November Music is een toonaangevend festival op het gebied van nieuwe muziek. Tussen topmusici van over de hele wereld schittert dit jaar de Nederlandse tenor- en sopraansaxofonist Dick de Graaf, die met zijn New Quartet aantreedt. Met muziek die is gebaseerd op nieuwe improvisatietechnieken. Geen gemakkelijke materie, want Dick de Graaf plaatste zijn onderzoek ernaar in een wetenschappelijk kader. Tijd voor een verduidelijkend gesprek met een man die zich als jazzmusicus de eerste doctor in de Kunsten in Nederland mag noemen.

De tiendaagse marathon November Music heeft in een kwart eeuw zijn bestaan meer dan bewezen. Met name door avontuurlijke en nooit of nauwelijks eerder gehoorde muziekvormen. Tot nieuwe muziek behoort natuurlijk ook jazz- en improvisatiemuziek. Het is daarom geen wonder dat binnen de programmering van NM ruim baan wordt gemaakt voor deze muziekvorm(en). ‘Colours of Improvisation’ is een jaarlijks terugkerend programma-onderdeel, afzonderlijke jazzconcerten zijn door de programmering gestrooid. Opvallend in de reeks jazz- en improvisatieconcerten is de komst van tenor- en sopraansaxofonist Dick de Graaf. Hij gebruikt systemen van componisten die zogeheten twaalftoonsmuziek schreven, om er hedendaagse jazzimprovisaties mee te verruimen.

Dick de Graaf ervoer in ellenlange zoektochten dat de grenzen om op traditionele manier op akkoordreeksen te improviseren, zijn bereikt. Zijn inspanningen om de muziek van Jimi Hendrix, West-Afrikaanse griots, Franz Schubert, Béla Bartók en Ástor Piazzolla naar eigen inzichten voor jazzensembles te arrangeren, leken nog niet voldoende om improvisaties binnen een nieuw kader te plaatsen. Voor zijn saxofoonkwartet Carillon begaf hij zich op het gebied van twaalftoonstechnieken, ook wel seriële muziek genoemd. Van daaruit was zijn belangstelling voor Westerse compositietechnieken dusdanig gegroeid, dat hij in 2010 besloot een onderzoeksproject te beginnen. Dat resulteerde uiteindelijk in de titel doctor in de Kunsten. Vorig jaar studeerde hij als zodanig af aan Leiden University.

JAZZPROFESSOR

“Mijn muziekverhaal telde al een dikke dertig jaar en was aardig gedocumenteerd toen ik aan mijn onderzoek begon”, vertelt Dick de Graaf. “Bovendien gaf ik al twintig jaar les, maar daarvan had ik nauwelijks aantekeningen. Ik wilde gaan vastleggen en vroeg me af: wat moet ik doen, boeken uitbrengen, video’s? Hein van de Geyn, destijds hoofd van de jazzafdeling van kunstvakhogeschool Codarts, wees mij op de mogelijkheid om op eigen werk af te studeren. Ik kwam in contact met ‘jazzprofessor’ Walter van de Leur en kwam daarna terecht bij DocArtes, een samenwerking tussen universiteiten en conservatoria. Ik kreeg er de mogelijkheid om in twee jaar een voorstudie te doen. Ik was daar natuurlijk wel een vreemde eend in de bijt, tussen mensen die de historische muziekpraktijk beoefenen en studenten elektronische muziek. In 2012 was ik klaar met deze cursus. Ik kon verder bij Walter, maar die is niet zo op coachen ingesteld. Daarom stopte ik in 2014 bij hem en schreef me in bij de Academy of Creative and Performing Arts (ACPA) van Leiden University.”

Dick de Graaf maakte daar naar eigen zeggen een deal. “’Het is jammer als je het bij ons niet afmaakt’, zeiden ze. Ik werd in Leiden gecoacht door Marcel Cobussen, die me op een goede manier uit mijn tent wist te lokken. Ik kende hem nog toen hij conservatoriumstudent was. Later is hij filosofie gaan studeren, nu is hij professor bij ACPA. Ik denk dat dit een goede stap is geweest, omdat de studie heel erg gericht was op de praktijk.”

“Mijn eerste doel was vastleggen wat ik in mijn carrière had gedaan. Buiten gebaande paden ben ik de diepte van dit materiaal gaan bestuderen, waarbij ik zocht naar bovenliggende structuren. Op advies van mijn begeleiders ben ik dit alles uitgebreid gaan omschrijven en dat betekende het begin van een dissertatie. Ik zocht tot dan altijd intuïtief naar systematiek, maar nu ging ik kijken welke kennis ik kon vinden om goed te formuleren waar ik mee bezig was.”

“In 1984 publiceerde Peter Schat zijn Toonklok, een bundel essays die ik kocht en waarvan het me wel wat leek om die als uitgangspunt van improvisaties te nemen. In de jaren negentig had contrabassist/componist Theo Hoogstins dit ook al gedaan. Ik dacht: hoe is het mogelijk dat ik dat allemaal niet weet? Ik ben toen allerlei zaken bij elkaar gaan vegen en kwam tot de slotsom: is het niet mogelijk om hier dieper in te duiken?”

AKKOORDEN VOORBIJ

Het onderzoek naar nieuwe improvisatievormen spitste zich toe op de vraag hoe je verder van akkoorden vandaan, nog kunt improviseren. In jazz is sprake van akkoorden en melodie. Belangrijk vond Dick de Graaf het om spanning te kunnen opbouwen met harmonie (voornoemde akkoorden) en melodie. Hij ontdekte dat in twaalftoonsmuziek, onder meer die van Peter Schat en Olivier Messiaen, modellen in kaart waren gebracht om verder weg van de akkoorden, te improviseren. Schats compositie Toonklok en Messiaens zeven Modes de Transposition Limitée dienden hem daarbij als voorbeeld.

Even een lesje muziektheorie tussendoor. In de Toonklok is sprake van een tonale toepassing van atonale twaalftoonsmuziek. Schat ontwikkelde een compositiesysteem dat is gebaseerd op drieklanken. Door deze drieklanken telkens zo te arrangeren dat ze een twaalftoonreeks vormen, gebruik je als het ware kleine cellen om over de akkoorden heen te spelen. Dick de Graaf is ervan overtuigd dat elke vorm van jazzmuziek is gebaseerd op een systeem. “Een improvisatie wordt uitgevoerd binnen een bestaande melodie en de harmonie van een stuk. Swing, gesyncopeerde ritmes, traditionele harmonische en melodische versieringen moeten niet veronachtzaamd worden, maar in nieuwe kaders worden geplaatst. Ik vind daarbij dat het ook een beetje moet schuren en dat je binnen de afgesproken akkoorden de afwijkende noten vindt waarmee je verder wilt doordringen in de improvisatie.”

Bril en bul van Dick de Graaf, doctor in de Kunsten.

“Voor de onderzoekdelen Toonklok en de zeven Messiaen-modes heb ik een aantal jazzwerken geanalyseerd. Ik ben daarbij niet in het klassieke deel gedoken, dat was niet mijn focus. Ik wilde weten wat andere jazzmusici daarmee hebben gedaan, heb de sterke en zwakke punten beschreven. Saxofonist/componist Bo van der Werf van het experimentele Brusselse ensemble Octurn bijvoorbeeld heeft een Messiaenstuk volledig uitgepluisd, gitarist Nelson Veras heeft er een helemaal uitgeschreven en tenorsaxofonist/klarinettist Jasper Blom schreef een lijvig bigbandwerk op Messiaen. Ook sopraansaxofonist Steve Lacey hield zich bezig met een klein, maar heel duidelijk Messiaenstuk.”

GRANDIOOS

“Bovendien schreef de Amerikaan John Gallagher zó’n pil over twaalftoonsmuziek. Gastspeler Frank Carlberg heeft voor mijn Clazz Ensemble een werk van Messiaen grandioos in elkaar gestoken en er is ook nog voornoemd stuk van Theo Hoogstins. Daar ben ik mee begonnen. Het ging om een triocompositie. Ik ben nadien zelf voor saxofoonkwartet gaan schrijven, twaalf  delen voor de twaalf uren van de Toonklok. Het is een beetje een theoretisch werk, maar wel een goede samenvatting, omdat je in veertig minuten alle kleuren kunt laten horen.”

Hoe staat de Toonklok daar dan in? “Die heeft mij materiaal verschaft om een textuur te maken, een soort verdichting in het notenbeeld die niet te relateren is aan John Coltrane of Sonny Rollins, maar wel aan de Europese kunstmuziek. Dat ik dat heel precies verwerkt heb is gewoon mijn ambachtelijkheid als researcher. Maar ik blijf vooral gewoon een muzikant die ook wel eens een boek leest.”

Is het dan zo, dat je Dick de Graafs onderzoek en werkwijze kunt vergelijken met de opkomst van de West-Europese improvisatiemuziek in de jaren zeventig? De jazzmusici van toen luisterden ook naar spitsroedenlopers als Ligeti, Schönberg en Berg en poogden in hun vrije improvisaties een brug te slaan naar wat deze Europese componisten eerder hadden gedaan.

“Je zou die vergelijking kunnen doen, maar ik heb niet het gevoel dat ik in Peter Schat ben gedoken”, zegt Dick de Graaf stellig. “Wel in Messiaen, maar ook maar in een heel klein ding van hem. Hij heeft een immens oeuvre, die modes heeft hij ook maar bij elkaar geharkt. Er zijn er veel meer dan de zeven die hij gebruikt. De toonladders die ik gebruik zijn die van de zeven Modes de Transposition Limitée en geen andere. Schat heeft met zijn Toonklok – later – een brug willen slaan tussen tonale muziek en atonale seriële muziek. Die brug is er eigenlijk in jazz al heel lang. Mensen vroegen mij vaak: ‘Die hele twaalftoonsmuziek is mislukt en dan ga jij haar in de jazz brengen. Jazz is een  kunstvorm zonder regels, die het moet hebben van vrijheid en spontaniteit’. Bullshit! Echt bullshit vind ik dat. Het is allemaal systeem, zelfs de grootste free-jazzspelers hebben de grootste striktheden gevolgd.”

ONTKRACHT

“Deze opvatting heb ik sowieso ontkracht, mijn onderzoek wordt niet voor niets omschreven als ‘beyond functional harmony’. Ik heb gekeken wat er achter de akkoorden schuilt, de rest komt gewoon even hard mee. Ik geef ook voorbeelden van hoe ik binnen de harmonische ingewikkeldheid zowat alle paden heb proberen te bewandelen. Die blíjf ik ook gewoon bewandelen. Je kunt horen dat er iets aan de hand is en dat het anders is. Maar ik blijf ik, mijn sound is daar. Ik heb voor mijn New Quartet, dat de muziek speelt waar we het nu over hebben, in de ritmesectie musici gezocht met een enorm open vizier. Ze laten het doorgaande ritme af en toe weg, er wordt veel meer rubato gespeeld. Vorige musici van mij waren vooral van in vieren of in vijven. De ‘scope’, het blikveld is verbreed. Dat wordt gewoon opgeroepen doordat je met die modellen aan de slag gaat.”

“Mijn ideeën zijn niet wereldvreemd, een stuk heeft nog steeds een maatverdeling en vorm, ik ben niet totaal losgeslagen. Mensen zeggen nog altijd ‘ik hoor gewoon jazzmuziek’. Dat vind ik een compliment want daar begeef ik me met veel plezier al veertig jaar in. Alleen heb ik altijd stappen voorwaarts gemaakt en hiermee een flinke. Ik wil ook niet de mensen van me afstoten, wel hen erbij houden. Wil ze laten horen: het kan spannender.”

Waarop zich onvermijdelijk de vraag opdringt wat de luisteraar of lezer van dit artikel heeft aan het onderzoek van Dick de Graaf. Zijn verklaring: “Dat je kunt horen dat er binnen de jazztraditie als het om akkoorden en melodieën gaat, gradaties zijn. Er is een traditie en musici willen uit de traditie treden, ‘outside the chords’ noem je dat. Dan ontstaat spanning, die je creëert om je verhaal aantrekkelijker te maken. Naarmate iemand meer of minder ingevoerd is in dit materiaal, zal die misschien woorden kunnen vinden voor wat er gebeurt. Maar dat is niet nodig zolang hij of zij maar de spanning en ontspanning mee kan voelen. Meer doe je eigenlijk niet. Een stuk loopt van a tot z, er is een thema dat wordt uitgezet, je krijgt je improvisaties waar je de melodie achter de melodie gaat zoeken. Daar vind je een oplossing voor, ga je een stapje mee verder. En die stapjes verder en verder, dat is waar ik me voor interesseer. Niet om ze te weten, maar om het verhaal spannender te maken. Om de vlucht boeiender te maken en de landing des te verrassender te laten zijn. De spanning is groter waardoor de ontspanning ook boeiender is.”

NIEUW?

Kun je daarom stellen dat Dick de Graaf met zijn onderzoek iets nieuws heeft ontdekt? “Met nieuw is iedereen op zijn eigen manier bezig. Als het goed is tenminste. Mijn manier is voor mij totaal nieuw. Als je al mijn cd’tjes op een rij zet, zie je daar mijn ontwikkeling in en die heb ik op deze manier een beetje willen voortzetten. Mijn missie naar het publiek is dat als je hier geen bal van weet en ik zonder uitleg die stukken speel, het toch een goed te pruimen concert is. Je hoeft het niet te weten maar je hoort wel dat er iets aan de hand is.”

Als andere musici, vooral zij die een melodie-instrument bespelen, zich met deze materie gaan bezig houden betekent dat dan een nieuwe manier van improviseren? “Ja, zo langzamerhand krijg je dat wel. Je krijgt er een laag op. Ook Jasper Blom is ooit met Charlie Parker en Coltrane begonnen. Ik kan me niet zo goed voorstellen hoe iemand dat anders zal doen, omdat ik dat zelf ook zo heb ervaren. Zowel Messiaen als Schat hadden een bloedhekel aan jazzmuziek. Messiaen vond jazzmuziek ritmisch zo beperkt dat hij het alleen maar met marsmuziek kon vergelijken. Vanuit zijn ritmiek bezien heeft hij wel een punt. Bizar hoe hij een maat indeelt…”

Kan Dick de Graafs onderzoek nog doorontwikkeld worden? “Ik denk door andere componisten erbij te betrekken. Bijvoorbeeld door de symmetrie. Dat vind ik een mooi ding. Symmetrie is iets wat een mens intuïtief herkent en dat is waarom mensen die ook pruimen. Als je die gelijkheid op een leuke manier gebruikt gaan mensen zich daar toch in herkennen. Béla Bartók heeft spiegelbeeldig ook heel mooie dingen gedaan. Daar zit ik nu een beetje naar te kijken. Maar voorlopig op een laag intuïtief niveau. Ik vind het leuk om het verhaal te kunnen vertellen. Sommige dingen gaan misschien iets te ver voor een gewoon publiek, maar door de relatie te kunnen leggen tussen het gesproken verhaal en wat je vervolgens laat horen, licht je een hoop toe. Tot nu toe kreeg ik heel dankbare reacties. Ik verheug me daarom op ons concert tijdens November Music in Den Bosch.”

LECTURE CONCERT

Dit concert wordt een zogeheten ‘lecture concert’. Daar heeft artistiek directeur Bert Palinckx van November Music Dick de Graaf om verzocht. Deze richt zich dan ook op het werk dat hij schreef voor het New Quartet, dat zowel materiaal van de Toonklok als modes van Messiaen bevat. “Ik maakte er een combinatie van. Tijdens de lezing laat ik horen hoe een bepaald uur van de Toonklok klinkt en hoe ik die heb toegepast in de compositie. Hetzelfde doe ik met een of twee modes. Die hebben iets meer een tonale kleur. Dat heeft de Toonklok ook, maar niet zo modaal dat je daar meteen een akkoord onder hoort. Bij Messiaen dus wel. Normaal speelde ik ze in mijn eentje of in duo met pianist Loran Witteveen, nu met kwartet. Wat ik zal doen is traditioneel spelen en vervolgen met de kennis van nu. Dit is immers nú mijn verfrissingsmechaniek. Ik speel wel eens met de gedachte om ook voor standards te kiezen en ze met deze techniek te benaderen. Dat is mogelijk, dan wordt die sprong veel duidelijker. Gaan we op November Music ook laten horen. Caravan of zo.”

Dick de Graaf heeft decennialang saxofoonles gegeven op diverse conservatoria. Daar is hij mee gestopt. Hij geeft nu onderwijs in de vorm van zogeheten ‘research coaching’ aan masterstudenten bij Codarts, de internationale kunstvakhogeschool in Rotterdam. “Studenten wordt tegenwoordig gevraagd onderzoek te doen om een specialiteit te ontwikkelen in die twee jaar dat ze hun master doen. Ze kunnen al heel goed spelen, door die studie komt er iets bijzonders bij. Het gaat niet alleen meer om spelen, ze moeten ook opschrijven waar ze zich mee bezig houden. Alles wat ik doceer is gebaseerd op het feit dat ik onderzoek heb gedaan. Ik weet nu wat van academische teksten wordt verwacht. Hoe verzamel je gegevens, hoe leg je dat vast, hoe deel je je teksten in, wat laat je weg? Eigenlijk: hoe maak je nu een plausibel verhaal waar een heleboel kritiek op komt.”

“Er is geen verschil tussen een goed krantenartikel en een wetenschappelijk stuk. Je komt met een duidelijke lijn die roept reacties op en op grond daarvan ontstaat er iets. Ik zie gewoon een soort triomfantelijkheid bij de afgestudeerde studenten dat ze dit bij zich dragen. Dat ze iets zelfverzekerder in hun vak staan. Het valt nog steeds niet mee die koek aan te snijden. We helpen hén die graag willen. Het wordt voor hen een verrijking.”

Muziek derhalve voor studenten en evengoed voor liefhebbers, die net als de uitvoerders ervan, de improvisaties erin nieuwe kansen willen geven. Première op 7 november tijdens November Music.

RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA VAN DER HEYDEN

De bevindingen van Dick de Graaf zijn met nieuwe composities vastgelegd op de cd Bird Buzz van zijn New Quartet. Hij brengt werk ervan op 7 november tijdens November Music in de Clubzaal van de Verkadefabriek in ’s-Hertogenbosch. Andere jazz- en improvisatieconcerten tijdens November Music (2 t/m 11 november) worden verzorgd door John Zorn (de gehele maandag 5 november); het project Colours of Improvisation met Martin Fondse Orkest, Michael Wollny Trio & Emile Parisien, en Jakob Bro Trio met Ben van Gelder. Voorts door onder andere Mats Eilertsen Trio & Trio Mediaeval; Sanne Rambags; Benjamin Herman’s Bughouse; Secrets Chiefs; Omar Bashir met o.a. Tony Overwater; Wolfert Brederode en Amir ElSaffar.

www.dickdegraaf.com

www.novembermusic.net

Previous

Steven Kamperman vangt oud en nieuw in opera 'Hildegard'

Next

Bang on a Can, TEMKO en F.C. Jongbloed: wereldklasse

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook