Met een lofzang die op een laudatio leek, gaf Jeroen van Vliet het JAZZ-tafettestokje over aan Paul van Kemenade. De Tilburgse altsaxofonist werd een dezer dagen zestig jaar, maar is actief als nooit tevoren. Bovendien lijkt zijn creativiteit onbegrensd. Zijn recent uitgebrachte cd ‘Daytime Sketches’ is een nieuwe mijlpaal in zijn zo omvangrijke oeuvre. Paul van Kemenade had ook ornitholoog of komiek geweest kunnen zijn, maar hij is de muziek in gerold. Daar kan muziekminnend Nederland alleen maar blij mee zijn. Dit jaar viert hij twee jubilea: in oktober dat hij veertig jaar beroepsmusicus is en in december het 25-jarig bestaan van ‘zijn’ festival Stranger Than Paranoia. Want behalve jazzmusicus, vernieuwer, bandleider en componist is Paul van Kemenade ook een begenadigde organisator en een speurneus naar nieuwe initiatieven.


Waar ben je op dit moment mee bezig?
Met verschillende zaken. Nu al volop met de voorbereiding van de concerten op 6 en 7 oktober die worden georganiseerd omdat ik veertig jaar beroepsmusicus ben. Op 28 december vier ik een ander jubileum: 25 jaar festival Stranger Than Paranoia. Verder bereid ik tournees voor met drie verschillende groepen door Polen, Rusland en China, later dit jaar. En ben ik bezig met de laatste invulling van mijn International Quartet. Druk? Deze situatie is altijd zo geweest.

Welke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
Dan denk ik niet zozeer aan bepaalde concerten, dan wel aan twee perioden waarin concerten plaatsvonden. De eerste periode was in november 1989, toen de Muur in Duitsland viel. Ik was in Berlijn en Dresden en speelde trio’s en duo’s met pianiste Aki Takase en trompettist Thomas Heberer. Duitsland verkeerde in totale chaos en we hebben toen gigantische demonstraties meegemaakt. Om onder die omstandigheden te spelen is heel spannend. Ik was daar onderdeel van een stuk historie: op de Berlin Alexanderplatz waren een miljoen mensen verzameld. Ik kon mijn hotel niet meer in. En de tweede periode die me heel dierbaar is waren de zeven weken die ik in 1994 in Zuid-Afrika doorbracht. Ik was er toen de eerste keer voor 25 concerten. Mandela was net president, het Paul van Kemenade Quintet was een van de eerste dat kon optreden na de jarenlange boycot aldaar.

Waarom doe je graag wat je doet?
Omdat ik het leuk vind. Ik houd van muziek en vind het leuk om steeds nieuwe dingen te ontdekken.

Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
Toen ik een jaar of 14, 15 was. Ik hoorde voor het eerst een plaat van Piet Noordijk. Was een commercieel product: hij speelde Killing Me Softly. Ik merkte meteen: dat wil ik ook. En mijn kennismaking met Niko Langenhuijsen in mijn tweede jaar aan het conservatorium is heel belangrijk geweest. Toen ik de lp Escalator Over The Hill van Carla Bley hoorde, sloeg de vlam echt in de pan.

Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
Het liefst van het tijdperk Charles Mingus en Billie Holiday. Eind jaren vijftig, begin jaren zestig dus. Maar ik zou moeten zeggen dat ik elke periode die met jazz te maken heeft, wel had willen meemaken. Jazz is een ‘never ending story’.


Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
Dat was op een maandagavond in november 1989. Ik was met Aki Takase in het originele Bauhaus in Dessau. Net voor wij het podium op moesten, trad de voltallige ministerraad van de DDR af. Er brak een enorme euforie uit en toen gingen wij spelen.

Waar vind je inspiratie?
In het dagelijks leven.

Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
Dat moet nog komen.

Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
Zoals ik al eerder zei Escalator Over The Hill. Ook The Shape Of Jazz To Come van de meest verguisde altsaxofonist van de jazzgeschiedenis, Ornette Coleman en Heart Is A Melody van Pharoah Sanders.


Wat neem je altijd met je mee?
Mezelf.

Welke actualiteit heeft je aandacht?
Ik houd graag alle actualiteiten bij. Waar ik ook ben probeer ik naar nieuwsuitzendingen te kijken. Ik volg op de voet wat er elke dag gebeurt.

Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
Nelson Mandela. Hij is iemand die zoveel passie en compassie had, zoveel uithoudingsvermogen en kracht als mens om zijn belagers te vergeven. Mandela was een zeer wijze man.

Wat intrigeert je aan je instrument?
Mijn altsax blijft een ongrijpbaar iets. Ik kan me volledig vinden in de woorden van Eric Dolphy: ‘When you hear music, after it’s over, it’s gone in the air. You can never capture it again’. Je voert voor een deel altijd een gevecht. Muziek ‘an sich’ intrigeert, maar het instrument ook. Je kunt nooit zeggen: nu weet ik het wel. Muziek en instrument zijn nooit af.

Wat heb je geleerd van je muziek?
Dat is een moeilijke vraag. Als je het over muziek hebt, kun je je nergens achter verschuilen. Als je ‘fake’ speelt, hoort iedereen ‘fake’. Ik probeer altijd mezelf te zijn, ook in de muziek. Je kunt daardoor niet anders spelen dan zoals je doet.

Wat wilde je vroeger altijd worden?
Drie dingen. Ornitholoog, komiek of muzikant. Ik heb een leven lang een enorme interesse gehad in vogels, als kind al. Ik heb ook vogels gehouden. Komieken hebben me ook altijd getrokken. Maar ik heb nooit hoeven kiezen, ik ben zo de muziek in gerold.

Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
Hoe ouder ik word, hoe minder angst ik heb om te falen. Ik zoek het vaak op, omdat ik me steeds meer buiten de gebaande paden wil bewegen. Als je het avontuur opzoekt, weet je dat je kunt falen. Dus: steeds vaker en vaker. De kans dat iets mislukt, wordt alsmaar minder erg.


Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
Dat er gelukkig steeds meer jonge musici komen. En nu het publiek nog. In Nederland groeit het publiek niet mee, er moeten meer jonge mensen komen. Dit heeft alles te maken met de opvoeding op scholen en de voorlichtende taak die de media laten liggen. Maar het feit dat er steeds meer jonge uitvoerders komen, juich ik toe.

Met wie werk je graag samen?
Met alle musici die een brede en gezonde kijk op muziek hebben. Of ze nu jong of oud zijn.

Welke dromen liggen nog voor je?
Ik droom niet zo. Wat moet komen, komt nog.

Aan wie geef je het Jazz-tafette stokje door?
Aan Angelo Verploegen. Ik vind hem een fantastische trompettist, een uiterst gedreven docent, met een open blik, van een heleboel markten thuis. Hij heeft nooit een off-day en is altijd aanwezig.

RINUS VAN DER HEIJDEN
beeld GEMMA VAN DER HEYDEN

 

 www.paulvankemenade.com

 

Previous

Simone Honijk verzuimt diepte van jazz anno nu in te gaan

Next

StarkLinnemann verleent Cellofestival aparte glans

1 comment

  1. In januari 1988 ben ik onder de indruk geraakt van het Podium Trio, dat was in de Kakatoe in Den Bosch.
    Daarna ben ik Paul blijven volgen. Meer dan 25 concerten bijgewoond in diverse samenstellingen.
    Het blijft altijd boeiend als Paul optreedt. Groeten van Leo Bontje, Gouda.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook