Hij loopt al dik 35 jaar mee in het Nederlandse jazzmilieu, Toon Roos (1964). Zijn grootste uitdaging is blíjven spelen. Waarbij hij tegelijkertijd opmerkt dat hij best zonder podium en zelfs zonder zijn tenor- en sopraansaxofoon zou kunnen. Want hij heeft een liefdevolle, rustige relatie met zijn instrumenten. “Ik wil niet de kroegen in worden gedreven”, luidt zijn credo. Dat inzicht leverde hem de Wessel Ilckenprijs en een Bird Award op. De commerciële kant van de muziek heeft hij altijd op afstand gehouden. Liever speelde hij met zijn eigen kwartet of met het Metropole Orkest. met de Netherlands Concert Jazz Band, of met het Dutch Jazz Orchestra met Jerry van Rooijen. Evenals met big bands en fusiongroepen als Batida die hij omschrijft als ‘twee muzikale lijnen in mijn leven’. Waarbij hij zeker ook de ‘buitenlandse grootheden’ rekent met wie hij speelde: Toots Thielemans, Joe Zawinul, Art Blakey, Peter Erskine, Bud Shank, Clark Terry, John Clayton, Philip Catherine en Bob Brookmeyer. Zomaar een greep uit het rijke leven van Toon Roos. Die naar eigen zeggen het geluk had op jonge leeftijd in de spotlights te geraken en zo op mooie plekken op de wereld te spelen met bijzondere musici. Alle reden derhalve om een gelukkige mens eens aan de tand te gaan voelen met de twintig vragen van de JAZZ-tafette.

Waar ben je op dit moment mee bezig?
Met voorbereidingen voor een funky jazzproject. Eens in de zoveel tijd voel ik de behoefte een productie te maken met daaraan gekoppeld een cd. In 2008 werd dat een plaat met jazzstandards, Love Revisited en in 2012 de meer funky Angel Dance met pianist Karel Boehlee, drummer Peter Erskine en contrabassist Hein van de Geyn. Met het project dat ik nu voor ogen heb ga ik in november de studio in. Ik werk dan met dezelfde bezetting als op Free At Last uit 2004, met Peter Tiehuis op elektrische gitaar, Karel Boehlee op toetsen, Boudewijn Lucas op basgitaar, Danny Sahupala op drums en Martin Verdonk op percussie. Daarnaast heb ik nog wat ‘special guests’ uitgenodigd. Ik ga kijken hoe dit uitpakt, als de muziek goed is brengen we er een cd van uit. De presentatie van dit project is op 1 juni 2018 in het Bimhuis.

Welke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
Door de jaren heen zijn er dat veel. Met mijn fusiongroep onze reis in 2004 naar Capetown. De plaat met Erskine zie ik als een hoogtepunt en ook de meeste concerten met Karel Boehlee. Ik speel al met hem sinds 1982, toen we samen optraden in The Duke in Leiden. Wij hebben een sterke connectie. Van de zes platen die ik heb gemaakt, speelt Karel op vier mee. En o ja, ook de Left Bank Holiday-tournee met Steely Dan in 2009. Ik speelde met mijn kwartet in het voorprogramma. Twee volle weken door heel Europa. Dat was compleet nieuw voor mij; grote zalen en een heel ander publiek.

Waarom doe je graag wat je doet?
Omdat ik er intens gelukkig van word. Muziek is voor mij een totaalervaring. De saxofoon is daarbij een manier om mij te uiten. Ik houd van melodie, lyriek maar ook van abstractie en een goeie groove. Tevens vind ik het geweldig om me door diverse muziekstijlen te laten inspireren. Luisteren en zelf spelen komen voor mij steeds dichter bij elkaar. Misschien geef ik maar één concert per maand, maar dan wel op een manier die ik het liefst doe. Ik studeer bijna niet, alles ontstaat ter plekke. Jazz nú dus (lacht). Zoals ik leef met muziek, zo wil ik ook in het leven staan. Dus ook voor mijn eigen smaak uitkomen!

Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
Tijdens mijn tienerjaren. Toen ik 14 jaar was, speelde ik al twee jaar saxofoon op de muziekschool in Alphen a/d Rijn. Albert Beltman gaf daar les. Ik nam deel aan een van zijn workshops en ontdekte dat ik een soort aanleg voor improviseren had. Van huis uit kreeg ik geen jazz mee. De jaren zeventig waren een smeltkroes, die steeds meer funk en fusion voortbracht. Door deze elementen kwam ik in contact met jazzmuziek.

Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
Ik ben heel dankbaar voor de periode van nu. En ben blij dat ik de jaren tachtig bewust heb mee mogen maken. Waarbij ik me afvroeg hoe het zou zijn geweest in de jaren zeventig. Weather Report zien optreden met Jaco Pastorius. Maar ik had in de jaren vijftig ook graag door 42nd Street in New York willen lopen.

Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
In 2005 speelde ik op het North Sea Jazz Festival een sessie met Joe Zawinul, Toots Thielemans, Ravi Coltrane, Christian McBride, Bill Stewart, Barry Harris en John Scofield, ook een held van me. We speelden maar twintig minuten, maar ik kreeg van Zawinul een groot compliment en dat is toch wat je graag wilt horen. Joe nodigde me uit in Wenen in zijn club te komen spelen. Het ging om een benefietconcert voor de slachtoffers van de orkaan Katrina in New Orleans. Twee bizarre sessies!

Waar vind je inspiratie?
In de natuur en door communicatie met mensen, bijvoorbeeld tijdens optredens. Ik hou ook erg van kleine kinderen; van hun speelsheid, vrijheid en onbevangenheid. Die vreugde ken ik ook, vooral als ik speel. En inspiratie haal ik uit mijn favoriete platen, daar draai ik op als een soort brandstof. Van pop naar jazz naar fusion. Mijn favoriete jazzplaat is My Funny Valentine van Miles Davis. Earth Wind & Fire, Stevie Wonder, de funky Herbie Hancock, Frank Sinatra en Ella Fitzgerald komen echter ook altijd voorbij. Ik ben vooral op vocalisten gericht. En op saxofoon natuurlijk. Ik hield toen ik jong was van Michael Brecker. Maar Miles Davis heeft mij op mijn kop gezet, met die zangerige manier van spelen. Stan Getz, Wayne Shorter, Dexter Gordon zijn eveneens favorieten. Ik hou van melodie en swing en ook van melancholie, vreugde en extraversie.

Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
Mijn vrouw ontmoeten, opzettelijk de trein missen en vragen of ik bij haar kon blijven slapen.

Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
Miles Davis’ My Funny Valentine vanwege de ongekende lyriek, ruimtelijkheid en warme expressie. En Heavy Weather van Weather Report. Dat is een soort wereldmuziek avant la lettre, waar alles in samenkomt.


Wat neem je altijd met je mee?
Mijn goede humeur.

Welke actualiteit heeft je aandacht?
Een jaar of zeven geleden ben ik mij gaan verdiepen in wat nu eigenlijk de realiteit is. Mijn beleving van de wereld zogezegd. Die heb ik van twee kanten benaderd. De eerste is naar binnen toe, spiritueel, via de boeken van Eckhart Tolle (Duitse leraar en schrijver, rvdh) die me enorm hebben geraakt. Aan de andere kant is er de buitenwereld, alles wat daarin gebeurt. Waar komt alle negativiteit vandaar, zo vroeg ik mij af. Daar heb ik een soort studie van gemaakt. De inzichten die dat opleverde zijn schokkend, maar brachten ook een visie naar voren die de cirkel naar de binnenkant toe rond maakt: de liefde. Daarmee komt alles goed. Angst is ook maar een emotionele reactie. Als je daar doorheen komt, dan kom je krachten tegen die het gaan winnen. Dat klinkt bijbels, maar zo bedoel ik het niet.

Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
Mijn vader. Hij leeft al enige tijd niet meer, maar toch… Ik moet ook aan de tennisser Roger Federer denken en opnieuw aan Eckhart Tolle, drie hele mooie mensen.

Wat intrigeert je aan je instrument?
Het vermogen tot expressie. Ik houd zoals gezegd van zangers. Op de saxofoon kan ik vocale kwaliteiten heel goed kwijt. De saxofoon is een verleidelijk instrument, dat je heel persoonlijk kunt maken.

Wat heb je geleerd van je muziek?
Wat mezelf betreft dat ik iemand ben die behoefte heeft aan emotionele communicatie. Ik toon graag mijn emoties, ben vrij extravert. Muziek geeft daar uiting aan. Je leert jezelf kennen via je muziek. Ik houd ervan een plaat die ik net gemaakt heb, heel vaak te beluisteren. Spelen is heerlijk, maar luisteren valt er bijna mee samen. Kortom, mezelf dus te openen en kwetsbaar te maken.

Wat wilde je vroeger altijd worden?
Vroeger was ik meestentijds gelukkig en wilde ik gelukkig blijven. En dat ben ik nog steeds. Musicus worden kwam pas later, vanaf mijn zestiende denk ik. Op zeker moment voelde ik: ik ben muzikant. Ik wil vooral een gelukkige, open mens zijn. En verder weet ik het niet.

Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
Dit vind ik een mooie vraag, die over het innerlijk gaat. Falen heeft voor mij vooral met ontspanning te maken. En met vrijheid. In de definitie zit al een soort veronderstelling. In de juiste ‘mindset’ kun je bijna niet falen. Mijn motto luidt dan ook: niets moet, alles mag. Heb lief en doe wat je wilt. Als je je bewust bent van wat je doet, kun je niet falen. En als je ervaart dat iets niet lukt, is dat ook weer mooi. Want dat levert ook weer iets op. Ik spring ergens in en maak me niet druk. En blijf rustig het midden zoeken.

Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
Zoals de jazz zich ontwikkelde in de jaren veertig tot zestig van de vorige eeuw. Met voorop lyriek, schoonheidsbeleving, rust en persoonlijke expressie. Deze elementen staan tegenwoordig onder druk door de individualisering en verharding van de wereld. Ik denk dat we terug moeten naar het hart. Popmuziek heeft zich in veel gevallen ontwikkeld naar een zeer laag niveau. En jazz is ‘mind’-muziek geworden. Ik improviseer binnen mijn muziek, laat haar op het moment ontstaan. Ik hou van spontane lyriek met kinderlijke schoonheid. En hou tevens van intelligentie in muziek. I love soul music. Als de blues verdwijnt, zijn we iets essentieels aan het kwijtraken.

Met wie werk je graag samen?
Met Karel Boehlee, Hein van de Geyn, Joost van Schaik, de mensen van mijn kwartet. Ik tourde met plezier met Steely Dan en speelde graag met Rob Madna. En Joe Zawinul had ook nog iets met mij gewild, maar toen overleed hij, helaas.

Welke dromen liggen nog voor je?
Mooie muziek blijven maken met musici bij wie ik mezelf kan zijn. Ik zou nog wel eens iets met Herbie Hancock willen doen en met Sting. En met de Braziliaanse musicus Ivan Lins. Met hem heb ik al eens opgetreden. Ook zou ik graag een cd uitbrengen met het Metropole Orkest. De muziek ligt er al, een combinatie van standards en eigen stukken. Ik ben de solist. Maar deze droom zit nog in het vat.

Aan wie geef je het JAZZ-tafette stokje door?
Aan Karel Boehlee. Ik heb hem al even gepolst (lacht). Hij is een hoogbegaafde musicus, volstrekt allround en een echte jazzpianist. Wij werken al vijfendertig jaar samen. Karel is een bijzonder mens, bescheiden en liefdevol.

RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA VAN DER HEYDEN

 

www.toonroos.com

 

Previous

Zomerjazzfietstour fietst van climax naar climax en climax

Next

Schuchtere Greetje Kauffeld sterk in Concertgebouw

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook