De nieuwe stokjesdrager in deze rubriek is – evenals Wouter Kühne vorige maand – wederom het levende voorbeeld van hoe jonge jazzmusici hun muziek beleven. Ook contrabassist Tijs Klaassen is uiterst correct in de omgang, benadert de vaste vragen van JAZZ-tafette vaak filosofisch, heeft een uitgesproken mening over zijn en andermans muziek en maakt duidelijk dat hij nog elke dag van de muziek leert. Tijs Klaassen (1993) nam na de basgitaar de contrabas ter hand toen hij 19 jaar was en in het tweede jaar van zijn conservatoriumstudie vertoefde. Hij kreeg les van Ernst Glerum, Frans van der Hoeven, Ruud Ouwehand en Peter Leerdam. Tijdens een verblijf in Amerika volgde hij privélessen bij onder andere Ron Carter. In 2018 sloot hij zijn masterstudie cum laude af. In hetzelfde jaar won hij met zijn kwintet de Keep an Eye Records Award. Tijs Klaassen won tweemaal het Prinses Christina Concours, in 2012 met Oosterdok 4 en in 2016 met het Ian Cleaver Trio. Met het trio van pianist Floris Kappeyne toerde hij door vele buitenlanden. Sinds een jaar maakt hij deel uit van het Peter Beets/Henk Meutgeert New Jazz Orchestra. Later dit jaar is hij te horen bij altsaxofonist Mo van der Does, als die zijn nieuwe cd ‘Common Myths’ uitbrengt. En ook valt hij met plezier in bij bands die hem dat vragen, onder andere bij het Yuri Honing Acoustic Quartet. Een druk baasje derhalve, dat op dit moment schaaft aan zijn eerste cd als bandleider. Van het Tijs Klaassen Quintet, jazeker. Ook die plaat komt later dit jaar op de markt. Wat hij in zijn nog korte carriére als beroepsmusicus heeft geleerd? “Dat het erom gaat dat je zelf een groot ego ontwikkelt, waardoor je jezelf serieus kunt nemen.” Aan het woord is een musicus die weet wat hij wil, omdat hij zonder moeite zijn eigen visie kan loslaten.

Tijs Klaassen: “Ik houd heel erg van het sociale aspect dat schuilt in samen muziek maken.”

Waar ben je op dit moment mee bezig?
Vooral met het uitbrengen van mijn eerste cd als bandleider. Daar heb ik veel voor geschreven, gerepeteerd en discussies voor gevoerd. Dat laatste deed ik met de leden van mijn eigen kwartet: altsaxofonist Mo van der Does, tenorsaxofonist Matthias van den Brande, pianist Floris Kappeyne en drummer Wouter Kühne. We deden een korte tournee van drie concerten en daarna gingen we de studio in. Met het budget van de gewonnen Keep an Eye Award (tienduizend euro, rvdh) is deze cd, die eind dit jaar uitkomt, mogelijk geworden. Ik heb alle stukken geschreven. Ik vind het fijn dat ieder bandlid er zo bij betrokken is, dat je straks hun visie ook kunt horen op de cd. Ik heb er onder meer mee geleerd hoe je ook je eigen visie kunt loslaten.

Welke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
Met Floris (Kappeyne) en Wouter (Kühne) gingen we een paar keer op tournee in België, voornamelijk in Antwerpen. We speelden op allerlei plekken, onder meer in huiskamers en kroegen. Omdat we toen steeds samen waren, ontdekte ik hoe je een nieuwe creativiteit aanboort. Je laat volledig van de omstandigheden afhangen hoe en wat je speelt. Door zulke momenten leer je hoe je nieuwe en onverwachte dingen kunt spelen.

Waarom doe je graag wat je doet?
Ik houd heel erg van het sociale aspect dat schuilt in samen muziek maken. Al in de repetitieruimte moet je al die verschillende ego’s hun gang laten gaan. Vroeger dacht ik dat de solist de leider was van een groep. Maar dat ligt heel wat complexer. Ik heb gemerkt dat sommigen een groot ego hebben, maar graag zien dat mensen dat herkennen. Als jonge musicus wil je goed worden door geen fouten te maken. Je blijft daardoor onzeker over wat je doet. Het gaat erom dat je zelf een groot ego ontwikkelt, waardoor je jezelf serieus kunt nemen. Zonder daarbij afhankelijk te zijn van wat andere mensen van je vinden. Het interessante daarbij is de balans tussen serieus nemen – je eigen ego – en dat je op een intrinsieke manier geïnteresseerd blijft in het ego van anderen.

Tijs Klaassen: “Ik vraag me af of ik onderdeel ben van de ontwikkeling van de jazz. Misschien ben ik er wel het product van.”

Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
Daar kan ik geen echt duidelijk moment voor noemen. Ik kreeg heel lang les van een docent in Uithoorn, waar ik ben geboren. Hij liet mij Weather Reportachtige dingetjes horen. De muziek werd voor mij steeds belangrijker toen mijn vader – die zelf drummer is – platen draaide van Miles Davis, John Coltrane en Art Blakey. Die muziek was er gewoon, mijn vader drong die niet op. Ik was toen een jaar of vijftien, zestien.

Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
Daar heb ik niet zo snel een antwoord op. Ik dacht er wel eens aan welke facetten bijdroegen aan de ontwikkeling van jazz. Soms zijn musici die belangrijk zijn in de jazzgeschiedenis, niet zo bekend. Ik vroeg me dan ook af of ik onderdeel ben van de ontwikkeling. Misschien ben ik er wel het product van. Door daar bewust van te zijn is het moeilijk dat wanneer er zich iets ontwikkelt, dit te herkennen.

Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
Ik had in Artis een duo met een saxofonist. We speelden wat achtergrondmuziek. Er waren veel ouders met kinderen, die intensief luisterden. Plotseling doken er wat kinderen op die kwamen rellen. Ze gooiden steentjes naar mijn contrabas en zo. Ik was ontdaan toen ik zag hoe snel de andere kinderen daarin mee gingen. En inderdaad, de ouders deden niets. Eerst was er dat mooie moment van volop aandacht en toen die verloren aandacht, omdat de kinderen zich aansloten bij die relschoppers.

Waar vind je inspiratie?
Inspiratie kan bij mij van alles zijn. Bijvoorbeeld allerlei vormen van kunst. Ik krijg ook meteen inspiratie door direct contact met mensen. Ik heb dat vooral gehad met leraren. Ik hield enorm van de lessen waar je binnen een kwartier al genoeg had geleerd om thuis door te gaan. Mensen van mijn generatie inspireren me ook. Ze zijn vaak zo ontzettend gedreven, hebben een grote werklust en denken veel na. Of ik ook inspiratie krijg van reacties van het publiek? Je kunt op het podium totaal anders overkomen dan wat jij zelf bedoelt. Het is moeilijk om de waarde van die reacties te peilen. Je eigen waarde is niet universeel, er mag geen hiërarchisch verschil zijn met je publiek.

Tijs Klaassen: “Ik vergeet nooit iets. Ik heb altijd wel een lenzendoos, lenzenvloeistof en mijn huissleutel bij me.”

Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
Mijn toelating tot het conservatorium. Ik vond het heel eng te worden beoordeeld op iets dat invloed kan hebben op de rest van je leven. Nú zou ik het lang niet zo erg meer vinden.

Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
Prelude à l’apres midi d’un faune van Claude Debussy. Daar heb ik heel vaak naar geluisterd. Door mijn docent Clemens Kemme realiseerde ik me hoe je met een klein concept zoveel verschillende lagen kunt uitdrukken. Hoe je een complex en samenhangend stuk kunt maken, zoals dit werk van Debussy.

Wat neem je altijd met je mee?
Ik vergeet nooit iets. Ik heb altijd wel een lenzendoos, lenzenvloeistof en mijn huissleutel bij me. En ook mijn koptelefoon die ik vaak in de trein en auto op heb. En iets om te lezen. Ook al luister en lees ik niet altijd. Soms is het ook fijn je gewoon af te sluiten.

Welke actualiteit heeft je aandacht?
Ik probeer me nergens aan te onttrekken. Ik volg het nieuws, zowel nationaal als internationaal. Privacy en social media hebben ook mijn aandacht. Ik vind het interessant om te merken hoeveel die over jou weten. En dan bedoel ik niet eens zozeer het negatieve aspect. Sociale media worden ook gebruikt voor kunstuitingen. Ik vind het reuze interessant dat je je werk niet plechtig meer in een galerij hoeft op te hangen. Je kunt je via social media meteen uiten. Waar ik ook aandacht voor heb, is hoe in politieke discussies steeds vaker harde taal wordt gebruikt. Ik maak me daar zorgen over.

Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
Ik wil toch graag binnen de muziek blijven. Led Zeppelin! Ik houd van gitaarachtige muziek van groepen die een echt groepsgeluid hebben. Bijvoorbeeld door de timing waarmee ze op elkaar zijn afgestemd. Het leuke bij Led Zeppelin is de vier-eenheid. Zij zijn een echt collectief.

De rockgroep Led Zeppelin ligt hoog in de kast bij Tijs Klaassen.

Wat intrigeert je aan je instrument?
Hoe moeilijk het is om de basis goed te krijgen. Hoe goed je de noten moet spelen, hoe je een verzorgd geluid krijgt en hoe zuiver je moet spelen. Het komt wel eens voor dat dit niet zo is, bijvoorbeeld doordat je niet genoeg hebt geoefend. Ik speel op darmsnaren en die kunnen ontstemd raken. In zo’n geval moet je op elkaar gaan intoneren en dat is heel moeilijk.

Wat heb je geleerd van je muziek?
Dat het enorm kan verschillen hoe iets overkomt bij het publiek. Ik ben nog steeds aan het leren hoe ik me daarbij neer moet leggen, zonder dat ik voorbij wil gaan aan de mening van de toehoorders. Als je hen niet serieus neemt, neem je ook je eigenwaarde niet serieus.

Wat wilde je vroeger altijd worden?
Geschiedkundige. Ik was toen een jaar of elf. Ik heb die wens losgelaten toen ik op het conservatorium werd toegelaten. Anders was het geschiedenis geworden, omdat ik vind dat je daarmee logische verbanden kunt leggen om een plausibele oplossing voor een probleem te vinden. Ik vind het daarbij ook interessant te onderzoeken hoe kleine dingen in de loop van de geschiedenis anders hadden gekund.

Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
In principe altijd. Het voelt het best als een musicus zich niet inhoudt. Als hij op safe wil spelen is hij niet genoeg bezig met muziek. Tot voor kort wilde ik niet falen, recentelijk is dat veranderd. Ik ben er niet meer bang voor, ben veel stoïcijnser geworden. Als je niet gefrustreerd bent over jezelf, kun je ook beter zaken loslaten.

Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
Dat ligt eraan hoe groot je het woord ‘ontwikkeling’ ziet. Vind ik moeilijk. Ik blijf met dit onderwerp het liefst in Nederland. Zo vind ik het gaaf dat hier veel wordt gecomponeerd. Daarmee zie je hoe mensen ergens voor staan. Interessant vind ik ook de samensmelting van akoestische en elektronische muziek. En dat je meer collectieven ziet, in plaats van leiders met een groep. Ik vind het mooi om te zien dat bands bij elkaar blijven en samen werken aan een geluid.

Tijs Klaassen: “Ik zou graag een podium hebben voor mensen met nieuwe ideeën, die daar met elkaar over willen praten.”

Met wie werk je graag samen?
Met mensen die hun ego goed in balans hebben en dat op de juiste manier gebruiken.

Welke dromen liggen nog voor je?
De dingen die ik op dit moment doe, zou ik graag vaker willen doen. Ik speel in verschillende groepen, in vaste ensembles en ik val regelmatig in. Ook zou ik meer les willen geven. Het is reuze interessant dat je jezelf vragen gaat stellen: hoe je een leerling moet sturen, hoe je schadelijke dingen kunt zeggen. Ik zou heel graag meer willen werken met leerlingen, ik heb er slechts één. Ik zou ook wel een podium willen hebben voor mensen met nieuwe ideeën en die daar met elkaar over willen praten. Floris Kappeyne, die nu klassiek piano studeert, vertelde me dat zijn medestudenten correct met elkaar omgaan, maar bikkelhard over elkaars spel praten. In de jazzwereld willen musici liever op goede voet met elkaar blijven omgaan, dan dat ze kritisch naar elkaar zijn. Dat zou ik graag veranderd willen zien.

Aan wie geef je het JAZZ-tafette stokje door?
Ik heb zijn naam al een paar keer genoemd: Floris Kappeyne. Ik heb veel met hem gewerkt, ik speel in zijn band en hij in de mijne. Floris is het goede voorbeeld van hoe je over muziek kunt praten, hoe je je eigen visie kunt uitdragen zonder de ander te beledigen. Ik heb veel van hem geleerd.

RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA KESSELS

 

www.tijsklaassen.nl

 

Previous

Hassfurther en Büyükberber als vis in muzikaal water

Next

Boy Edgar Prijs 2019 naar duizendpoot Jasper Blom

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook