Na een twaalfjarig samenzijn vond de formatie Anderson-Bennink-Glerum-Van Kemenade het tijd eens fiks de bezem door het repertoire te halen. En gelijk hebben ze, die vier. Met een volledig vernieuwde speellijst sloten zij het muziekseizoen 2018-2019 in Paradox af en begonnen zij aan een nieuwe tournee. De verrassingen waren niet van de lucht.

Ray Anderson onderzocht opnieuw alle hoekjes en gaatjes van zijn trombone.

Het is fascinerend om vast te stellen hoe jazzmusici voor wie ooit geen grens te ver was, in sommige gevallen terugkeren naar hun wortels. Archie Shepp is er een treffend voorbeeld van: in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw ging geen zee hem te hoog als het om het prediken van vrije muziek ging. Daarna keerde hij met zijn oeuvre terug naar de oorsprong van de jazz: de blues en de klanken uit de New Orleansjazz. David Murray vond er een variant op: hoewel vrijheid zijn hoogste goed is, liggen in zijn spel altijd gospel, blues, New Orleans en jaren-dertigswing ingebed. Luister bijvoorbeeld maar eens zijn album Flowers for Albert of beter nog naar het stuk Bechet’s Bounce van de elpee Live at the Lower Manhattan Ocean Club uit 1978.

Paul van Kemenade bestudeert zijn partituur.

Zeer waarschijnlijk moet je als jazzmusicus een bepaalde rijpheid hebben bereikt om ver in de krochten van de jazzgeschiedenis af te dalen. Ray Anderson, Han Bennink, Ernst Glerum en Paul van Kemenade zijn nu zo ver, getuige het intrigerende concert in Paradox, waarmee ze een tournee openden en die met de geboorte van negen nieuwe stukken de terugkeer naar de bodem van jazzmuziek inzetten. Toegegeven, trombonist Ray Anderson heeft zijn spel altijd doordrenkt met elementen uit de vroege jazz en bij altsaxofonist Paul van Kemenade is de melodische rijkdom en de voortgaande ritmiek van de blues ook nooit ver te zoeken. Maar wat te denken van contrabassist Ernst Glerum en vooral slagwerker Han Bennink, mede-grondvesters van de vrij-geïmproviseerde muziek in Nederland? Zij zijn zelden of nooit zo ver afgedaald naar de basis van jazzmuziek en even zelden of nooit hebben zij zich daarin ware meesters betoond.

Han Bennink

De mengeling van oude jazzvormen en eigentijdse verworvenheden reikte naar een opgepoetst nieuw geluid. Al in het eerste stuk van de avond, Cement van Ernst Glerum waren sporen van de jazztraditie te horen. De voortschrijdende contrabas en drums – met het strakke ‘militarisme’ van de New Orleans funeral music – werden verdrongen door de van ongeduld trappelende altsaxofoon en trombone. Om uiterst vrij het karakter van de muziek naar deze tijd te transformeren.

In Improvisatie naar Roller Coaster kroop Paul van Kemenade naar de diepten van zijn altsaxofoon om afwisselend met de gestopte trombone van Ray Anderson korte soli te vertolken. Waarop de altsaxofonist kans zag met zijn zo typische, juichende frases zijn thuisbasis Paradox in hogere sferen te blazen. Juist hier was New Orleans op nog geen steenworp afstand verwijderd. Mrs. City was daarna een blues die overging in een Caribisch tempo; dat die niet altijd gemakkelijk te produceren was bleek uit de ‘pfff’ die aan de mond van Paul van Kemenade ontsnapte, nadat hij zijn toeter uit de mond had genomen.

Ernst Glerum

In As Easy As had componist/trombonist een opeenstapeling van fragmentjes voorgeschreven. Een lijzig themaatje verschafte voldoende ruimte om er eens flink improviserend tegenaan te gaan. No Solid Ground, eveneens van Anderson, benadrukte de dansbaarheid die vrijwel alle gespeelde stukken deze avond kenmerkte. En tevens de vaststelling dat de blues daarvoor een uitermate geschikt vehikel is.

En dan was er zomaar, ‘ins Blaue Hinein’, kwelamuziek. Omvat in het stuk Kwela Kweetnie van Van Kemenade. Waarin de blijde verrassing zat verpakt van ene Han Bennink die in een totaal andere modus de muziek retestrak naar Zuid-Afrikaanse townships sloeg. Enne… was het toevallig dat je hier Albert Ayler nogal nadrukkelijk in hoorde doorklinken en dat voornoemde Flowers for Albert – David Murrays imponerende ode aan deze tenorgigant – eveneens in een vaas werden gezet?

Ray Anderson, Han Bennink, Paul van Kemenade en Ernst Glerum in een vrolijk onderonsje vóór aanvang van hun concert in Paradox.

Het laatste stuk van het concert, Tichawonana, was wederom verankerd op een tweede pijler van jazz: de puur Afrikaanse invloeden ervan, in het fleurige jurkje van wederom kwela. En omdat ritmes het hoofdbestanddeel van Afrikaanse volksmuziek vormen, trokken Han Bennink en Ernst Glerum de kar. Op sublieme wijze, waarbij zij ten overvloede aantoonden dat hun zo rijke, jarenlange verblijf in de hemelen van de Nederlandse jazz een onbetaalbare ervaring heeft opgeleverd.

Het vakmanschap van alle vier de leden van het kwartet is natuurlijk genoegzaam bekend. Toch vond Ray Anderson het in Blue Ray – terecht – nodig om met een zoeklamp alle hoekjes en gaatjes van zijn trombone nog eens te belichten. Om zodoende de andere bandleden zo organisch mogelijk hun plek in de compositie te laten innemen. De interactie tussen altsaxofoon en trombone kwam hier wel heel nauw, maar eventuele wolkjes die dit konden beletten kregen niet eens de kans aan het firmament te verschijnen.

Ray Andersom gebruikte de demper voor zijn instrument uiterst effectief.

Met de toegift – het enige niet eigen stuk van de avond – werd de tijdlijn van de jazzhistorie strak gespannen. Er was gekozen voor Song for Che, een compositie van Charlie Haden die hij in 1970 schreef voor het Liberation Music Orchestra. Met jazz uit de beginjaren – pakweg vanaf 1915 – naar die van 1970, uitlopend in die van nú tekenden Anderson, Bennink, Glerum en Van Kemenade over hun muziek een firmament dat volstrekt natuurlijk de zo bijzondere stijl die jazz heet, in anderhalf uur aan de toehoorders voorbij liet komen.

Het nieuwe repertoire van dit kwartet omvatte niet alleen blues en New Orleansjazz, zoals gemeld ook (Zuid-)Afrikaanse en Caribische invloeden. Deze inducties hebben bij de individuele leden van het kwartet lang geleden al postgevat. Dus daar kon het niet aan hebben gelegen dat dit eerste optreden met nieuw repertoire nog niet als een soepele zuiger door het muzikale motorblok ging. Het is uiteraard een cliché zo groot als morgen de gehele dag maar toch hanteren we het even: de vier moeten nog groeien in hun nieuwe oeuvre. Dan zal een haperingetje als in Improvisatie naar Roller Coaster niet meer voorkomen: daar rees de vraag of het nu de beurt van Paul van Kemenade of die van Ray Anderson was om te soleren? Of maakte dit in het geheel niets uit?

Paul van Kemenade

Ook het ineenvloeien en de interactie tussen de twee solisten gaat de komende zes concerten gestroomlijnder. Zeker weten, want de rijkdom van deze vier Herculessen zal snel zegevieren.

RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA KESSELS

Ray Anderson – Han Bennink – Ernst Glerum – Paul van Kemenade
Paradox Tilburg, 31 mei ’19

Ray Anderson – trombone
Paul van Kemenade – altsaxofoon
Ernst Glerum – contrabas
Han Bennink – slagwerk

www.paulvankemenade.com

 

Previous

Funky Butcher Brown doet het prima met min één

Next

De kleurige Kandinsky-jazz van Liquid Identities

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook