild. Weemoed, verdriet, heimwee, kapotte liefdes, armoede en nog veel meer menselijke aspecten kennen de blues als uitdrukkingsvorm.

Reizen dobbert ook dikwijls op de blues. Dat uitgangspunt hebben Martin Fondse en Mete Erker genomen voor Near East Up North. Een reis die verschillende muziekculturen aan elkaar smeedt en die door grote uitvoerders vorm krijgt: het Nederlandse ensemble Asko|Schönberg – gespecialiseerd in moderne klassieke muziek – tenor- en sopraansaxofonist Mete Erker en kemençespeler Derya Türkan. Zij kregen aanvulling van toppers uit de nationale en internationale jazzscene: pianist Jeroen van Vliet, contrabassist Eric van der Westen en slagwerker Jarrod Cagwin.

De instrumentatie van de vijftien musici plus dirigent Martin Fondse is wezenlijk. Daarom dient deze ook te worden genoemd: de viool, altviool, cello, fluit, hobo, klarinet, basklarinet, hoorn, trompet, tuba en percussie van Asko|Schönberg, uitgebreid met voornoemde tenor- en sopraansaxofoon, kemençe, piano, contrabas en slagwerk.

Een van de grootste krachten van het project is de ingenieus uitgekiende inzet van de instrumenten in de diverse concertdelen. Met deze instrumentatie en de kunde die haar doet leven, heeft Martin Fondse dusdanig ‘geschilderd’ dat hij de bogen die de verschillende culturen omspannen, organische krachten heeft meegegeven. Het concert begint met de vereenzaamde klank van de kemençe, die bij de première iel maar doordringend in de ruimte van Muziekgebouw aan ’t IJ ging zweven. De platte, ronde Turkse trom van slagwerker Jarrod Cagwin sloot bescheiden aan, daarna de tenorsaxofoon van Mete Erker, waarna alle instrumenten een voor een in de muziek schoven.

TRAGE TUSSENSTUKKEN

De reis van Fondse/Erker begon in Istanbul, dat was duidelijk. Het volledige ensemble klonk als een groot Turks klassiek orkest, uiterst authentiek, incluis de typische trage tussenstukken die ingelegd worden om de spanning te doen toenemen. De authenticiteit was uiterst gedoseerd: het orkest trok het publiek een paar minuten Anatolië in en liet toen los. Waarmee meteen een van de doelstellingen van het project werd blootgelegd: het ging hier niet om het naspelen van Turkse en andere muziek, maar juist om het interpreteren ervan.

De suite Karavansarai kent vier pijlers: Near, East, Up, North, die worden ingekaderd door vijf delen Karavansarai. Een karavansarai is een traditionele plek in het Midden-Oosten, Turkije en Noord-Afrika, waar reizigers kunnen overnachten. Door hun verhalen wordt daar de overlevering gevoed. Bij Martin Fondse zijn het de plekken waar de musici elkaar treffen en waar zij naar eigen inzicht mogen improviseren op het materiaal dat Martin Fondse hen heeft aangereikt. Dat leverde schitterende fragmenten op, zoals toen de trompettist van Asko|Schönberg op gestopt instrument een nieuw deel inzette, waar Jeroen van Vliet met zijn piano een, twee, drie noten onder legde.

Dit was een van de vele breekbare combinaties die subtiel een plaatsje kregen in de totaalklank. De kemençe zorgde nogal eens voor andere. Het hese en ruimtelijke geluid van het instrument sloot een verbond met de piano en daarin versmolt dan weer de tenorsaxofoon. En wat te denken van de wonderschone combinatie van kemençe, basklarinet, sopraansaxofoon en cello. Het was telkens weer deze kristallen breekbaarheid die de muziek haar bijna sacrale karakter meegaf. Betrek daarbij dat de musici slechts vier dagen de tijd hadden om het geheel in te studeren, plus hun plek te zoeken waar zij tijdens de uitvoeringen kunnen improviseren.

De reis van Karavansarai begint bij Near, dat staat voor Turkije. In deel twee, East, reizen de musici naar Oost-Europa, in deel drie, Up, wordt de westerse, twintigste eeuwse muziek van componisten als Webern, Stravinsky, Messiaen en Schönberg aangestipt – waarmee niet gezegd is dat hun oeuvre doorklinkt in dit deel, hun werk dient slechts als kapstok – en dringen zich ook overduidelijk jazzpassages op. En in deel vier, North, komen alle behandelde ‘windrichtingen’ in een soort apotheose weer bij elkaar. Hier wordt ten overvloede getoond hoe de ineenstrengeling van culturen in dit project zo’n unieke uitvoeringsvorm heeft gekregen.

GIL EVANS

Martin Fondse en Mete Erker hebben een ongeëvenaarde prestatie geleverd. De componist betoont zich steeds vaker als een soort Gil Evans, maar dan met een veelzijdigheid, fantasie, afwisseling en vooral durf in het kwadraat. Mete Erker is een solist van topformaat, die hier ongetwijfeld enig voordeel heeft gehad van zijn deels Turkse afkomst, maar inmiddels zo veelzijdig is dat hij als Wodan álle muziek berijdt. En Asko|Schönberg? In Near East Up North vormde het de ene keer de bedding waarin de muziek werd gewiegd, een andere keer de bereider van passages die gingen volgen. Het was een lust om te zien hoe de orkestleden hevig meeswingden als de vrije vogels van de jazz werden losgelaten.

Near East Up North is een initiatief dat een vaste plaats zou moeten krijgen op de concertagenda van alle concertzalen in Nederland en daarbuiten. De huidige tournee van slechts zeven concerten – inclusief de hier besproken première – doet deze indrukwekkende totaalgebeurtenis te weinig eer aan.

RINUS VAN DER HEIJDEN
beeld GEMMA VAN DER HEYDEN

Martin Fondse en Mete Erker: Near East Up North (wereldpremière)
Amsterdam, Muziekgebouw aan ’t IJ, 29 oktober 2015

Mete Erker – tenor- en sopraansaxofoon
Derya Türkan – kemençe
Jeroen van Vliet – piano
Eric van der Westen – contrabas
Jarrod Cagwin – slagwerk en percussie
Asko|Schönberg
Martin Fondse – componist en dirigent

www.askoschoenberg.nl
www.mete.nl

Previous

Spinifex heeft volop redenen voor een daverend feestje

Next

Bruinsma's Pumporgan laat je verdwalen in je eigen brein

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook