Han Bennink

Nederlands bekendste slagwerker Han Bennink staat in april in het middelpunt van de belangstelling, omdat hij op de 17e van die maand 75 jaar is geworden. Hij wordt om de haverklap uitgenodigd voor interviews. De avond voor dit interview met JazzNu komt hij nog uitgebreid aan bod in De Wereld Draait Door en een dag later staat hij met een paginavullend artikel in Het Parool. Er is reden tot feest: de 75e verjaardag van de drummer, de Instant Composers Pool bestaat vijftig jaar en beide jubilea worden gevierd met een driedaags ICP-Benninkfestival in het Bimhuis.

Als de interviewer in de kleedkamer van het Bimhuis arriveert is de slagwerker al met de voorbereidingen bezig. Zijn gezicht is gehavend als gevolg van een huiselijk ongeval. “Ik voel een enorme verantwoordelijkheid. De speellijst hangt nu al aan de muur. Ik was hier natuurlijk veel te vroeg, ik heb nog niemand gezien en nu weet ik al de volgorde van spelen.” Hij wijst naar een prikbord waar drie A4’tjes hangen met de namen van de musici die de eerste avond zullen optreden, tezamen met de titels van de te spelen stukken.

Ik zag je gisteren bij De Wereld Draait Door.
Klopt. Ik had een interview met Matthijs. Het was een volkomen verrassing voor me dat later al die collega’s de studio in kwamen. ’s Middags had ik met de broers van Misha Mengelberg gerepeteerd en met Benjamin en Bennie (respectievelijk Herman en van Gelder, ra) en later had ik drie Willeke Alberti-liedjes gespeeld met Paul de Leeuw. Mathijs van Nieuwkerk verwees mij tijdens het programma naar mijn drumstel en toen zag ik een piano met microfoon staan. Ik dacht dat ik het alleen zou moeten doen.

Nadat ik was begonnen met spelen kwamen ze stuk voor stuk binnen: Oscar-Jan (Hoogland), Benjamin (Herman), Ernst (Glerum), John (Engels), Mary (Oliver), Ackie (van Rooyen)… Voor mij was het leuk om weer met Ackie te kunnen spelen. Ik sta trouwens binnenkort weer met hem op het podium. Dat heeft te maken met de herdenking van de Persepolis-jazzkelder in Utrecht waar ik heel veel met hem heb opgetreden. Daar ben ik mijn carrière begonnen. Hij speelt nog ongelooflijk goed voor zijn leeftijd.

 

En nu sta jij in het zonnetje. Je hebt een aantal verrassings- en verjaardagsconcerten gepland staan. Wie zit daar nu achter?
Susanna von Canon, mijn manager. Ze regelt al meer dan 25 jaar mijn werk. Ik ben digibeet, dus ik ben ook niet actief op internet. Susanna werkt nauw samen met Annemiek Ebbink, mijn vriendin. Via hen komen de dingen bij mij binnen. Ik ben ze super dankbaar, zeker dezer dagen. Ik dank ook het Bimhuis dat ik hier drie dagen mag staan met gasten.

Hoe zijn die sets tot stand gekomen?
De programmering doe ik volledig zelf. Ik heb alle mensen op hun merites uitgenodigd. Het zijn wat mij betreft allemaal instant componisten. Je kunt ze overal inzetten. Ik maak er vervolgens een leuk puzzeltje van. Het moet toch een goede spanningsboog blijven. Ik begin met Mary Oliver. Zij neemt plaats in het publiek en begint dan ineens viool te spelen en dan komt tapdanseres Marije van Nie iets doen en vervolgens komt zangeres Greetje Bijma erbij. Drie dames. En die gaan dan 20 minuten bakkeleien. En daarna komt het ICP-orkest met een strak, swingend programma. We beëindigen de set met Otto Lechner uit Oostenrijk, een enorm goede accordeonist. En gitarist Noël Akchoté, hier ook nog niet zo bekend, maar wel heel erg in Frankrijk. En daarna zijn Michael Moore en ik aan de beurt. Daar maken we een swingachtig kwartetje van. Na de pauze komt Evan Parker met het ICP-strijktrio. Dat zit dus goed in elkaar.

De volgorde ligt dus vast en de rest…
…vullen ze zelf maar in. En daar sta ik voor honderd procent voor in. Je moet ook niet vergeten dat alle leden van het ICP-orkest – zoals het nu is – zonder uitzondering een soloprogramma kunnen spelen. Maar ze zijn ook niet te beroerd om voor elkaar te spelen. Dat was vroeger in het Duke Ellington Orchestra wel anders. Dat was haat en nijd onder de solisten.

Daar heb je met het ICP geen last van. Waar heeft dat mee te maken denk je?
Omdat ze zo makkelijk inzetbaar zijn! Je moet niet in hokjesgeest denken. En niet vergeten dat het ICP-orkest zoals het de laatste jaren is, de mooiste verhouding kent die je kunt hebben voor een orkest. Die mensen zijn zo aan elkaar gewaagd. Ze hebben respect voor elkaar. Ze willen graag spelen. Het is heel divers. De een speelt zus, de ander speelt zo. Je hebt mensen die ontzettend goed kunnen improviseren op jazz, en je hebt er die daar totaal geen kaas van hebben gegeten. Maar die vullen de ruimte weer in op hun eigen manier, zoals Albert Ayler dat heeft gedaan. We kunnen The Mood spelen van Duke Ellington, maar ook de meest krankzinnige dingen! We spelen tegenwoordig ook Charles Ives met een klassieke zanger erbij.

Je hebt afgelopen maand een prachtig trio-album uitgebracht, ‘Adelante’.
Ik ben blij dat die trio-cd zo goed gevallen is. Het is het derde album met dit trio en we kunnen bijna nooit samen spelen. Die jonge jongens zijn heel druk. Joachim Badenhorst is internationaal heel actief en Simon Toldam heeft ook nog een gezin. Het is moeilijk om dat logistiek bij elkaar te krijgen. Dat hebben we met het ICP natuurlijk ook. Thomas Heberer woont in New York. Tristan Honsinger en Toby Delius wonen in Berlijn. Je moet een aantal ‘gigs’ achter elkaar hebben om dat te kunnen compenseren.

Die cd zit nu echt in mijn systeem. Ik heb hem inmiddels zo’n 35 keer beluisterd. Er is niets in geknipt. Het begint met Het Gordijn van Mark Schots. Meestal als je ergens speelt in een theater gaat het gordijn open, maar Mark doet het gordijn dicht voor de opname. Dat geluid! Sjjjjjjjt, negen seconden. Mark had de microfoon aan staan en ondertussen is hij dat gordijn gaan sluiten. Ik kwam het tegen in de opnames en dat wilde ik graag gebruiken.

 

En het laatste stuk, ‘Adelante 2’?
Het idee om twee gelijke stukken op een plaat te zetten grijpt terug naar de tijd van Charlie Parker en Blue Note: Take One, Take Two, twee verschillende versies. Adelante is zo’n oorwurm, zo’n eigen ding van Joachim, dat ik het hier wel mee wilde proberen. Het zijn twee heel verschillende versies. In de ene versie speel ik op cajon en in de andere alleen op slagwerk en die laatste is veel heftiger. Adelante betekent: ‘Vooruit, gaat u maar, voorwaarts!’ (Bennink tikt het ritme en zingt de melodie van het titelnummer) …Het heeft een voorwaartse beweging, dat vind ik mooi. De tekst heeft Annemiek bedacht, want die is heel goed in Spaans. Ze is met percussionist Jaime Rodriguez getrouwd geweest.

Voorwaarts! Je bent volgens mij prima in je opzet geslaagd.
Het duurt even voordat je daar bent. Ik zeg altijd: ‘It’s a long way to Tipperary’, maar die song kennen de meeste mensen al niet eens.

Het merendeel van de musici met wie je speelt is ook een paar jaar jonger. Neem nu iemand als Jorrit Westerhof.
Wat een talent joh! Ik heb onlangs nog met hem opgetreden, samen met Michael Moore in Culemborg. Ik ben trouwens ook gecharmeerd van zijn collega Jaspers Stadhouders. Het is momenteel het gitaristentijdperk. Jorrit had me uitgenodigd. Hij had een prijs gewonnen en hij vroeg me om een duo met hem te spelen. Een schat van een jongen en een geboren gitarist. Even tussendoor: ik speelde op die leeftijd al met Eric Dolphy, haha! Maar er zijn zat leuke jongens nu. Neem Oscar-Jan Hoogland. Hij komt uit een pianistenmilieu, zoon van Stanley Hoogland en hij heeft les gehad van Guus Janssen. Hij is goed onderlegd en hartstikke goed bezig. Hij heeft enorm veel energie. En dan heb je natuurlijk Joris Roelofs, die kan echt prachtig spelen.

Morgen sta ik op het podium met mijn lievelingsvriend Terrie Ex. Ik ken hem al jaren! Zonder hem was ik nooit naar Ethiopië gegaan. Een enorme positieveling. Ik ben een schijtbroek. Niet in de muziek, maar in het dagelijks leven moet voor mij alles geordend zijn. Terrie gaat daar dwars doorheen. Hij is een hele goede improvisator. Hij weet precies wat hij doet. Een goede improvisatie zit niet in de stijl, maar in je zelf. Iedereen doet het op zijn eigen manier.

 

Wat is het geheim van een goede improvisatie?
(Bennink laat een pen vallen op de tafel waaraan we zitten). Dit kan het begin van een improvisatie zijn, maar dan heb je alleen maar dat. Dan zou je toch een muzikale spanningsboog moeten zien te creëren waarvan dit (Bennink wijst naar de pen) een heel wezenlijk begin is. En dat is hartstikke moeilijk. Het kan alles zijn. Het kan met een elastiekje… ik denk terug aan Dada en Fluxus. Hele eenvoudige dingen. Het hangt alleen maar af van hoe je het zelf invult. Daar heeft de beeldende kunst me goed bij geholpen. Ik ben natuurlijk ook beeldend kunstenaar. Ik heb mijn eigen hoesjes ontworpen.

Zoals die van het eerste album van de Instant Composers Pool van jou met Willem Breuker
Ja! De hoes van het Acoustic Swing Duo was aan de ene kant wit – die ging ik zelf invullen – en aan de andere kant felroze, de lievelingskleur van Willem. Ik maakte tekeningen op de hoes. Allemaal verschillend. Sommigen kwamen terug op een expositie in het Rijksmuseum of in een galerie. Ik heb ze gemaakt voor tien gulden, exclusief verzendkosten. Je kreeg voor elf gulden een lp thuisgestuurd met een tekening van Han Bennink. Ik kon er laatst twee terugkopen hier in Amsterdam. Ze rekenden er voor mij een speciale prijs voor, maar alsnog kostten ze 250 euro per stuk. In Japan gaan ze over de toonbank voor duizend.

Die creativiteit van je keert niet alleen terug in je muziek en de beeldende kunst, maar ook in de diversiteit van je speelpartners.
Dat wil ik ook. Ooit speelde ik in een week duo met Cecil Taylor in Berlijn. En daarna speelde ik drie dagen met Percy Sledge. Een geweldige combinatie. Sledge had een Duitse band. Het was het feestprogramma van de Deutsche Bank. De organisator was een heel creatieve man. Hij hoorde mij en heeft de Duitse drummer meteen ontslagen. Dus ik moest met Sledge spelen. Maar ik heb ook met Willeke Alberti gespeeld, Rita Corita en Mieke Telkamp.

Dat is een heel ander genre! Hoe was het om ze te begeleiden?
Rita zat wel vaak op me te kankeren, dat ik te hard speelde en te enthousiast was. Of ze zei: ‘Speel je nog steeds met Willem Kreukel?’

Ze hield niet van free jazz?
Men zag mij in die tijd als een verrader. Tegenwoordig vindt men het prachtig wat ik toen deed.

Wat staat er de komende tijd op het programma?
Ik heb niet veel plannen. Ik hoop gezond te blijven. Ik ben de laatste tijd een paar keer flink onderuit gegaan. Ik ben uit de Thalys gevallen en ik heb een klapduim gehad toen ik in een molshoop trapte en nu ben ik tegen een dichtwaaiende deur aangelopen. Het zit een beetje tegen.

Qua spelen zit er een heleboel aan te komen. Na mijn verjaardag ben ik drie dagen naar Tallinn in Estonia geweest. Daar speelde ik met Jaak Sooäär, een hele goede zangeres. Ook zijn er plannen om met het ICP-orkest naar Bogota te gaan. Daarna ga ik touren met een kwartet dat gebaseerd is op het Piet Noordijk-Misha Mengelberg Quartet. Misha wordt vervangen door Peter Beets. Peter heeft niets met Misha te maken, maar hij heeft wel eens les van hem gehad. En verder Benjamin Herman en Ruud Jacobs. Het is zo’n succesformule dat kwartet, al die oude stukken! En Benjamin kan dat heel goed vertolken. Hij speelt bijvoorbeeld in een Art-Pepperachtige stijl met alle know-how die hij nu in huis heeft. En ik vind het ook heerlijk om met Peter Beets te spelen, zoals hij die stijl van Oscar Peterson kan imiteren!

Twee generaties verbonden.
Ja, maar dat heb ik met Jorrit en kleine Ben (van Gelder, ra) ook. Ik treed tegenwoordig ook op met de derde generatie. En daar ben ik trots op. Wat dat betreft gaat me geen zee te hoog, net zoals die andere optredens waar ik je over vertelde: Percy Sledge en Cecil Taylor.

Een aaneenschakeling van hoogtepunten.
Ach, ik sta ook maar met de rug tegen de muur. Ik probeer er iets moois van te maken, maar mijn leven is net zo interessant als dat van iedereen. Het wordt anders ingevuld. Als ik naar mijn kinderen kijk, denk ik ook: ‘Wow! Die dingen heb ik helemaal niet gedaan’. Ik was echt een moederskind. Ik ging nooit op reis. Mijn kinderen gaan backpacken over de hele fucking world, man! De dochter van Terrie Ex is vijftien of zestien en die past op dat hele grote huis van hen, een week lang in haar eentje. Daar moet ik nou niet aan denken. Ik keek op die leeftijd per nacht wel tien keer onder mijn bed om te kijken of er iemand lag. Dat is een hele andere instelling. Ik houd ook helemaal niet van reizen. Maar ik ontkom er niet aan. En mensen die zeggen dat het zo leuk is in de Verenigde Staten moeten eigenlijk een draai om hun oren krijgen. Want als je naar Amerika gaat, bijvoorbeeld om te werken, dan moet je een visum kopen. Dat kost je al duizend of vijftienhonderd euro. Dan moet je nog een ticket aanschaffen. Je hebt een hotel nodig plus een instrument. Dan moet je misschien een taxi bestellen en wat te eten. Tegen de tijd dat ik ga spelen in New York, op een afgeramd drumstel, begin ik al met een schuld van drieduizend euro. En dacht je dat je dat er uit haalt? Anderzijds is het een heel fijn publiek om voor te spelen. Heel jong en ontzettend enthousiast.

Dus jazz leeft er nog wel?
Ja, meer dan je denkt. Maar er is gewoon helemaal geen geld voor. Waarom dacht je dat mensen als Michael Moore en Mary Oliver hier zijn blijven hangen?

De technici van het Bimhuis arriveren om de opstelling van de avond door te spreken aan de hand van de schetsen aan het prikbord, Tobias Delius komt binnen en Han Bennink kijkt op de klok. Ik geef aan dat we klaar zijn.

“Mooi, dat komt uit, dan kan ik door. Ik heb een enorme verantwoordelijkheid vandaag.”

Adelante!

Stipt viereneenhalf uur later staat Mary Oliver op vanuit haar stoel in de zaal en opent met een sprankelende improvisatie op haar viool de ICP/Bennink-driedaagse in het Bimhuis.

ROBIN ARENDS
beeld GEMMA VAN DER HEYDEN

www.hanbennink.com

Previous

Eddy Determeyer voelt zich optimistische doemdenker

Next

Jazzahead! omspant opnieuw gehele wereld van de jazz

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook