Egon Kracht dook een dikke dertig jaar geleden op aan het front van jazz- en improvisatiemuziek. Hij maakte snel naam als contrabassist bij groepen als het Polo de Haas Kwartet, Jubilation PC van Pierre Courbois, Brevis met Theo Loevendie en Mal Waldron. In 1994 richtte hij zijn formatie The Troupe op, maar drie jaar later vervaagden de jazzgrenzen. Toen namelijk startte hij een samenwerking met liedschrijver en zanger Maarten van Roozendaal. Samen brachten zij zes theaterprogramma uit. In 2010 boog Egon Kracht weer naar een andere richting: die van barokmuziek door aan de ‘Judas Passion’ een eigen gezicht mee te geven. Ook de ‘Matthäus Passion’ van Bach werd werkmateriaal voor de contrabassist. Momenteel werkt Egon kracht vooral als componist voor vocale muziek en muziektheater. “Ik heb de afgelopen twee, drie jaar verdomd weinig gespeeld”, zegt hij daarover. “Mijn opdrachten kwamen vaak uit de wereld van het muziektheater. Minder spelen vind ik niet erg: ik heb ooit gezegd dat ik me niet kan voorstellen dat ik tot aan mijn dood met mijn contrabas over de wereld reis. Ik heb al zoveel gereisd: met Maarten van Roozendaal deed ik tournees met 120 concerten per jaar.” Inhoud wordt voor Egon Kracht steeds belangrijker. Het muzikale middel waarmee de inhoud moet worden neergelegd, maakt hem niet uit. Met zijn vrouw Noortje Braat speelde hij muziektheater dat handelde over transitie in de wereld. Had alles te maken met de bouw van hun nieuwe huis, dat geheel zelfvoorzienend wordt en het begin van een nieuw, zelfgekozen leven betekent.

Egon Kracht bouwt zelf een zelfvoorzienende woning. De muren zijn bijvoorbeeld opgetrokken uit oude autobanden.

Waar ben je op dit moment mee bezig?
Ik heb zojuist een project afgerond dat de eerste drie cantates van het Weihnachtsoratorium van Bach als basis heeft. Ik gooi er een vierde cantate tegenaan. Moet je zien als een soort hedendaags commentaar op deze muziek. Het Amsterdams Toonkunstkoor gaat het uitvoeren. Trompettist Angelo Verploegen en ik spelen eveneens mee, omdat er ook wordt geïmproviseerd. De première is op 15 december in de Obrechtkerk in Amsterdam. Naast mijn werk als contrabassist en componist ben ik ook een eigen huis aan het bouwen. Dat heeft te maken met het feit dat ik mijn leven anders ga inrichten. Mijn vrouw en ik gaan ons richten op zelfvoorzienigheid. Dit komt neer op zuiniger leven, dat is hard nodig in de huidige maatschappij. Daarnaast ben ik twee muzikale projecten aan het opstarten. Het eerste is het New World Quartet met trompettist Angelo Verploegen, tenorsaxofonist Jan Menu en accordeonist Rik Cornelissen. Dit ensemble heeft een directe inhoudelijke band met ons leven van nu. Het kwartet komt voort uit een carte blanche van jazzclub Perdido in Hillegom. Ik wilde er op een lekker ouderwetse manier iets mee gaan doen: wat gekke standards, wat Middeleeuws werk en eigen dingetjes uit de Matthäus Passion. Ik stelde een repertoire op, we repeteerden een middag en hup, het podium op. Het was heel vrij, het publiek ging uit zijn dak. Anderhalf jaar later speelden we in Den Bosch en toen dacht ik dat we de band verder moesten gaan ontwikkelen. Ik ben nu nieuw repertoire aan het schrijven, half maart starten we en Channel Classics heeft al een aanbod gedaan voor opname van een cd. Het tweede project wordt het Flevo Ensemble, samengesteld uit de weinige musici die Flevoland telt. Ook hier ga ik nieuw repertoire voor componeren, eigenlijk is het geen jazz, maar een beetje weer wel. Moeilijk te definiëren.

Welke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
Toch de samenwerking met Maarten van Roozendaal. Ik heb zoveel plezier met hem gehad, zoveel van hem geleerd. Hij en zijn Eva hebben mij het theater geleerd. Een prachtige herinnering is ook het begin van mijn carrière toen ik in Brevis speelde, het kwartet van Theo Loevendie met Pierre Courbois en Koos Janssens. Dat heeft maar hooguit een jaar bestaan. In dat kwartet speelde de grote Theo Loevendie stukjes van Egon Kracht.

Egon Kracht in zijn huis in aanbouw.

Waarom doe je graag wat je doet?
Om mezelf te ontwikkelen, zowel op artistiek als inhoudelijk niveau.

Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
In oorsprong bij mijn ouders. Ze spelen geen instrument, maar draaiden wel heel veel muziek, van de Beatles tot Stravinsky. Ze waren ook betrokken bij de jazzconcerten in het Witte Theater in IJmuiden. Mijn moeder ging toen mijn jongere broertje Milan groot genoeg was, als impresario weer het arbeidzaam leven in. Heel jazzspelend Nederland is op zeker moment bij Hanny Kracht terecht gekomen. Toen ik een jaar of tien was ging ik vaak met mijn moeder mee, die het hele land afreisde. Vanaf dat moment is jazz een onderdeel van mijn leven geworden. Met misschien voor mij als openbaring Niko Langenhuijsen met zijn Vaalbleek-orkesten. Toen vielen veel zaken voor mij op zijn plaats. Ook toen mijn moeder vroeg: zou je geen instrument willen spelen? ‘Ik dacht dat je het nooit zou vragen’, was mijn antwoord. Ik heb toen op de muziekschool een jaartje Algemene Vorming gedaan. Waarom de contrabas mijn instrument is geworden, weet ik niet. Ik begon met het Real Book, gaandeweg ging ik zelf schrijven en kwam ik uit bij Niko Langenhuijsen, Frank Zappa en Willem Breuker, allemaal smeltkroezen.

Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
Ik moet niet aan geschiedvervalsing gaan doen, maar voor mij gaat het over jazzmusici die verder kijken dan hun eigen straatje. Duke Ellington is een goed voorbeeld, Willem Breuker evengoed. Soms ben ik wel een beetje jaloers op de ontwikkeling van de jazz in de jaren zestig en zeventig. Breukers gekte paste beter bij mij dan ICP. Het is zó belangrijk om die gekte mee te nemen in je muziek.

Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
Hele bizarre dingen heb ik nooit meegemaakt. Maar ik herinner me een voorstelling, lang geleden met Maarten van Roozendaal. Mobiele telefoons waren toen nog niet zo in. Op zeker moment gaat in de zaal een telefoon af. De eigenaar ervan presteert het dan om op te staan, de coulissen in te lopen en daar zijn telefoongesprek te voeren. Waarop Maarten de telefoon uit de hand van die man grist en het gesprek met de persoon aan de andere kant van de lijn voortzet. En wat ik ook bizar vond was ooit een man op de eerste rij, die op zijn gemak allerlei stukken van kantoor zat door te nemen.

Egon Kracht als bouwvakker.

Waar vind je inspiratie?
In het leven en de ontwikkeling daarvan.

Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
Alles wat je zelf onderneemt is spannend. Ik heb een jaar of twaalf, dertien directeur van het Juttersfestival in Wijk aan Zee gespeeld. Dat was oorspronkelijk een dorpsevenement waarvoor ik werd gevraagd om artistiek te adviseren. Ik zei dat ik dat wel wilde doen, maar wel op professioneel niveau. Klassiek, jazz, pop, kleinkunst, alles kwam voorbij. Daar ben ik echt begonnen met produceren. Joe’s Garage van Zappa werd bijvoorbeeld integraal uitgevoerd, bedoeld als satirische rockopera. De muziek van Hauser Orkater dook op zeker moment ook op in het festival. De klus was een hels karwei. Ik deed de publiciteit, maar maakte ook wc’s schoon. De laatste opvoering was in 2011, het festival was bijna failliet: er sponsorde geen bedrijf meer en ook de subsidies stopten.

Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
Zappa’s Make A Jazz Noise Here. Zijn laatste tournee in 1988 deed hij met een grote band. Elke avond was het repertoire anders. Van die tournee zijn vijf cd’s uitgegeven. De titel ontleende Zappa aan aanmoedigende woorden uit de jazz, zoals ‘Yeah!’ Hij deed er gekscherend over, maar tegelijk was het ook een ode aan jazzmuziek. Een andere belangrijke plaat voor mij is Olivier Messiaens Vingt Regards sur l’Enfant-Jésus. Ik heb niet zoveel op met piano, maar wat hier solo gebeurt gaat vooral om creativiteit en enorme speelsheid. En daarnaast zijn alle balletten van Stravinsky belangrijk voor mij. Punt!

Wat neem je altijd met je mee?
Mijn humeur en de serieusheid die me wel eens in de weg zit.

Egon Kracht op de bouwwerf.

Welke actualiteit heeft je aandacht?
Het economische en financiële stelsel dat hopeloos ouderwets is, maar nog altijd aan de macht is. Als je Rutte of een bankdirecteur hoort praten, weet je dat zij vastzitten in een systeem dat 250 jaar geleden werd ingericht. Zij zien niet in dat het eindig is. Voor dat soort zaken wil ik af en toe speldenprikken uitdelen.

Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
Dan komt meteen een naam boven drijven, die van Herman Wijffels (econoom en voormalig bankdirecteur, rvdh). Hij past in een tijdsbeeld dat morgen misschien anders is. Als je Wijffels hoort over maatschappelijke veranderingen en betrokkenheid, maak je kennis met een hele mooie visie die nog waar is ook. Zijn blik sluit heel erg bij mij aan. Zijn visie had hij eerder in mij moeten gooien, hij is zo inspirerend.

Wat intrigeert je aan je instrument?
Dat het zo’n ontzettend onhandelbaar instrument is. Zowel fysiek als mentaal.

Wat heb je geleerd van je muziek?
Dat muziek nooit af is. Ik heb zojuist die opdracht voor het Weihnachtsoratorium ingeleverd. Het duurde eindeloos voordat ik het los liet. Een stuk is bij mij nooit af. Daarom vraag ik me ook steeds af hoe andere componisten dat doen.

Wat wilde je vroeger altijd worden?
Vuilnisman of bouwvakker. Ik ben gefascineerd door werkmannen. Wat ze ook doen. Ik herinner mij dat toen ik nog kind was, mijn ouders een huisje hadden gehuurd in Friesland. Er werd in de straat aan de riolering gewerkt. Ik stond elke dag om zeven uur op en vroeg aan de werkers buiten of ik mee mocht helpen. Het fysieke werk met je handen trok mij, totdat op 10-jarige leeftijd de muziek werkelijk kwam. Toen was er sprake van een voldongen feit.

Egon Kracht wil met een nieuw huis ook een nieuw leven beginnen.

Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
Daar ben ik nooit bang voor. Zenuwen ken ik niet als het gaat om mijn spel op de contrabas. Als je goed bent voorbereid, vang je elke misstap op. Is het zelfs een godsgeschenk, als er zich plotseling een wending voordoet. Voor publiek spreken is overigens iets anders.

Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
Dat jazzmusici verder kijken dan de mainstream-jazzmethode. Daarin zit de moeilijkheid om goede muziek te maken: thema-improvisatie-thema, klaar! De solo’s of improvisaties hebben meestal niets met het thema te maken. Het gaat er te vaak om van: kijk eens hoe virtuoos ik ben! Het ontbreekt dan aan een soort collectiviteit om samen tot de uitwerking van de muziek te komen. Dit heb ik tegen dat soort jazz. Het wordt pas leuk als musici samen naar een andere vorm gaan zoeken. Zoals Willem Breuker en Loek Dikker deden en doen. Je zou bijvoorbeeld in jazzmuziek de sonatevorm kunnen toepassen. Dan wordt het pas interessant.

Met wie werk je graag samen?
Met mijn vrouw Noortje. Op diverse vlakken zijn wij zowel uitvoerende als schrijvende musici. Een andere naam is die van Angelo Verploegen. Hij komt steeds voorbij. Toen ik in Begonia speelde, een van mijn eerste bands, kwam Angelo toevallig om de hoek kijken. Ik ben hem nadien uit het oog verloren, tot ik in 2002 begon aan mijn MatthäusPassionprojecten. In 2005 zocht ik daarvoor uitbreiding en kwam uit bij Eric Vloeimans. Eric kreeg een steeds vollere agenda en toen heb ik Angelo gebeld. Hij nam mijn uitnodiging met graagte aan. Angelo kiest vaak voor de bugel. Die komt qua klank mooi uit bij mijn contrabas. En een derde naam is die van saxofonist Michiel van Dijk, hij is ook een blijver in mijn leven.

Welke dromen liggen nog voor je?
Om de vrijheid te hebben nieuwe stukken te schrijven en zaken te ondernemen. Dat je dusdanig onafhankelijk bent dat je die dingen gewoon kunt aanpakken.

Egon Kracht, componist, contrabassist en tijdelijk bouwvakker.

Aan wie geef je het JAZZ-tafette stokje door?
Op dit moment denk ik dat het leukste is als ik kies voor accordeonist Rik Cornelissen. Er zijn in zijn leven genoeg elementen aanwezig voor een stormachtige ontwikkeling. Hij is benieuwd, wil graag leren en is erg ondernemend. In de plaats waar hij woont is hij ook een jazzfestival aan het organiseren. Dat vind ik geweldig!

RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA VAN DER HEYDEN

 

www.thetroupe.nl

Previous

Klein en Sclavis betonen basklarinet de juiste eer

Next

Verhoeff/Calister/Verploegen brengen ware verademing

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook