Vierennegentig jaar moest hij worden, voordat er een boek verscheen over zijn zo bijzondere leven als jazzmusicus. Een boek waarin Ado Broodboom in 160 pagina’s duidelijk maakt – want in eigen woorden – welke grote betekenis hij als trompettist heeft gehad. En nu is hij dood. Ado Broodboom overleed op 18 juli op 96-jarige leeftijd en werd 26 juli herdacht tijdens de uitvaart in Crematorium Westgaarde in Amsterdam.

Ado Broodboom. Foto Frank Ruiter

Ado Broodboom beleefde zijn grootste triomfen in de jaren veertig, vijftig en zestig van de vorige eeuw. Hoewel menige jazzpurist hem in die periode – en ook wel daarna – zag als een voortbrengsel van niet-serieuze Nederlandse jazz – wat dit dan ook mag zijn – is de trompettist van grote waarde geweest voor de ontwikkeling van de moderne jazz in Nederland.

Het is natuurlijk toeval dat Ado Broodboom op dezelfde dag overleed – 18 juli – als contrabassist Ruud Jacobs. Maar laat het wel of geen toeval zijn, typisch is dat beide jazzmusici een brug sloegen tussen de opkomende avant-garde in Nederland in de jaren zestig en de periode die daarvoor lag. Beiden waren musici die voeren op hun instinct en intuïtie en daardoor resoluut afstand namen van wat de conservatoria of de praktijkervaring hen hadden bijgebracht. Ruud Jacobs speelde in zijn beginjaren met Misha Mengelberg, Ado Broodboom eveneens. Jacobs verfoeide nadien de richting die Mengelberg had ingeslagen, maar kwam aan het einde van zijn leven toch weer in diens circuit terecht vanwege zijn deelname in The Quartet-NL. Broodboom kwam na zijn verbintenis met Mengelberg muzikaal nooit meer met hem in aanraking.

JUISTE TOON

Ado Broodboom was een man van de praktijk, niet van de theorie. Zijn trompet was zijn gereedschap om geld mee te verdienen. En om er mee te experimenteren om de juiste toon eraan te ontlokken. Een man die de traditie als werkterrein had, maar die deze van nieuwe invalshoeken wilde voorzien. Daarvan wilde Ado Broodboom in zijn eentje de pionier zijn. Maar plotseling waren daar Misha Mengelberg, Han Bennink, Willem Breuker. Musici die de traditie ontwrichtten en de musici die vóór hen met experimenten bezig waren – Broodboom was er een van – gegarandeerd de poel van onzekerheid hebben in geleid. Niet Ado Broodboom echter.

Hand en instrument van Ado Broodboom. Foto Frank Ruiter

Ado Broodboom was een pionier die worstelend met zijn klank beslist onontgonnen terrein betrad. Het accordeerde zeker niet met dat van Mengelberg c.s., maar in feite waren beide kampen pure klankonderzoekers die hun eigen grenzen slechtten en nauwelijks nieuwe toestonden.

Was Ado Broodboom daarmee een avantgardist? Zeker niet in de letterlijke betekenis van dit begrip. Maar wie hem hoort op oude opnames krijgt nieuwe klanken opgedist, die in zijn bloeiperiode menigeen als muzikale godslastering zijn voorgekomen. Zijn spel snelt vooruit op wat in die tijd in Nederland was te horen. Hij wilde geen Louis Armstrong zijn, maar veel liever diens leerling Roy Eldridge. Broodbooms kunst lag erin Armstrongs erfenis te koesteren en zaad te strooien op de akker die Eldridge nadien zo nijver bewerkte. Mét een demper op zijn trompet.

DEMPER

Zo’n demper gebruikte Ado Broodboom veelvuldig. “Toen ik Miles Davis voor het eerst hoorde met zijn blue notes, wilde ik dat ook. Die blue notes waren experimenten met een demper tussen twee tonen in. Ik vond het prachtig”, vertelde hij eens.

Ado Broodboom in de fotostudio van Frank Ruiter, twee jaar geleden. Foto Frank Ruiter

Ado Broodboom was zoals hierboven al gesteld, een speler die voer op zijn instinct. Hij vertelde daar meermalen over en was er trots op. “Als ik in een jazzclub speelde, concentreerde ik me op een vrouwelijke persoon in het publiek. Alles wat in mij borrelde, ging naar haar toe. Die overname van mijn tweede ik is mijn improvisatievermogen”, verklaarde hij. Zodoende was hij niet alleen trots op zijn instinct, ook de vele vrouwen die voor hem vielen – met name tijdens concerten in Zweden – deden hem zijn borst vooruit steken. Zou deze ‘womanizer’ dáárom ooit tot deze uitspraak zijn gekomen: “Een trompet is als een onwillige vrouw. Het instrument is niet geschikt voor mij. Eigenlijk is een trompet iets voor een Italiaanse heldentenor met een buikje, ’n soort paardenkaak ter ondersteuning van zijn trompet en een ontstellende hoeveelheid reservelucht.”

Toen Ado Broodboom bij The Ramblers speelde, stichtte hij ook een combo met Toon van Vliet. Daarin zat de ritmesectie van The Ramblers ‘opgeborgen’. “We hebben er vreselijk veel bekendheid door gekregen”, zo blikte hij terug. The Ramblers stonden toendertijd onder de muzikale leiding van Theo Uden Masman, met wie Broodboom een moeizame relatie had. Twee persoonlijkheden op één kussen, het moest wel botsen. Maar de bandleider was maar wat blij dat hij Broodboom had weggehaald bij het Kid Dynamite Negerorkester, dat veelvuldig in jazzclub Casablanca op de Zeedijk in Amsterdam speelde. “We speelden arrangementen van onder andere Horace Silver en dat klonk als een klok. Op jazz kwam in die tijd geen hond meer op af.” Theo Uden Masman was uiterst verguld met Ado Broodboom als stersolist, ondanks zijn eigenwijsheid en eigenzinnigheid.

RELATIVERING

Broodboom was ook de man van de sappige verhalen en eveneens van de relativering. Een voorbeeld van zijn vele anekdotes: “We speelden in Frankrijk met Boy’s Big Band een van onze beste concerten ooit. Nadien zaten we apetrots op een terras. Kwam Mahalia Jackson voorbij. Die was nogal topzwaar. Ze wilde voor ons buigen, maar dreigde om te vallen. Johnny Engels kon haar nog net op tijd opvangen. Een dag later speelden we en alles mislukte. Zo zie je maar, het ene moment ben je in de hemel, het andere in de hel.”

Ado Broodboom en zijn trompet. Foto Frank Ruiter

Relativeren kon Ado Broodboom als de beste. Wat te denken van de volgende uitspraak: “Ik ben nooit zo gek op die trompet geweest. Echt niet. Ik zei altijd: het is een van de ergste martelwerktuigen die er bestaan. Maar als je dan toevallig eens een keer een goede embouchure had en alles liep, dan was je de gelukkigste man van de wereld.” Of deze: “Muzikanten zijn degenen die de beste verhalen kunnen vertellen. Met hun fantasie erbij.”

Ado Broodboom werd in 1922 in Amsterdam geboren als zoon van een Nederlandse moeder en een Surinaamse vader die al overleed toen peuter Ado twee jaar oud was. Hij kwam in aanraking met jazz tijdens familiefeesten, waarop iedereen die een instrument speelde, werd geacht een nummertje ten beste te geven. Via een zwager maakte hij kennis met 78-toerenplaten met muziek van Louis Armstrong en Duke Ellington. “Mensen vonden dat toen vreselijk. Ik niet, ik ging de muziek naspelen.” Eerst op een accordeon, waarmee hij ook naar hotel Spaanderman in zijn woonplaats trok en alle populaire deuntjes uit die tijd speelde. “Ik werd betaald in palingen en pakjes Chief Whip-sigaretten.”

WEINIG DRUK

Vanaf zijn elfde nam hij de trompet ter hand. Hij ging naar het conservatorium in Amsterdam, waar hij les kreeg van Marinus Komst, trompettist bij het Concertgebouworkest. “Ik moest études spelen met zo weinig mogelijk druk op het mondstuk.” Toen ging het hard. In 1958, 1959 en 1960 werd hij in de poll van jazzblad Rhythme tot de beste trompettist in Nederland uitgeroepen. De eigenzinnige Ado Broodboom kreeg al snel volop werk. In 1949 bij het orkest van Piet van Dijk, waarin ook Wessel Ilcken en Rita Reys speelden. Hij kwam ook terecht bij The Grasshoppers en bij Kid Dynamite. Ook formeerde hij onder de naam Ado Moreno een eigen combo, waarmee hij door Zweden toerde. Vanaf 1957 speelde Broodboom bij The Ramblers en na de opheffing ervan in 1964 ook in de opvolger ervan, het VARA Dansorkest. Tegelijkertijd maakte hij vanaf 1960 deel uit van Boy’s Big Band die hij als mede-oprichter vormde rond musici van The Diamond Five. En speelde hij in Romance in Jazz en als invaller bij The Skymasters en het Metropole Orkest. De trompettist maakte in die tijd ook grammofoonplaten met onder anderen Herbie Mann, Wessel Ilcken en Ger van Leeuwen. Opvallend is dat hij nooit een plaat onder eigen naam opnam.

Ado Broodboom. De blauwe kleur van de stoffen binnenbekleding van zijn koffer inspireerde grafisch ontwerper Jaap Drupsteen voor het bankbiljet van tien gulden.

Rond zijn 58e was het gedaan met de carrière van Ado Broodboom. Zijn vele concerten, soms meerdere op een dag, eisten hun tol. De spieren van zijn bovenlip – onontbeerlijk voor de juiste embouchure – verslapten en ondanks vele oefeningen kreeg hij ze niet meer op spanning. Een echte trompettistenkwaal, waaraan ook Louis Armstrong leed. Broodboom probeerde van alles om zijn blessure uit de weg te ruimen, maar dat lukte niet. Zelfs niet door de bezoeken die hij bracht aan Salo Muller, de masseur van voetbalclub Ajax. De rol van Ado Broodboom als uitvoerend musicus, was uitgespeeld.

BERT VUIJSJE

In 2017 schreef journalist en jazzkenner Bert Vuijsje het boek Ado Broodboom trompet. Het is een ik-verhaal geworden, want de schrijver heeft Broodboom tijdens zeventien bezoeken gewoon in eigen woorden zijn verhaal laten vertellen. Ado Broodboom trompet is daardoor een bijzonder werk geworden, want Bert Vuijsje heeft zoveel mogelijk de spreektaal van de zo kleurrijke Ado Broodboom gehandhaafd. De schrijver van dit artikel heeft voor een deel gegrasduind in dit bijzondere boek.

RINUS VAN DER HEIJDEN

Met dank aan Bert Vuijsje en Frank Ruiter

 

Previous

Rita Hovink krijgt nu de eer die ze meer dan verdient

Next

Floris Kappeyne (rondetijd 5.44,36)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook