Michael Moore kijkt verwonderd naar al het moois om hem heen.

Een bonte stoet aan muzikanten maakte van het DOEK-festival 2019 een unieke, energieke happening vol spannende nieuwe maffe tegendraadse improvisatiemuziek.

Wolter Wierbos vertolkte onder meer de muziek van Cor Fuhler.

De zaal van het Bimhuis is voor de gelegenheid omgetoverd tot een sprookjesachtig verlichte bazaar. De tribunestoelen zijn verdwenen. In plaats daarvan is er een van houten fruitkistjes gebouwd plein, met marktkramen waar ook daadwerkelijk allerhande koopwaar wordt aangeboden, zoals kunstwerken, vinyl en cd’s. Ook kun je onder DOEK-klanken je toekomst laten voorspellen door een waarzegster of je in de maling laten nemen door een kaartspeler. Maar bovenal wordt er muziek aangeboden, in alle experimentele vormen, kleuren en dimensies die de improviserende DOEK-muzikanten en hun gasten te bieden hebben.

John Dikeman, Oscar Jan Hoogland en Harald Austbø maken deel uit van het collectief Amsterdam Real Book.

Bij binnenkomst wordt het publiek warm geblazen met op vurig jongehondentempo gespeelde stukken van Misha Mengelberg, waaronder Wij gaan naar de Italiaan en het rock’nrollnummer Brözziman. Het gelegenheidskwintet Oscar Jan Hoogland, Onno Govaert, Harald Austbø, Jasper Stadhouders en John Dikeman (op respectievelijk piano, drums, cello, gitaar en tenorsaxofoon) maakt deel uit van een twintigtal muzikanten die zich onder de naam Amsterdam Real Book richten op het werk van legendarische improvisatiepioniers als Misha Mengelberg, Theo Loevendie, Willem Breuker en Leo Cuypers.

Met zijn betoverende stem zingt de Senegalees-Nederlandse Mola Sylla de zaal muisstil.

John Dikeman heeft de laatste noten nog niet geblazen of in de tegenoverliggende hoek van de zaal richt het spotlicht zich op een gedaante die als een neerdalende engel boven het publiek uittorent. Met zijn betoverende stem zingt de Senegalees-Nederlandse Mola Sylla de zaal muisstil, totdat marktgeluiden – stemmen, klanken, gedempte fietsbellen – de sfeer doorbreken en zich vanuit verschillende plekken in de zaal muzikanten laten horen. De fagot van Dana Jessen eist moeiteloos de aandacht op. Zoals ze later die avond en zaterdag vaker zal doen, trekt Jessen alle mogelijke en schier onmogelijke technieken uit de kast. Nu eens stoot ze ritmisch pokkend, hijgend en klakkend kreten uit als van een hert in nood, dan weer overstroomt haar instrument met veelkleurige melancholie.

De fagot van Dana Jessen eist moeiteloos alle aandacht op.

In de momenten daarna zakt de mooi opgebouwde spanning in. Van overal en nergens creëren muzikanten geluidsflarden, geblazen tonen, percussieve klanken (met flessen gevulde plunjezakken sorteren veel effect). Cellist Harald Austbø gebruikt veel tijd om een verhaal te vertellen, terwijl Annelie Koning en Ibelisse Ferragutti meer bezig zijn met scènetjes en entourage dan met hun stem. Op verschillende plekken in de zaal wordt ook muziek gemaakt, maar het geheel doet wat vrijblijvend aan. Iedereen lijkt te experimenteren met zijn of haar eigen ideeën en het ontbreekt aan focus. Mogelijk had het beter uitgepakt als het publiek net als op een echte markt door de zaal had geslenterd, zodat de aandacht zich op de ene performance na de andere zou richten in plaats van alles tegelijk. Mogelijk waren verborgen pareltjes, zoals het prachtige trage liedje In the air voor contrabas, fagot en klarinet dan beter uit de verf gekomen.

Wilbert de Joode en Jasper Stadhouders maken deel uit van improviserende zoektochten die langs melodieuze herinneringen, hoekige ingevingen, akoestische reflecties en atonale obsessies voeren.

Op andere momenten werkt de chaos juist heel aanstekelijk en krijg je het gevoel in een Fellinifilm te zijn beland, met improviserende zoektochten die langs melodieuze herinneringen, hoekige ingevingen, akoestische reflecties en atonale obsessies voeren. Waarbij humor en ironie niet uit de weg worden gegaan. De akoestiek van het Bimhuis blijkt diepere lagen te hebben wanneer uit de krochten van het gebouw opstandig olifantengetetter klinkt en even later vanaf de andere kant trombonist Wolter Wierbos in een kruiwagen het podium op wordt gereden. Muziek van Nino Rota weerklinkt in een feest met dodelijke afloop, waarna de omgevallen Eric Boeren op zijn rug liggend zijn eigen dodenmars blaast.

De flexibele en veelzijdige slagwerker Onno Govaert betoont zich beide avonden een stevig verankerd baken dat steun en sturing geeft. Rechts Jasper Stadhouders.

Er zijn twee pianisten, drie stemmen en meerdere blazers, maar er is slechts één muzikant voor twee drumstellen en dat is Onno Govaert. De flexibele en veelzijdige slagwerker betoont zich beide avonden een stevig verankerd baken dat steun en sturing geeft: moeiteloos switcht hij tussen subtiele steuntjes in de rug en krachtig opstuwend en sturend spel. In zijn solo komen samengebalde energie en concentratie tot uiting in een zorgvuldige opbouw en een verwonderende creativiteit.

De improviserende danseressen Miri Lee en Makito Ito worden begeleid door Mola Sylla en Jasper Stadhouders.

De tweede avond openen Wilbert de Joode, Kaja Draksler, Onno Govaert, Wolter Wierbos, Michael Moore en Molla Sylla op het podium bij de deur met muziek van Cor Fuhler. Oud-DOEK-lid Fuhler woont al jaren in Australië en dat hoor je terug in titels als Kameel 6 en Zandkasteel. Waar Mola Sylla zich gisteren vooral een gevoelige zanger betoonde, zet hij deze avond zijn enorme improvisatievocabulaire in. Zijn stem heeft vele dimensies. Als het concert op het podium wordt voortgezet met de voltallige band, waar ook nog twee improviserende dansers aan zijn toegevoegd, steekt een heerlijke storm aan improvisaties op, waarna opeens de lente aanbreekt in de vorm van een bevrijdende solo van Michael Moore. Pianiste Kaja Draksler opent, gebogen over de snaren van de vleugel, een prettig vat van Pandora. Als altijd vallen haar ingenieuze spel en haar grote ideeënrijkdom op.

De compositie ‘The Monger’ van Eric Boeren was een van de hoogtepunten van het Doek Festival.

Een van de hoogtepunten vormt het stuk The Monger van Eric Boeren, dat begint met een lied in een oudhollands aandoende welsprekende taal, waarna Mola Sylla zich ontpopt als fabuleuze tapijtenverkoper en de band uiteenvalt in duo’s en trio’s met spreekzingende stemmen en tijgerende dansers. De avond wordt afgesloten met een optocht van op roestvrijstalen schalen trommelende muzikanten, als een vrolijke knipoog naar Zen.

ANNE-MARIE VERVELDE
Foto’s GEMMA KESSELS

The Market – DOEK-festival
Bimhuis, Amsterdam, 14 en 15 juni 2019

DOEK-muzikantencollectief

Eric Boeren kornet
John Dikeman – tenorsaxofoon
Kaja Draksler – piano
Oscar Jan Hoogland – piano, toetsen
Wilbert de Joode – contrabas
Michael Moore – klarinet, altsaxofoon
Jasper Stadhouders – gitaar
Wolter Wierbos – trombone

Gastmuzikanten

Harald Austbø – cello
Ibelisse Ferragutti – stem
Onno Govaert – slagwerk
Makiko Ito – dans
Dana Jessen – fagot
Annelie Koning – stem
Miri Lee – dans
Mola Sylla – stem
Nelli Bodt – licht

 

ORGANISATIE DOEKFESTIVAL

Previous

NJA Vriendendag voor de verstokte oudere liefhebber

Next

Peter Beets duikt geschiedenis in met George Gershwin

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook