Foto Tom Beetz

De neusfluit is een fluit die, zoals de naam al zegt, wordt bespeeld met de neus. Het instrument komt voor bij de oorspronkelijke bewoners van Hawaii (hano), Fiji (dulali), Filippijnen (tagalog) en bij de Maori’s in Nieuw-Zeeland (nguru). Voor Amerikanen speelt dit geen rol, dus staat de uitvinding van de neusfluit op naam van William Carter die in 1891 zijn neusfluit patenteerde, wat in de New York Times werd verwelkomd met ‘the most wonderful musical instrument ever invented’. Terwijl kort daarvoor in Bari, Italië Filippo Atô al zijn nasi-flauto had gepresenteerd, die ook nog eens het voordeel had dat je er tijdens het muziek maken gewoon een sigaartje bij kon roken.

Hoewel er toch heel wat neusfluitisten zijn geweest, sommigen speelden er zelfs Mozart en Haydns Trumpet Concerto mee, was tot 2016 Leonard Cohen de enige nog levende neusfluitist die in de Nose Flute Hall of Fame was opgenomen. Op dit instrument werd honderd jaar geleden in de jaren twintig veel jazz gespeeld. In 1923 werd de Franse neusfluit oclariflûte aanbevolen voor jazz. Hij was te koop vanaf 2 Franc voor een eenvoudige uitvoering tot 10 Franc voor het meest luxe type, en volgens de advertentie uitermate geschikt voor jazzorkesten omdat je ‘zonder dat het nodig was om de muziek te kennen’ moeiteloos kon meespelen met viool, piano of accordeon.

De jazzband van het Parijse theater La Gaîté Rochechouart (Fred Mellé’s Syncopaters) maakte in die jaren veel gebruik van de neusfluit. Een ervaren speler kon met een goede neusfluit drie octaven spelen. Na die tijd ebde de neusfluithype weg en hoorde men steeds minder van dit instrument.

Zó ziet een neusfluit er uit.
Zó ziet een neusfluit er uit.

De eerste goede jazzneusfluitist was Lloyd Buford Threlkeld uit Kentucky. Hij was eigenlijk gitarist en zanger, maar zijn grote doorbraak kwam toen hij neusfluit speelde met zijn band Whistler and His Jug Band. Dit was de eerste jugband die op film werd opgenomen en platen opnam. Zijn Low Down Blues en Jug Band Special uit 1927 laten de neusfluit in al zijn glorie horen. In de moderne jazz zijn maar enkelen die de fluit aan hun neus zetten. De bekendste en beste was Roland Kirk die er een oude met tape omwikkelde blokfluit voor gebruikte.

In Nederland zette zowel Sean Bergin als Alan Purves (foto) regelmatig de fluit aan de neus. En dan is er nog een ongelooflijk verhaal uit TIJM Magazine over de Nederlandse neusfluitist Willie Hermans die naar Amerika vertrok en met de bijnaam ‘Boulder Bucksy’ bij de band van Dave Brubeck kwam.

 

Previous

Jazz ten tijde van corona: Deborah J. Carter

Next

Jazz ten tijde van corona: Felix Schlarmann

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook