Pierre Courbois, 79 jaar inmiddels, staat nog altijd pal voor zijn muzikale principes. De man die aan de wieg stond van de Nederlandse free jazz, drumt nog altijd alsof zijn leven ervan afhangt. Opgeleid als klassiek pianist kreeg hij aan het begin van zijn puberteit een banjo in handen en kwam ermee terecht in een dixielandorkest, waar hij ook wel eens gitaar speelde. Ondanks door een zeldzame ziekte opgelegde lichamelijke beperkingen, laat hij zich niet uit het veld slaan. “Er zijn zes of zeven gewrichten in mijn lichaam die het niet goed doen, maar er zijn er honderd die het wél goed doen, zo kun je het ook bekijken.” Opgeleid als edelsmid heeft hij de verworvenheden van dat vak subliem weten te integreren in zijn carrière als slagwerker en zeker ook om voornoemde beperkingen enigszins het hoofd te bieden. Zo ontwikkelde hij een double-bass pedal, een gongpedaal en een verstembare staande trom en later zelfs een compleet perspex drumstel. Allemaal met de handige handjes van de edelsmid.

Pierre Courbois op de loopplank van zijn woonboot in Arnhem.

Voor Pierre Courbois staat als een paal boven water dat jazz niet zonder vernieuwing kan, sterker nog: moet. Dat was zo in de jaren zestig toen hij mede de vrijheid in de muziek predikte, dat geldt nu voor hem evenzeer nog. “Jazz moet door ontwikkelen”, is een van zijn lijfspreuken. Tijd voor JazzNu om een lange dag met deze kleurrijke jazzvogel op zijn woonboot in Arnhem door te gaan brengen. Om te praten over musici die vibratie aan hun spel toevoegen en aan wie hij een broertje dood heeft. Over zijn befaamde brushestechniek. Over zijn onderschatte werk als componist. Over zijn uiterst creatief gegoochel met maatsoorten. Over zijn bewering dat hij alle jazzakkoorden uit zijn hoofd kent. En over nog veel meer.

Waarbij de eerste vraag meteen voor de hand ligt: hoe is het allemaal begonnen? “Mijn eerste kennismaking met jazz was in de jaren ‘40–‘45, tijdens de Tweede Wereldoorlog”, steekt Pierre Courbois van wal. “Mijn vader, die zendamateur was, had een clandestiene radio verstopt in de kruipruimte van onze woning in Nijmegen. Wij luisterden dan meestal ‘s nachts, met van die grote bruine bakelieten koptelefoons op, naar The Voice Of America. Tussen 23.00 en 24.00 uur zonden ze het programma Jazz Hour uit, mijn eerste kennismaking met jazzmuziek. Ik was toen een jaar of vier en kan me nog herinneren dat het erg spannend was allemaal. Luisteren naar de radio hadden de bezetters ten strengste verboden. Mijn moeders waslijnen fungeerden als antennes, daar zijn ze nooit achter gekomen, haha.”

DERTIEN MAN

“Mijn moeder, die pianiste was, had een band van maar liefst dertien man. Zij was de leidster. Mijn vader speelde viool in haar band, net als ik nu weer drums in de band van mijn zoon, dat is ongeveer vergelijkbaar. Mijn ouders waren altijd aan het repeteren en overal lag bladmuziek, ik groeide ermee op. Ze waren beiden edelsmid van beroep – vader had na de oorlog een juwelierszaak – maar ze waren tegelijkertijd ook verdienstelijke amateur-musici. We hadden ook een mooie opdraai-grammofoon – waarvan mijn vader zelf de naalden sleep – met een collectie vooroorlogse 78-toerenplaten, waar ook veel jazz tussen zat.”

Pierre Courbois, slagwerker en vernieuwer van jazz.

“Allengs kreeg ik echter meer interesse in het drumstel, in het slagwerk en op mijn zeventiende trad ik voor het eerst op als drummer in het sextet van Jan van Halen, ook weer in De Vereeniging. Deze Jan van Halen was de vader van Alex en Eddy van Halen van de later wereldberoemde Amerikaanse rockband Van Halen. Grappig, hè? We speelden voornamelijk dixieland, maar deden ook bruiloften en partijen en zelfs carnaval en zo heb ik eigenlijk ouderwets en degelijk leren trommelen. Nu wil ik niet als een oude opa overkomen, maar ik merk helaas dat veel van de hedendaagse drummers dat ouderwetse trommelwerk niet meer beheersen. Dat zeg ik ook altijd aan mijn leerlingen, ga maar eens lekker meelopen met de fanfare, of ga maar eens carnavalsmuziek spelen, zodat je het echte ouderwetse trommelen en roffelen leert.”

KLASSIEK SLAGWERK

“Toen ik achttien jaar was heb ik me aangemeld bij het Muzieklyceum in Arnhem om klassiek slagwerk te studeren. Dat had je toen nog, iets tussen muziekschool en conservatorium in. Ik volgde tevens een opleiding als edelsmid aan de Kunstacademie. Twee opleidingen tegelijkertijd, dat kon eigenlijk helemaal niet, dat was behoorlijk gecompliceerd. Ik ben wel eens uit het raam geklommen bij de ene opleiding om snel naar de andere te kunnen gaan, zonder dat ze het merkten, haha… Op een gegeven moment moest ik twee examens tegelijkertijd doen, hoe ik het voor elkaar kreeg… ik droom er nu nog wel eens van. Maar het lukte en ik ben dus ‘Meester Edelsmid’. Dat heb ik, zo tot mijn dertigste, als beroep uitgeoefend, voordat ik fulltime-musicus werd.”

“Ook bij Jan van Halen stak ik veel op. In die tijd was Glenn Miller erg populair en ik speelde zijn muziek in de big band van de Luchtmachtkapel, gekleed in militair uniform, terwijl ik nooit in dienst ben geweest. Afgekeurd vanwege dat rare been van mij. Maar goed, daar zat ik dan met een stropdas om, terwijl ik geen das kon knopen, dat moest iemand anders doen, haha. Jaren later zat ik in een Duits musicalorkest, moest ik een strikje om, kon ik ook niet, zelfs mijn schoenveters kan ik niet moeiteloos strikken. Ik kan vier, vijf dingen tegelijk doen, maar zoiets simpels als een ceintuur om een badjas doen, nee… het is een soort afwijking. Zoals mijn moeder altijd zei: ‘Ieder mens heeft recht op zijn eigen afwijking’. Ik heb andere talenten zeg ik dan altijd, je kunt niet alles hebben…”

Als voormalig edelsmid kan Pierre Courbois prima uit de voeten met een draaibank.

KENNY CLARKE

Drummer en bebop-pionier Kenny Clarke ontwikkelde ooit een speciale brushestechniek, waarmee hij wereldberoemd is geworden. Pierre Courbois zag die techniek wel zitten en heeft zich die volledig eigen gemaakt. Hoe ging dat in zijn werk? “Je had in die tijd geen versterkers, de bas was onversterkt, dus je kon niet te hard spelen als drummer. Wat bijna niemand weet, is dat zacht spelen veel moeilijker is dan hard spelen. Dus gebruikte je heel vaak je brushes. Ik draaide in die tijd veel platen van Kenny Clarke, om er achter te komen hoe hij dat nou deed. Pas toen ik hem veel later voor het eerst in Parijs zag spelen in de Blue Note, werd het duidelijker. Ik heb toen ook nog wat lessen van hem gehad. Diezelfde techniek gebruik ik nog steeds en heb ik ook verder ontwikkeld. Kenny woonde in Parijs en ging nooit meer terug naar Amerika. Amerikaanse musici met wie ik later speelde, hadden Kenny dus nooit gezien en kenden hem alleen van naam. Ze zagen zijn techniek weer bij mij terug, dat was heel merkwaardig eigenlijk.”

Brushes vormen een wezenlijk onderdeel van het drumspel van Pierre Courbois.

“In 1965 trad ik met een Duitse band op in de Blue Note. We speelden om en om met het kwintet van Kenny Clarke. Aangezien ik toentertijd de mindere god was, speelde ik op zijn drumstel. Ik heb toen precies opgemeten hoe alles stond, echt met de duimstok in de hand. Mijn drumstel heb ik daarna ook zo neergezet en het staat nog steeds zo na al die jaren, nooit meer veranderd. Kenny was precies even groot als ik. Bovendien was hij een ontzettend aardige man. Ik zat in een hotel aan de Place d´Italie en als we klaar waren, ´s nachts om een uur of vier, reed ik altijd met hem mee en zette hij mij daar af. Dat is ongeveer een jaar zo gegaan.”

BRUSHES

“Ik geef nog steeds les, ook in die brushestechniek, brushesworkshop heet dat. Ik probeer in die workshops altijd eerst die polsen bij mijn studenten wat soepeler te krijgen, want het is echt knudde, echt knudde! Wat erg belangrijk is voor de brushestechniek is de linkerpols, de soepelheid van de gewrichten in de linkerpols. Nu zijn op de een of andere manier de Aziaten daar erg in bedreven, hun gewrichten zijn soepeler, denk ik. Begrijp me niet verkeerd, ik zie veel jonge drummers spelen, ook in de band van mijn zoon, niks mis mee, fantastisch. Maar soms denk ik wel eens… je hebt toch ook een gewricht in je pols… De hele avond die starre houding, niet alleen de armen, ook het voetenwerk.”

Pianist Jasper van ‘t Hof en Pierre Courbois hadden in 1969 de band Association PC opgericht en kregen wereldwijd succes. Ze waren zo’n tien jaar lang steeds maar op tournee, over de hele wereld. Onder meer in India en Sri Lanka, waar Courbois weer met Indiase muziek in aanraking kwam. “Viktor Kaihatu, de Molukse bassist, had mij eerder veel geleerd over deze muziekvorm, hij wist er alles van. Wel opmerkelijk toch, dat een Indonesiër je alles leerde over Indiase muziek. Het typerende gebruik van kwartnoten bijvoorbeeld, die zet ik ook in, alleen daar hebben wij geen notatie voor. Moest je dus allerlei trucs voor bedenken, maar tijdens repetities kon je het de andere muzikanten heel goed uitleggen. Het toppunt van het trommelen met de handen zijn de tabla’s natuurlijk. En op Sri Lanka heb je de mridangam, een dubbelzijdige trommel die ze later hebben doorgezaagd en toen kwamen daar de tabla’s. Ook heb ik jarenlang gamelan gespeeld, waar ik veel van heb opgestoken.”

Pierre en Wennie Courbois.

GEZONDHEID

Op zeker moment ging Pierre Courbois gezondheidsproblemen ondervinden. Hij kreeg de Ziekte van Klippel-Trenaunay, waarvan in Nederland en Belgie slechts zo’n honderd gevallen bekend zijn. “Ik ben met een aantal zware, erfelijke afwijkingen geboren. Onder meer aan mijn benen, mijn darmen en hartkleppen die niet werken. Mijn benen zijn helemaal ingesnoerd, mijn echtgenote Wennie moet me er ‘s morgens mee helpen, een heel gedoe. Op tournee ook, ik heb altijd hulp nodig, iemand die me met mijn kousen helpt.”

“Ik heb een aantal stevige operaties gehad, maar of het mijn drummen heeft beïnvloed is moeilijk te zeggen. Ik heb natuurlijk ook mijn pedalen aangepast aan mijn voettechniek, daar kwam mijn opleiding als edelsmid weer goed van pas. Zo kwam ik tot hele nieuwe ontwikkelingen, qua pedalen. Om met Johan Cruyff te spreken: ‘Elk nadeel hep z’n voordeel’. Als ik geen edelsmid was geweest, had ik die pedalen nooit kunnen maken en als ik dat rare been niet had gehad, was ik nooit op het idee gekomen. Inmiddels is het mijn handelsmerk geworden. Ik probeer ook altijd omgekeerd te denken, da’s mijn redding, om overal de draak mee te steken. Er zijn zes of zeven gewrichten in mijn lichaam die het niet goed doen, maar er zijn er honderd die het wél goed doen, zo kun je het ook bekijken. En pijn, ja, je weet niet beter.”

“Ik heb er natuurlijk wel veel aan gehad, al die dingen die daar staan (wijst op zijn drumstel), heb ik zo’n beetje zelf gebouwd. Samen met mijn broer Jacques, die horlogemaker van beroep was, gespecialiseerd in oude klokken. Hij restaureerde ook klokken voor het koningshuis, in Soestdijk toentertijd. Mijn broer was erg precies, veel nauwkeuriger dan ik. Hij leerde me alles, ik kreeg ook bijles wiskunde van hem. Ik heb hem ingehaald, mijn broer is 79 geworden en vorige week werd ik 79.”

KITTY COURBOIS

“Mijn zuster Kitty (Courbois, de bekende actrice, red.) is ook 79 geworden, die heb ik eveneens ingehaald.  Alleen Elly, mijn oudste zus is 82 jaar geworden, die moet ik nog proberen in te halen. Ik heb daar wel een beetje last van, dat ik twee broers en twee zussen heb verloren, die leden aan dezelfde aangeboren kwalen als ik. En dat ik dan tijdig ben geopereerd en zij niet. Daarover voel ik me wel eens een beetje schuldig: waarom ben ik er nog en waarom zijn zij de pijp uit? Daar heb ik het wel moeilijk mee, ja, absoluut.

Pierre Courbois gaf (tussen 1976 en 1982, red.) ook schoolconcerten. Ze maakten een jaar of zeven wezenlijk deel uit van zijn muzikantenleven. Maar op zeker moment was het op. “Ik heb als scholiertje in het kader van Stichting Schoolorkest Pim Jacobs en Rita Reys en het Gelders Orkest en zo zien optreden. Ik ben later ook schoolconcerten gaan geven, heb ik een jaar of zes of zeven gedaan, dat deed iedereen in die tijd. ´s Ochtends om  zes uur ontmoette je andere muzikanten bij de benzinepomp op weg naar een schoolconcert ergens in Maastricht of waar dan ook, want die concerten begonnen al vroeg, weet je wel.”

Pierre Courbois in gedachten verzonken als hij over zijn familie spreekt.

TECHNISCHE SCHOLEN

“In het begin stuurden ze mij ervoor naar technische scholen, later ben ik er achter gekomen dat ze mij juist naar aparte scholen met moeilijke leerlingen stuurden, autistisch of zo, maar dat wist ik niet, dat hadden ze me nooit verteld. Is me verder ook nooit opgevallen, behalve die ene keer op een school in Amsterdam Noord, toen tijdens mijn drumsolo de gordijnen in brand werden gestoken. Halverwege mijn solo vond ik het opeens wel erg raar ruiken, ja dat was blijkbaar een erg moeilijke school. Maar goed, het was leuk om te doen, ik improviseerde veel, daar ben ik goed in, als ik op de technische scholen begon over Amerikaans en Engels schroefdraad en alles in inchmaten , dan waren de jongens en meisjes gelijk geboeid.”

“Maar toen werd alles opeens anders, je moest van te voren je tekst inleveren, mocht geen moeilijke woorden gebruiken. Ik weet nog dat ik een keer het woord assemblage liet vallen, nou dat kon echt niet, assemblage…. Dat was te hoog gegrepen voor die arme leerlingen. Nou ja, toen had ik er ineens genoeg van. Daarna ben ik als presentator voor de VPRO gaan werken, zo´n zes of zeven jaar.”

“Dat is wel apart bij mij, ik doe alles in zes of zeven jaar en dan is het over. Zeven is een soort van voltooiing. In het Joodse geloof zeg je zeven keer zeven, dat betekent eigenlijk oneindig, zeg maar. Ik heb dat dus ook, alleen niet met mijn huwelijk, Wennie en ik zijn al 54 jaar bij elkaar, no seven year itch voor ons, hahaha…”

Pierre Courbois voelt zich enigszins miskend als componist.

COMPONIST

Pierre Courbois is vooral bekend als drummer, veel minder als componist. Hoe gaat hij daarmee om? “De meeste mensen kennen mij inderdaad alleen als drummer. Maar ik ben ook mijn hele leven bandleider geweest, wat niet zo simpel is. Soms is een bandje net een kleuterklasje, allemaal egootjes. Maar een drummer als componist wordt vaak niet serieus genomen: in het algemeen zijn het idioten. Mensen denken dat hij alleen maar verstand heeft van ritmes enzovoort, and that´s it. Drummers worden niet altijd serieus genomen; er is een grap en ik kan er best om lachen: ‘Weet je wat het nadeel is van drummers? Ze willen altijd meespelen’, haha…”

Geldt dit dan voor drummers in het algemeen? “Je hebt drummers die zingen, componeren en een band leiden, maar die worden niet voor vol aangezien. Met uitzondering misschien van Phil Collins in de popmuziek. In de jazz heb je bijvoorbeeld iemand als Max Roach, die een aantal waanzinnige composities heeft geschreven, hetgeen niet wordt geaccepteerd. Tony Williams heeft fantastische dingen geschreven, heeft niemand iets van gehoord, dus ja… De drummer van Count Basie schreef op een gegeven moment alle arrangementen uit, wist ook niemand.”

“Ik had natuurlijk wel het voordeel van mijn piano-opleiding en ik had gitaar en banjo gespeeld. Ik wist dus wel wat van akkoorden en akkoordenschema´s en dergelijke. Ik ken alle jazzakkoorden uit mijn hoofd. Als je een willekeurige jazzplaat opzet herken ik binnen een paar maten aan de akkoorden welk stuk het is.”

IRRITEREN

“Op platen sta ik vaak alleen genoemd als drummer, maar als ik ook nog ergens word vermeld als componist denken de mensen: ’Ja, hij zal wel alleen de drumpartijen hebben geschreven’, terwijl ik alles uitschrijf. Dat irriteert mij een beetje. Niemand weet dat ik al zo’n zes of zeven platen van onder tot boven vol heb gecomponeerd. Mijn stukken worden ook nooit door anderen uitgevoerd.”

“Ik heb natuurlijk in de afgelopen dertig jaar wel met veel muzikanten kunnen spelen. In de loop der tijd heb ik een groepje van zo’n vijftien muzikanten om me heen verzameld, die alles van me weten. Dat ik bijvoorbeeld niet van vibratie hou, ik hou van een strak geluid. Zeker als er meerstemmig wordt geblazen en ieder komt met zijn eigen vibratie, dan zwabbert het alle kanten uit. De blazers die met mij spelen weten dat allemaal, daardoor klinkt de band ook ineens heel anders, is ook mijn handelsmerk een beetje.”

Pierre Courbois is een creatieve goochelaar met maatsoorten.

VIJFKWARTS SEXTET

In 2003 zag het Vijfkwarts Sextet het levenslicht. Bestaat dit nog? “Ik ben een enorme liefhebber van de vijfkwartsmaat, trouwens ook van de 7e, 9e, 11e en 13e. Bij de Boy Edgar Prijsuitreiking aan Jasper van ‘t Hof vorig jaar, heb ik nog de inmiddels klassiek geworden 11/8e maat gespeeld. Bij de opname van mijn allereerste plaat met het Gunther Hampel Quartet had trompettist Manfred Schoof een stuk geschreven in vijfkwartsmaat, waarbij de eerste solo voor de drummer was. Daar heb ik weken op zitten oefenen, dat was helemaal nieuw voor mij. Maar het legde wel de basis voor mijn liefde voor de vijfkwarts maat die in de westerse muziek nauwelijks voorkomt. Uitgezonderd in Turkse, Griekse en Balkanmuziek. In India ook, in Indonesië echter weer niet, daar is alles vierkwart.”

“Ik wilde dus een hele avond 5/4-maat spelen, in plaats van 4/4. Dat werd me niet in dank afgenomen, het werd gezien als een bevestiging van wat ze altijd al dachten, die Courbois spoort niet helemaal, haha. Maar goed, dat hebben we gedaan van 2003 tot 2010, zoiets? Het zal wel weer zeven jaar geweest zijn.”

Pierre Courbois speelt nog regelmatig. Uiteraard vertonen de mogelijkheden daartoe pieken en dalen. Op dit moment is het even rustig, maar vanaf vorig jaar oktober tot en met maart dit jaar waren er volop concerten. “Dat komt voornamelijk doordat mijn zoon Barend alles voor mij organiseert”, lacht hij. “Je zou hem eens moeten vragen waarom hij toch zo graag met zijn vader speelt. Ik begrijp er echt geen bal van, haha…” Toch trad de zoon niet in de voetsporen van zijn vader. “Hij begon al op hele vroege leeftijd te drummen en toen hij ongeveer negen jaar was zei hij iets – en ik heb het zelf niet bedacht –  hij zei dat-ie een ander instrument zou kiezen  aangezien hij nooit zo goed zou worden als ik. ‘Het peil van mijn vader haal ik toch nooit, ik ga bassen’. Toen heb ik een goedkope basgitaar voor hem op de kop getikt, met het bekende resultaat. We hebben dezelfde timing, had ik met Kitty ook, de Courbois-timing. Ook kleinzoon Boris heeft het, achter de piano…”

Wat dan het geheim van die timing is, vraag je je meteen af. “Ik heb met heel veel Afro-Amerikaanse muzikanten gespeeld, Aframs. Dat had zijn weerslag. Mal Waldron, de pianist, de grootste grapjas op deze aardbodem, zei eens over mij dat ik in het verkeerde lichaam was geboren, ik had in een zwart lichaam moeten zitten. Een groter compliment kun je niet krijgen, toch? Als je in die tijd ‘blank’ speelde, was dat geen pré. Dus vroeg ik de Aframs waar ik toen mee optrad of ik niet te ‘blank’ speelde, maar dat vonden ze onzin, vonden ze nergens op slaan.”

Waar Pierre Courbois voor waakt, is dat hij zeker geen blendermuziek speelt.

JAZZ VAN NU

Wat vindt de oude rot Courbois van de jazz van nu? “Da’s heel moeilijk, ik vind er hele goeie dingen tussen zitten. Zo hoorde ik laatst het trio van Jasper van ‘t Hof, met een bassist en een drummer om je vingers bij af te likken zo goed. Maar die spelen Jasper van ‘t Hofmuziek. Tegenwoordig met de jazz is het zo: je neemt een stukje jazz, je neemt een stukje pop, een stukje rock, een beetje Indiaas of Latijns-Amerikaans, dat flikker je in de blender en we zien wel wat eruit komt. Dat vind ik op zich nog niet eens zo erg, maar dat eigen stukje, waar blijft dat eigen stukje van de mensen, dat hoor ik niet.”

“Blendermuziek… lullige uitdrukking, maar ik weet niets beters. Zo las ik laatst over een band, die zichzelf aanprees als zijnde de perfecte mix van klassiek, jazz en pop. Dan denk je, ja perfecte mix enzovoort, maar waar is jullie eigen gedeelte? Dat is er niet. Je gooit maar wat in de blender en dan komt er zo’n sapje uit.”

Als 79-jarige muzikant ligt het voor de hand dat je niet zo vaak meer wordt gevraagd? Ondervindt Pierre Courbois dat ook? “Ik speel helaas niet meer zoveel, ik speel immers geen blendermuziek. Het zal zeker wel weer eens veranderen, maar ja, als je van mijn leeftijd bent, gaat de tijd ook dringen. Qua reizen wordt het ook moeilijker, heen en weer met de auto doe ik niet meer, dus ben ik afhankelijk van de laatste trein. Gelukkig kan ik mijn ei nog kwijt bij het lesgeven, ik heb een aantal zeer goeie leerlingen, die ik probeer buiten de blender te houden.”

Pierre Courbois bij zijn woonboot op de Rijn.

CUM FRAUDE

Wat Pierre Courbois in elk geval wel heeft geleerd van een leven vol muziek én van het bereiken van zijn huidige leeftijd is dat “het om eigenheid moet gaan, je moet herkenbaar zijn. Als je een cd beluistert moet je na een paar maten al kunnen zeggen: hé, da’s Pietje of Truus of Klaas. Dan kun je wel 28 diploma’s hebben en Cum Fraude zijn afgestudeerd aan het conservatorium, maar daar gaat het niet over. Conservatorium komt van conserveren, dat is goed voor klassieke muziek, want daar zijn geen opnames van. Maar voor de jazz geldt vernieuwing, jazz moet doorontwikkelen.”

Op naar de tachtig, klaar voor nog veel meer optredens en inmiddels ook deels gesettled in Frankrijk. “Ik heb mijn hele leven gezegd: als ik met pensioen ga, wil ik in Zuid-Frankrijk gaan wonen. Maar ja, een muzikant gaat niet met pensioen. Je krijgt wel AOW op een gegeven moment, maar het spelen gaat door. Dat zal wel moeten, mij zie je niet achter de geraniums, dat vind ik vieze stinkende bloemen, haha. Ik heb AOW en je weet waar dat voor staat: Altijd Onder Weg. Er komen nog een hoop optredens aan, hoor, dat regelt Barend allemaal en als klap op de vuurpijl begint volgend jaar de viering van mijn 80e verjaardag, dus werk genoeg aan de winkel.”

Tekst en foto’s RANJANI NIROSHA
met assistentie van Rinus van der Heijden

 

 

Pierre Courbois

 

Previous

Mark Guiliana’s Beat Music bloeit en rondt af

Next

Actie tegen noodsituatie van jazz in Nederland

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook