Zei Angelo Verploegen, de vorige drager van het JAZZ-tafettestokje niet dat Marc Scholten een nogal bescheiden man is? Iemand die de altsaxofoon bespeelt en ook nog de sopraansaxofoon, baritonsaxofoon, klarinet, basklarinet en fluit – en o ja, ook nog een beetje tenorsaxofoon – heeft geen enkele reden zich op de achtergrond terug te trekken. Sinds 1991 speelt Marc Scholten in het Metropole Orkest en regelmatig valt hij in bij het Dutch Jazz Orchestra. Hij heeft dus volkomen gelijk als hij zichzelf omschrijft als een ‘echte orkestmusicus’. Ook op het terrein van film- en popmuziek beweegt hij zich. En in allerlei muziekstudio’s kom je hem ook regelmatig tegen. Hij geeft les aan de conservatoria van Utrecht en Amsterdam, speelde in verschillende groepjes, maar met The Blindfold Test heeft hij pas zijn eigen band. Als kind luisterde hij naar Louis Armstrong en Paulus de Boskabouter. En nu Marc Scholten een prachtige volwassen musicus is geworden, denkt hij “dat musiceren een soort gecontroleerd loslaten is. Als je loslaat, gebeurt er wat er gebeurt.” Zo, dat is een mooi begin voor een nieuwe JAZZ-tafette!

Waar ben je op dit moment mee bezig?
Mijn activiteiten met het Metropole Orkest lopen als een rode draad door alles heen. Wat we dezer dagen nog doen is een klarinetprogramma. Na de zomer doe ik met een heleboel mensen die ik nooit ontmoette, mee aan de Utrechtse Jazz Archipel. We spelen dan elkaars stukken en proberen zo ons met elkaar te verbinden. Dan volgt ook nog Mark Scholten Invites Rick Mol en ik doe iets met de groep Four Baritons. Daarvoor ben ik een stuk aan het voorbereiden.

Welke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
Een hele hoop, maar ik heb er twee uitgekozen. De eerste is toen we met het Metropole Orkest in Paradiso speelden met Herbie Hancock. Iedereen ging er voor en Herbie was in topvorm. Toen ik de ochtend daarna wakker werd dacht ik: dit mag ik nooit meer vergeten. De tweede dierbare herinnering was toen ik aan het einde van mijn conservatoriumstudie het Saxofoonconcert (in E) van Glazunov mocht spelen. Iedereen die op dat moment belangrijk was in mijn leven, zat in de zaal. Het concert verliep precies zoals ik wilde.

Waarom doe je graag wat je doet?
Ik hou van het hele proces: studeren, samen repeteren, de aanloop naar het concert en dan het optreden. En daarna is het afgelopen. Muziek is een taal die dingen uitdrukt die je niet kunt zeggen. De geluiden en trillingen om je heen; zó bijzonder.

Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
In Utrecht kun je jazz en klassiek tegelijk studeren. Mijn ingang voor de saxofoon was altijd jazz. Thuis draaide ik oude platen van Louis Armstrong en Paulus de Boskabouter. Op mijn vijftiende ging ik saxofoon spelen. Ik groeide op in Arnhem en daar had je George Jazz Café. Er speelden veel Amerikanen die op doorreis waren naar Duitsland. Ik raakte zodoende op zeker moment verzeild bij Art Blakey. Ik wist niet wat me overkwam, zat ik zomaar op twee meter afstand van Art. Ik kreeg ook nog eens een handtekening van hem. Dat is een heel belangrijk moment voor mij geweest. Vanaf toen ging ik ook platen draaien en zo rolde ik vanzelf de jazzmuziek in.

Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
Tja… Ik had wel graag Charlie Parker live gehoord. Hoe zou hij klinken als je er vlakbij zit? Als je hem op plaat hoort, steekt hij met kop en schouders boven zijn bandleden uit. Ik heb altijd gedacht: hoe zou dat van dichtbij klinken? Ik ben niet per se een bebopper, maar Parker had ik wel live willen meemaken.

Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
Toen ik in een circusorkest speelde tijdens het Kerstcircus in Utrecht. Er was een act met een trapeze. Waarschijnlijk hadden ze bezetting B of C gestuurd, want het optreden ging niet goed. Een van die gasten landde in het orkest. Op één meter van mijn lessenaar. Zo’n man ik zo’n pakje… Maar daarna ga je gewoon verder.

Waar vind je inspiratie?
Ik denk dat vooral mensen die zelf geïnspireerd zijn, mij inspireren. Ik geloof dat inspiratie besmettelijk is. Maar dan hangt het wel af van hoe ontvankelijk je ervoor bent. Als je een schilderij van Rembrandt ziet, kun je er door geïnspireerd raken. En de dag erna er gewoon aan voorbij lopen. Ik denk echt dat het zo werkt. Soms kom je er minder goed bij. En dan doet het meer dan dat je het van iemand krijgt aangereikt.

Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?Ik ben niet zo’n superheld en onderneem niet snel iets. Maar je kunt natuurlijk wel ergens in verzeild raken. Ik speelde met het Metropole Orkest in New York met de Brecker Brothers. Er zaten tweeduizend mensen in de zaal, voor mijn gevoel allemaal saxofonisten. Ik speelde op zeker moment een solo, terwijl de gebroeders Brecker in de coulissen stonden. Dat gaf zóveel adrenaline! Trouwens, dit koester ik ook als een dierbare herinnering.

Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
Het Strijkkwartet (in F) van Maurice Ravel. Toen ik achttien jaar was, twijfelde ik of ik de muziek in zou gaan. Ik kwam toen op een of andere manier terecht bij een concert van Quartetto Italiano, dat Ravels Strijkkwartet speelde. Toen wist ik: er is geen ontkomen meer aan. Ik ging naar het conservatorium met de stellige gedachte: ik ga er voor. Als ik het Strijkkwartet nu hoor, voel ik me nog een beetje achttien, negentien jaar. Deze keuze is zó belangrijk geweest in mijn leven.

Wat neem je altijd met je mee?
Mezelf en het horloge van mijn vader. Dat is het wel zo’n beetje.

Welke actualiteit heeft je aandacht?
Actualiteit is eigenlijk voor vijfennegentig procent opgeklopte waan van de dag. Dat stoort mij enorm. Misschien is de actualiteit wel dat er zoveel zaken zijn die nepnieuws zijn, ‘alternate facts’. En politici die de waarheid onder druk zetten. Het lijkt tegenwoordig wel dat de waarheid niet belangrijk meer is, dat je er gewoon omheen kunt lopen. Deze ontwikkeling heeft invloed op mensen, de waarheid komt er door onder druk te staan. En wat ook mijn aandacht heeft, is het klimaat natuurlijk.

Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
Als het over muziek gaat zijn dat Johann Sebastian Bach en Claude Debussy. In de beeldende kunst is het Rembrandt. Wat ze gemeen hebben is niet alleen hun enorme vakmanschap, maar ook de magie die ze opwekken. Die levert ongrijpbare momenten op.

Wat intrigeert je aan je instrument?
Bij saxofoons het geluid. Een saxofoon is het instrument waar je het meest persoonlijke geluid uit kunt halen. Luister naar Charlie Parker, John Coltrane, Paul Desmond; je haalt ze er zo uit. Op een piano is een c een c. In één noot uit een saxofoon kan je hele persoonlijkheid zitten. Absoluut vergelijkbaar met de menselijke stem.

Wat heb je geleerd van je muziek?
Me open te stellen. Ik heb er aardige stappen mee gemaakt tégen mijn verlegenheid. Ook heb ik geleerd hard te werken en samen te werken met anderen. Als je in de muziek niet samenwerkt, kom je jezelf tegen.

Wat wilde je vroeger altijd worden?
Striptekenaar. Ik was een jaar of tien toen ik een eigen blaadje had: Super Comics. Dat tekende ik in mijn eentje vol. Dat tekenen is helemaal op de achtergrond geraakt, maar wie weet dat het terug komt als ik met pensioen ga.

Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
Over deze vraag heb ik best nagedacht. Want wat is falen? Ik denk dat als mensen bepaalde dingen nastreven, het dan altijd anders loopt. En dat je dat dan moet loslaten. Doe je dat niet en druk je er een stempel op, dan is dat falen. Ik denk dan ook dat musiceren een soort gecontroleerd loslaten is. Je moet kaders in de gaten houden, maar je kunt best muziek volgen als je niet zelf aan het roer staat. Indien je aan de controlekant zit, is er meer sprake van falen dan aan de loslaatkant. Als je studeert ben je vooral bezig met kaders, als je speelt veel meer met loslaten. Met gecontroleerd loslaten dus. Vrije improvisatie kent ook kaders. De ene solo is beter dan de andere en dat betekent dat er ook sprake is van een kader. Sommige musici hanteren heel strakke kaders. Dan moet je meer controleren en dan heb je meer kans om te falen. Als je loslaat, gebeurt er wat er gebeurt!

Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
Alle ontwikkelingen, zij houden de jazz levend. Ik ben meer van lyriek dan van complexe structuren van deze tijd. Wie weet komt er weer een Renaissance van de lyriek. Muziek met soul, in plaats van een brein dat altijd maar werkt.

Met wie werk je graag samen?
Ik vind het interessant om met verschillende mensen te werken. Het fijne in de muziek is dat je twee maanden met iemand kunt werken en dat je hem dan zomaar twee jaar niet ziet. Ik vind het ook prettig om met mijn eigen band te werken, met eigen composities en dus met eigen muziek.

Welke dromen liggen nog voor je?
Ik zou meer willen componeren. Ook voor grotere ensembles. Ik volg momenteel weer arrangeer- en compositielessen. Dit alles zou ik in de toekomst wel willen uitbouwen.

Aan wie geef je het JAZZ-tafette stokje door?
Aan Toon Roos. Ik vind hem een ‘one-of-a-kind’-musicus. Ik ken hem aardig goed en ben benieuwd wat hij op sommige vragen van JAZZ-tafette gaat antwoorden. Hij heeft niet voor niets een Bird (van het North Sea Jazz Festival, rvdh) gewonnen, hij is een unieke saxofonist. Hij komt met regelmaat in de aandacht, maar nog niet genoeg!

RINUS VAN DER HEIJDEN
foto’s GEMMA VAN DER HEYDEN

Previous

Observatie van een jazzliefhebber

Next

Spotify Alessandro Fongaro

1 comment

  1. Met pensioen gaan? Gecontroleerd loslaten of gewoon doorgaan tot je erbij neervalt, lijkt me bij een musicus meer gepast.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook