JazzNu heeft januari 2020 uitgeroepen tot de Maand van de Tenorsaxofonisten. In 2016, 2017 en 2018 kwamen respectievelijk de Maand van de Contrabas, de Maand van het Slagwerk en de Maand van de Piano aan bod. in 2019 was er geen ‘Maand van…’

De tenorsaxofoon krijgt aandacht middels vijf interviews met rietblazers, die op de vier zaterdagen van januari en de eerste zaterdag van februari worden gepubliceerd. Ieder van de gekozen musici leverde een specifieke bijdrage aan de ontwikkeling van de jazz- en improvisatiemuziek in Nederland. Ab Baars bijt op 4 januari het spits af, op 11 januari wordt Mete Erker belicht, op 18 januari Yuri Honing, op 25 januari Ada Rave en Ties Mellema sluit op 1 februari de serie af.

Ab Baars: “Van Nederland kun je zeggen dat er op het gebied van podia ontzettend veel verandert. Dat komt door de heersende financiële structuren, waardoor het voor een club steeds moeilijker wordt zich te onderscheiden.”

Tijdens het maken van de afspraak meldt Ab Baars ziek te zijn. Tegen de tijd dat we elkaar ontmoeten, zal het echter zeker beter gaan. Maar toch, tijdens het handen schudden al proest en kucht de geïnterviewde dat het een lieve lust is. Nog niet opgeknapt, Ab? “Nee, last van bronchitis.” Geen griep dan? “Nee, bronchitis. Ik heb wat te veel gespeeld de laatste tijd.”

Te veel spelen, daar hebben de meeste improviserende musici in Nederland weinig last van. Ab Baars niet. Terwijl hij het in jazz en geïmproviseerde muziek geïnteresseerde publiek niet al te gemakkelijk maakt. De 64-jarige rietblazer gaat al decennialang zijn eigen gang, maalt niet om modernismen, improviseert zoals hij denkt dat het moet, waarbij het hem geen bal interesseert of al die inspanningen veel geld opbrengen. “In Nederland en Europa zijn er maar weinig clubs en festivals die zich op avontuurlijke muziek storten.” Nee, dan maakt hij het in het buitenland wel anders mee.

“De komende maanden april en mei ga ik een toer doen van achttien soloconcerten in de Verenigde Staten”, zegt Ab Baars. “Het valt me op hoe enthousiast er wordt gereageerd op iemand uit Europa die Europese geïmproviseerde muziek meebrengt. In Amerika is sprake van een enorme gretigheid naar andere muziek. Van Nederland kun je zeggen dat er op het gebied van podia ontzettend veel verandert. Dat komt door de heersende financiële structuren, waardoor het voor een club steeds moeilijker wordt zich te onderscheiden. Publieksaantallen worden bij organisatoren en clubeigenaren steeds belangrijker. Zij bedenken zich wel twee keer om musici uit te nodigen van wie zij weten dat er weinig mensen op af komen. De sfeer wordt steeds meer marktgericht, musici gaan alsmaar vaker in projecten denken om aan werk te komen. Je ziet het zelfs in het Bimhuis; jong en hip moet het zijn om die zaal vol te krijgen.” Ab Baars denkt er wel over na of een club hem wel wil boeken, hij wil graag spelen, maar doet absoluut geen concessies.

IMPROVISATIE

Improvisatie overheerst het muzikale leven van de man die op 13-jarige leeftijd groepen hoorde als Chicago Transit Authority, Blood Sweat and Tears en vooral de Nederlandse groep Ekseption met tenorsaxofonist Dick Remelink in de gelederen. In zijn toenmalige woonplaats Eindhoven ontdekte hij Bertus Borgers en Sjors van de Molengraft, allemaal musici die hem kennis lieten maken met de tenorsaxofoon: “Aanvankelijk viel ik meer op het uiterlijk van het instrument, later op het geluid. Er was sprake van verliefdheid op het eerste gezicht.”

Toen Ab Baars vijftien jaar was kreeg hij van een oom een tenorsaxofoon te leen. Hij wist al wat van muziek, omdat hij van zijn zevende tot zijn elfde pianoles had gevolgd. Maar de ontmoeting op school “met een jongen die ontzettend goed kon improviseren”, bracht een kentering teweeg. “Mij lukte dat improviseren nooit. Ik was zo verbonden aan bladmuziek dat ik me niet kon voorstellen zonder papier te spelen. Als ik al pretendeerde te improviseren, dan had ik dat van buiten geleerd. Ik wist echter zeker dat als ik saxofoon ging spelen, ik niet vastgeplakt wilde zitten aan papier.”

Ab Baars: "Leo van Oostrom was een interessante leraar omdat hij zo breed was georiënteerd."
Ab Baars: “Leo van Oostrom was een interessante leraar omdat hij zo breed was georiënteerd.”

Na verloop van tijd ging Sjors van de Molengraft de jonge Ab Baars de beginselen van de tenorsaxofoon bijbrengen. Het duurde heel lang voordat Baars zich op piano even vrij voelde als op saxofoon. Al na een paar maanden echter werd hij uitgenodigd om te komen spelen in de groep Directie Volksvermaak, en ook om bij andere Eindhovense musici aan te sluiten. Een belangrijke keuze was het volgen van workshops die Niko Langenhuijsen in de jaren zeventig in Eindhoven en Tilburg gaf. “Niko was de eerste die alles over improvisaties vertelde. Hij reikte mij de ideeën aan hoe te improviseren en vertelde me wat ik met geschreven materiaal zou kunnen doen. Voor het eerst ging ik in een grotere groep improviseren. En vanaf de eerste dag ging ik lange noten studeren. Ik had ergens gelezen dat dit nodig was om een mooi geluid te krijgen.”

LEO VAN OOSTROM

“Ik ging me ook bezig houden met rietjes voor mijn saxofoon, ik bekeek foto’s om te zien hoe andere saxofonisten hun instrument vast hielden. Waarop het moment kwam dat ik naar een conservatorium wilde. In Tilburg – dat geen speciale saxofoonleraar had – werd ik niet toegelaten, omdat ze niet wisten wat ze met me aan moesten als improvisator. Ik ging in 1977 naar Rotterdam, waar ik meteen les kreeg van Leo van Oostrom. Die had ik toevallig ontmoet in het Waterland Ensemble van Loek Dikker. In die eind jaren zeventig, begin jaren tachtig ging alles via-via. Ik speelde toen ook in het Ohm Sextet en het Zuid-Nederlands Workshop Orkest.”

Op het conservatorium kreeg Ab Baars uiteraard klassiek werk voor tenor- en altsaxofoon als studiemateriaal. Maar het was Leo van Oostrom die hem een andere richting in stuurde. “Leo speelde hedendaagse stukken en improviseerde ook, hij was een interessante leraar omdat hij zo breed was georiënteerd. Waardoor ik een scala aan informatie tot me kon nemen. In deze periode kwam ik in aanraking met De Volharding, dat naast ‘strijdmuziek’ vooral hedendaagse gecomponeerde muziek op de lessenaars had. Het orkest speelde vaak bewerkingen van Darius Milhaud en modern werk van Klas Torstensson, Nico Schuyt en Louis Andriessen. Een heel belangrijke periode in mijn leven, omdat ik volop in contact kwam met jazz en improvisatiemuziek. Toch stapte ik uit De Volharding, omdat improvisaties er nauwelijks aan bod kwamen. Op het conservatorium werd het ook steeds moeilijker. Ik stopte er na drie jaar om mijn eigen wereld te creëren. Waarop ik naar Amsterdam verhuisde.”

Het conservatorium niet afgemaakt, vastgelegde regels en afspraken voor een deel omzeilend omdat improvisaties immer op de eerste plaats komen, rijst dan niet de vraag of techniek niet nodig is om creatief te zijn? “Zeker wel. Het mooiste is techniek te vergaren die nodig is voor wat je wilt spelen”, antwoordt Ab Baars. “Er zijn legio voorbeelden van musici die nooit les kregen, maar wel virtuoos spelen. Ik kan me voorstellen dat een antwoord op die vraag veel lastiger is als het over de viool gaat. Om op hoog niveau viool te kunnen spelen en de stukken uit de traditie te kunnen spelen, heb je een gedegen technische opleiding nodig. De geschiedenis van dat instrument staat bol van virtuozen die als voorbeeld kunnen dienen. Maar in de jazz zijn Coleman Hawkins en Lester Young enorme inspiratiebronnen voor wat mogelijk is op een tenorsaxofoon. Zij hebben een stijl ontwikkeld die niet is bepaald door een technische standaard uit het verleden, maar door persoonlijke smaak. Ik ervaar het als inspirerend, met een enorme virtuositeit toch een eigen wereld creëren. John Coltrane kun je analytisch benaderen. Toen hij zich als musicus aan het ontwikkelen was, gebeurde dat immers heel analytisch. Hij maakte gebruik van patronen om een gedachte te kunnen ontwikkelen. Ik heb nooit de behoefte gevoeld dat zo te doen. Dit geldt voor veel musici die mij inspireren. Ik heb altijd geprobeerd bepaalde elementen op een vervreemdende manier te gebruiken zodat zij iets van mijzelf worden. Het is een samengaan van melodie, geluid, frasering, intonatie en een meer ‘oneigenlijk’ gebruik van de saxofoon. Daardoor wordt het meer dan alleen saxofoonspelen.”

De tenorsaxofoon van Ab Baars.

MISHA MENGELBERG

“Ik geloof dat vooral de piano daar een grote rol in speelt. Van (de pianisten) Misha Mengelberg en Cecil Taylor gebruikte ik materiaal voor mijn eigen stukken en improvisaties. Wat ik zoek bij musici is niet alleen hun instrument of dat ze goed spelen. Maar wel dat ze zo klinken dat je hun instrument vergeet en hun muziek een eigen taal wordt. Ik denk aan Von Freeman, John Gilmore en Misha Mengelberg die de piano gebruikte om zijn ideeën vorm te geven. Cecil Taylor deed dat ook, ondanks zijn duizelingwekkende techniek. En Paul Bley om niet te vergeten. Virtuositeit is nooit een uitgangspunt, maar staat altijd in dienst van wat je wilt maken en de persoonlijke stem die je wilt laten horen.”

De tenorsaxofoon, de toeter die al 170 jaar bestaat, is na de altsaxofoon in jazzmuziek het meest gebruikte rietinstrument. Het aanzicht van de ‘tenor’ is majestueus, moeilijk om te bespelen zeker? “Nee. Hoewel het voor mij wel een worsteling is geweest. Omdat ik in het verleden niet bij machte was mijn ideeën te vertolken, zat het instrument in de weg. Ik moest meer zoeken. Dat zie je ook bij voetballers, dat ze op het veld enorme moeite hebben met de bal, maar in hun hoofd precies weten wat ze er mee willen. Op essentiële momenten lopen ze dan in de fuik. Bij muziek heeft het te maken met wat je wilt spelen en welke techniek je daarvoor nodig hebt. Je moet kiezen wat je in je hoofd hebt. Voor mij is het geluid erg belangrijk, daarom ‘doe’ ik lange noten nog elke dag.”

De tenorsaxofoon van Ab Baars kent bouwjaar 1928. Het is een Selmer model 26, “het type dat vóór de beroemde Cigar Cutter (een instrument dat de Selmer Company tussen 1930 en 1933 uitbracht, rvdh) uitkwam. Maar aan de mijne is wel het nodige gebeurd”, lacht Ab Baars. “Er doen allerlei verhalen de ronde dat naarmate een instrument ouder is, het metaal harder wordt. Sommigen zeggen dat in het metaal van tegenwoordig veel meer afvalstoffen zitten. Een oud instrument zou daarom beter zijn. Maar ik heb nieuwe saxofoons gehoord die fantastisch klinken.”

MONDSTUK

Zoals bekend wedijvert het mondstuk van een saxofoon vaak met de kwaliteit van het instrument. Ab Baars beaamt dit. “Het mondstuk is heel belangrijk. Ik voer er nog altijd strijd mee. Al ben ik al lang niet meer zo geobsedeerd als vroeger. Ik liep dan wel eens over straat als er een auto voorbij kwam waarvan de uitlaat zó rond, zó warm klonk dat ik dacht: zo wil ik mijn tenorsaxofoon ook laten klinken. Mondstuk en rieten hebben mij altijd enorm geïnspireerd. Tot voor kort speelde ik op een Otto Link nr. 13-mondstuk. Die zijn eigenlijk niet meer in de handel, moeten speciaal worden gemaakt. Maar dit mondstuk begon me te vervelen, ik was op zoek naar nuances en details die deze Otto Link niet kon verwezenlijken. Ik koos toen bij toeval voor een Otto Link nr. 8, dat een donker, qua dichtheid marmerachtig geluid geeft. Ik speel daar nu anderhalf jaar op. Bij mij is dat zoeken constant in ontwikkeling.”

Dat zoeken heeft zeker ook te maken met de jacht op een eigen geluid. Hoewel dat bij Ab Baars veel meer in zijn hoofd huist. “Een eigen geluid heeft vooral te maken met de manier waarop je je spieren aanspant; in je keel, je mond, je borst. Daardoor kun je een bepaald type geluid creëren. Maar dat kun je ook doen door lange noten te studeren: ze heel hard en heel zacht spelen en alle gebieden er tussenin. Dit is een manier die mij enorm heeft geholpen. Je moet er ook je voorstellingsvermogen bij betrekken: hoe hield die bepaalde saxofonist zijn hoofd, hoe was zijn embouchure, had hij zijn sax hoog of laag hangen. Met die elementen kun je dat voorstellingsvermogen ontwikkelen. En verder: proberen, proberen, proberen!”

Ab Baars: "Improviseren is lengte maken met materiaal dat je in handen hebt."
Ab Baars: “Improviseren is lengte maken met materiaal dat je in handen hebt.”

Op dit moment in ons gesprek komt buiten een brommertje voorbij. Ab Baars veert op. “Daar luister ik naar, naar dat ratelend geluid. Natuur- en dierengeluiden zijn ook heel mooi. En de uitlaten van auto’s waar ik het eerder over had, hebben mij ook enorm geholpen. Jonge mensen inspireren mij in het bijzonder, zoals in het Kaja Draksler Sextet. Er wordt vaak gesproken over boventonen. Het is een reeks tonen die je kunt horen als je een toon speelt, en die zich opstapelen volgens een natuurkundige wet, ze kleuren de toon. Je kunt zo proberen het octaaf te horen en de kwint en nog veel meer. Maar ook aan de onderkant van een toon zitten ‘lagere’ tonen. Als je heel hard werkt, kun je dat gaan horen en toevoegen, daar wordt je geluid absoluut breder van.”

NIETS GEHEIMZINNIGS

En ja, dan nog dat improviseren. Je hebt een eigen geluid, beheerst de tenorsaxofoon tot in de puntjes en dan ga je improviseren. Hoe voltrekt zich dat proces? “Aan improviseren is niets geheimzinnigs. Ik probeer er zoveel mogelijk bagage voor te verzamelen. En wel in grote aantallen. Aan de basis liggen toonladders, akkoorden, lange tonen, techniek, études. Verder luister ik naar heel veel verschillende muziek: naar grote musici uit de jazz en improvisatiemuziek, naar klassieke en volksmuziek en naar dieren in de natuur. Het gaat mij daarbij vooral om de aandacht waarmee ik luister en het analyseren van wat er gebeurt. Je leest erover, doet thuis oefeningen, dat is allemaal verzamelen. Daarna is het vooral een kwestie van ordenen, proberen te begrijpen wat het allemaal inhoudt. Met die grote rugzak ga je op pad.”

“Er zijn verschillende manieren om te improviseren. Improviseren is lengte maken met materiaal dat je in handen hebt. Je begint met niets, speelt twee noten. Misschien in een bepaald tempo, hoog, laag, lang, hard, zacht. Dan denk je, kan ik die noten hoger of lager spelen, harder of zachter. Dan ben je meteen aan het bedenken wat de mogelijkheden van het materiaal zijn. Het mooiste is het samengaan van het materiaal en wat je ermee gaat doen én je intuïtie. Op een podium gebeurt er van alles waardoor je jouw ideeën moet bijstellen. Je probeert met je medemusici samen wat te maken, doet suggesties, stelt vragen. Er zijn miljoenen manieren om je materiaal te ontwikkelen. Het is belangrijk blanco en open te staan voor datgene wat zich aanbiedt. Je kunt denken: dit was zó’n mooi slot, dat ik daar de volgende keer mee begin. En dan lukt het niet. Daarom is het zaak altijd blanco te beginnen.”

En is er daarbij tijd om na te denken, te overwegen hoe je een improvisatie aanpakt en vooral hoe je hem uitwerkt? “Zeker is daar tijd voor”, beaamt Ab Baars. “Ik denk dat alle improvisatoren nadenken en een goed ontwikkelde intuïtie hebben om te weten: nu speel ik dit en daar speel ik dat. Ik verzeker je dat nadenken en intuïtie hand in hand gaan. Natuurlijk gaan er ook dingen mislukken. Alleen op gevoel werken kan heel leeg worden. Dan gaat de samenhang verloren. Maar dat kan ook heel mooi zijn, hoor!”

VEEL GELEERD

Behalve uitvoerder is Ab Baars ook componist. In die hoedanigheid viert improvisatie bij hem eveneens hoogtij. “Ik heb ontzettend veel geleerd van Misha Mengelberg. Hij kon composities schrijven die eigenlijk niet af waren, niet gesloten waren. Ze bevatten ruimte voor improvisaties die iets konden doen met het materiaal. Neem de Vijfde (symfonie) van Beethoven: tatatataa. Dat is een frase die een open einde heeft en gelegenheid biedt om door te gaan. Dat probeer ik ook, om materiaal te componeren dat ruimte laat aan improvisatoren om er iets mee te doen. Ik houd erg van korte stukken. De composities van Misha zijn vaak heel kort, waardoor ze ruimte scheppen voor improvisaties. Sinds een paar jaar houd ik me ook bezig met traditionele Japanse muziek voor shakuhachi (een traditionele Japanse bamboefluit, rvdh). Ik gebruik het instrument meer en meer in mijn improvisaties, in kleine groepen op het podium. Met sommige musici speel ik thuis wel eens klassieke stukken voor klarinet en piano. Of Quator pour la fin du temps van Messiaen bijvoorbeeld.”

Ab Baars: “Improvisatie heeft alles te maken met een open geest en vertrouwen in je omgeving."
Ab Baars: “Improvisatie heeft alles te maken met een open geest en vertrouwen in je omgeving.”

Als je als improviserend musicus en componist improvisatie hoog in het vaandel voert, moet je dan over een vrije geest beschikken? “Die is altijd goed”, lacht Ab Baars. “Ik vind dat je je altijd moet blijven verbazen en open moet staan en niet te snel tevreden moet zijn met wat je maakt. Ook moet je niet te bang zijn om zaken aan te pakken.” En komen politieke of filosofische denkbeelden daarbij te pas? Ab Baars denkt lang na voordat hij antwoordt: “Improvisatie heeft alles te maken met een open geest en vertrouwen in je omgeving. Als ik op een podium sta met andere musici, geef ik mezelf over, ik vertrouw er op en ga er van uit dat die andere musici ook een open geest hebben. Dat een ander je opvangt en ook op jou reageert als er wat misgaat.”

“Ik geloof dat het in de westerse maatschappij enorm zou werken als mensen deze zienswijze zouden overnemen. Maar er heerst angst voor het onbekende en tevens om besluiten te nemen. Ik denk dat de samenleving gebaat is bij mensen die niet bang zijn. Dat ze liever naar buiten treden en erop vertrouwen dat ze worden opgevangen als iets niet lukt. Dat die mensen dus eigenlijk een groep improviserende musici zijn, maar dan op grotere schaal. Dat ze het idee zouden accepteren dat er niets is voordat je ergens aan begint, maar dat ze wel de bereidheid tonen met open geest in het leven te staan. Vaak bestaan politieke systemen uit het ordenen van gedachten. Dat kan heel gevaarlijk zijn, als je besluit in die ordening te blijven en te volharden met oogkleppen op. Dan werkt het heel belemmerend en beangstigend. Als je om je heen ziet dat er van alles gebeurt en je niet weet hoe daarop te reageren, omdat het politieke systeem daarin niet voorziet.”

SOPRAANSAXOFOON

Nog even terug naar het instrument waar deze serie over gaat: de tenorsaxofoon. Veel bespelers ervan hebben ook een sopraansaxofoon naast zich staan. Bij Ab Baars is dat niet het geval: hij speelt naast tenorsaxofoon wel klarinet en shakuhachi. “Ik heb veel sopraansaxofoon gespeeld. Er zelfs over gedacht om alleen dat instrument nog maar te bespelen. In 1989 heb ik in Amerika bij John Carter klarinet gestudeerd. Bij terugkomst in Nederland dacht ik: sopraansax, tenorsaxofoon en klarinet is te veel. Sopraansax en klarinet zouden elkaar kunnen overlappen. Maar klarinet is zo ontzettend moeilijk, daar moet je een heel leven aan wijden. Toen heb ik besloten de sopraan in de kist te laten.”

Onderdeel van de tenorsaxofoon van Ab Baars.

De shakuhachi is er misschien voor in de plaats gekomen? “Het instrument heeft te maken met mijn interesse voor Japanse cultuur en tradities. Ik luister veel naar Japanse muziek. In 2005 ben ik in mijn eentje een maand door Japan getrokken en woonde concerten bij van traditionele Japanse muziek. Ik had al een aantal platen met shakuhachimuziek, toen ik de mogelijkheid kreeg zo’n instrument te kopen. Ik ben me er toen meer in gaan verdiepen en les gaan nemen. Nu is deze muziek belangrijk onderdeel van hoe ik improviseer. Ik herken er van alles in. Veel Japanse muziek is gebaseerd op hoe frases door ademhaling worden aangegeven. Bovendien kent zij geen streng metrum. Dan krijg je een heel andere manier van frasering. Ik had het gevoel dat er veel overeenkomsten zijn tussen geïmproviseerde- en Japanse muziek. Ik merk ook dat het bestuderen van traditionele shakuhachimuziek mijn spel op tenorsax en klarinet beïnvloedt. Klank en kleur en de manier van frasering worden in de loop der jaren anders, minder afgepast, royaler. Het gaat veel meer om een natuurlijke ademhaling dan om het metrum. Dus eigenlijk om de lengte van de melodische lijnen die je speelt.”

Elektronica en computers zijn op dit moment dé hebbedingetjes in jazz en improvisatiemuziek. Maar niet bij Ab Baars. “Ik heb me er nooit mee bezig gehouden. Of ik dat in de toekomst van plan ben? Niet dat ik weet. Ik heb het gevoel dat ik die elektronische klanken zelf wel kan maken. Bij wijze van spreken dan.”

SOLOCONCERTEN

Ab Baars heeft in zo’n veertig jaar professioneel muzikantschap een enorme bedrevenheid opgedaan in soloconcerten. En tevens in duo-optredens met zijn partner, altvioliste Ig Henneman. “Ik heb ook verbondenheid met niet partners, hoor”, lacht de tenorsaxofonist. “Maar de samenwerking met Ig heeft zich enorm verdiept. Die begon in 1999. Als we dan samen een concert gaven, had ik wat stukken en Ig ook. In onze laatste twee, drie projecten – zoals in Canzoni di Primavera – zaten we samen met een stapel gedichten (onder andere van William Blake, Emily Dickinson, Franz Schubert, Wallace Stevens en Lucebert, rvdh). We zeiden: ‘Ik neem dit, jij dat’. Nadien kwamen we weer samen om al pratend na te denken over de instrumentatie. We werkten verder, spraken weer af, keken ernaar. Dan werd het niet meer: jij hebt dit en ik dat geschreven. Samen iets maken werd belangrijker dan met twee losse elementen werken. Het proces van componeren en uitvoeren werd hierdoor heel erg verdiept. En dat hoor je terug!”

Ab Baars: "De samenwerking met Ig Henneman heeft zich enorm verdiept."
Ab Baars: “De samenwerking met Ig Henneman heeft zich enorm verdiept.”

Naast zijn duo-optredens met Ig Henneman, speelt Ab Baars al dertig jaar met zijn vaste trio, met contrabassist Wilbert de Joode en slagwerker Martin van Duijnhoven. Voorts gaat binnenkort weer een uitgebreide tournee met de Instant Composers Pool van start. Dan is er nog het trio Fish-Scale Sunrise met pianiste Kaja Draksler en contrabassist Joe Williamson en komt er een nieuwe formatie aan met trombonist Joost Buis, drumster Sun-Mi Hong en de jonge drummer Tristan Renfrow. Er komt een duo-cd uit met Joost Buis met werk van Duke Ellington en Ab Baars doet ook mee aan het Composers Portrait rond Ig Henneman, dat op 22 november 2020 plaats vindt in het Orgelpark in Amsterdam en nieuw werk van haar bevat voor orgel en voor strijkkwartet. “En voorts doe ik nog heel veel soloconcerten”, vult Baars aan.

VERNIEUWEN

Is het bij dit alles nog mogelijk dat hij zichzelf vernieuwt? “Het is meer een kwestie van verdiepen”, luidt het antwoord. “Je gaat steeds dieper en bent intenser in de weer. Misschien worden er wel nieuwe elementen toegevoegd, maar die stapjes worden steeds kleiner.”

RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA KESSELS

STICHTING WIG /  AB BAARS EN IG HENNEMAN

 

Previous

Bart van Dongen toont kracht in triovorm en solo

Next

Voorproefje Jazzfest A'dam in foto’s vastgelegd

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook