Louis van Dijk, die op 12 april op 78-jarige leeftijd overleed, was pianist. Niet zomaar een. Door zijn klassieke opleiding aan het Conservatorium van Amsterdam én door zijn voorliefde voor Johann Sebastian Bach was hij een gloedvolle vertolker van klassieke pianioconcerten. Maar Louis van Dijk was ook jazzpianist. Oeioei, daar loeien de sirenes weer. Louis van Dijk jazzpianist? Kom nou zeg, hij was gewoon een entertainer.

Louis van Dijk na een optreden in De Toonzaal in ‘s-Hertogenbosch in 2013. Foto Tom Beetz

Dat zegt niet deze schrijver, maar die woorden zijn wel de uitdrukking van een deel van de zichzelf jazzminnende-maar-kritische-liefhebbers noemenden. Misschien moet je dat begrip nader preciseren en het de linkse intelligentsia noemen. Bestaan ze nog? In elk geval wel in de revolutionaire jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. Toen niet alleen het maatschappelijk leven in Nederland, maar zeker ook het culturele op de schop ging. De linkse intelligentsia zouden wel eens zeggen hoe de stand van zaken was in Nederland Cultuurland en zeker ook hoe de toekomst er uit zou (moeten) gaan zien.

In die roerige periode verschaften de linkse intelligentsia zich bestaanszekerheid. Dat gebeurde vooral op zowel de toneelpodia als op die van de jazzmusici. Die ontwikkeling heeft vergaande gevolgen gehad en heeft in elk geval een jazzmilieu opgeleverd dat zijn gelijke niet kent en dat heden ten dage nog altijd als vooruitstrevend en beeldbepalend in de mondiale wereld van de jazz- en improvisatiemuziek wordt bezien. Grondleggers als de Instant Composers Pool en het Willem Breuker Kollektief ontstonden in die jaren. En alles en iedereen die zich modern achtte, holde er achteraan en bedreef met de sigaret in een van de mondhoeken bungelend, de revolutie. Niet in daad, wel in grootse woorden. Of mag het ook groteske zijn?

Daardoor kon het gebeuren dat musici die niet zo hard liepen, zonder aanziens des persoons in het verdomhoekje werden geplaatst. Louis van Dijk was er zo een. Evenals Cees Smal, Herman Schoonderwalt, Toon van Vliet, Ruud Brink en Ferdinand Povel. Een musicus als Piet Noordijk ontsprong net de dans, evenals Pim Jacobs, die het ‘geluk’ had te verkeren met een wel geaccepteerde jazzzangeres als Rita Reys. Want hallo, er was immers de scheiding van geesten, die er de oorzaak van was dat beboppers genadeloos aan de kant werden geschoven. Bebop dat nota bene de wieg was van de moderne jazz, werd door de Nieuwe Jazzmusici en hun aanhang genadeloos verketterd.

Louis van Dijk was als jazzmusicus een gedreven improvisator. Foto Tom Beetz

Of Louis van Dijk een bebopper was? Wie het weet mag het zeggen. Feit is wel dat hij gegrondvest was in moderne jazz. Vakbroeders als Bill Evans, Oscar Peterson en Bud Powell – dé iconen uit die tijd – waren zijn grote voorbeeld. Hun concept en zijn eigen vakmanschap bracht hij in de praktijk door te spelen met musici als John Engels, Carl Schulze, Ruud Bos, Jasper van ‘t Hof en Jacques Schols. En internationaal met Toots Thielemans, Dizzy Gillespie, Gerry Brown, Niels Henning Orsted Pedersen, Art Farmer, James Moody en zelfs Mahalia Jackson.

Maar de bedreven en gedreven Louis van Dijk speelde ook met mensen als Rogier van Otterloo, Chris Hinze, Ramses Shaffy, de onlangs overleden Liesbeth List, Frits Lambrechts en zelfs de Amsterdamse Politiekapel. En dat werd hem niet in dank afgenomen. De afdeling Jazzpuristen van de NV Nederland Jazz hakte niet alleen de mens Louis van Dijk in de pan, ook zijn integriteit als musicus. En dat zal hem veel pijn hebben gedaan, want hij was in die tijd beslist niet de enige die buiten moderne jazz ook andere paden bewandelde.

Louis van Dijk was al vanaf zijn jonge jaren geïnteresseerd in jazz. Toen hij na de middelbare school in 1959 naar het Conservatorium van Amsterdam toog om klassiek piano en orgel te studeren, was het leerlingen aldaar verboden jazz te spelen. De geboren Amsterdammer trok er zich niets van aan. Al in 1961 won hij als 19-jarige met zijn trio de eerste prijs op het Loosdrecht Jazz Concours. Twee jaar later zette hij het gerenommeerde Franse jazzfestival in Antibes-Juan-les-Pins op stelten. In 1964 kwam zijn eerste elpee uit: Louis van Dyke Trio/Quartet en kwam hij vanaf die tijd met grote regelmaat op televisie en radio. In 1968 studeerde hij cum laude af aan het conservatorium.

Louis van Dijk speelde met alle groten van de jazz, hier met Han Bennink in 2013. Foto Gemma Kessels

Naast jazz bleef hij de befaamde klassieke pianist die grote successen boekte met symfonie-orkesten, waar hij solist was in werken van Bach, Poulenc, Ravel en Mendelssohn en met sopraan Ellie Ameling boekte hij internationale successen met twee lp’s met werk van George Gershwin, Cole Porter en Jerome Kern – toch weer ‘jongens’ die tegen de jazz aanleunen. Vanaf 1987 vormde hij met Pieter van Vollenhoven en Pim Jacobs De Gevleugelde Vrienden en daarmee was dit trio een van de spitsroedenlopers waar het ging om de verplaatsing van (bepaalde) jazzconcerten naar schouwburgen en theaters.

Louis van Dijks kracht lag niet alleen in zijn liefde voor jazz, maar hij is zeker degene die jazz in brede lagen van de bevolking ingang heeft doen vinden. Jazeker, niet de jazz van de hypermoderne soort, maar wel de moderne in vele verschijningsvormen. Hij smeedde even gemakkelijk een verbond met het Rosenberg Trio als met Frits Landesbergen en bracht de muziek van Michel Legrand hapklaar naar cd, concertpodium en theaterzaal.

In de laatste jaren van zijn actieve muzikantenschap sloot zich de cirkel die door wellicht kift en naijver ooit was ontstaan. De man die verguisd was als jazzmusicus, trad in het strijdperk met een van de grootste avant-gardisten die Nederland ooit heeft gekend: slagwerker Han Bennink. Wat ooit ondenkbaar was, geschiedde nu en Louis van Dijk had er een eenvoudige verklaring voor: “De koude oorlog tussen oude en nieuwe jazz is al een jaar of drie aan het wegebben.”

Hoe mooi dat huwelijk tussen oude(re) en nieuwe jazz klonk, was te horen tijdens het festival Stranger Than Paranoia in 2013. Deze schrijver was er als recensent bij aanwezig en noteerde: ‘Terwijl Han Bennink ranselend, knisperend, drumstokken wild om zich heen gooiend, met een been op zijn snaredrum, rofffelend op de vloer en op de zijkant van zijn schoenhakken bezig was, zat Louis van Dijk afgewend, schijnbaar onverstoord uit standards te putten zoals What Is This Thing Called Love. Flarden van klassiekers uit de jazz, uit hun logische verband gehaald en o zo knap weer gemonteerd in het duet dat steeds met het slagwerk werd aangegaan. Waardoor de piano een voortdurende melodische onderstroom produceerde, die nauw aansloot bij de oerkrachten die Han Bennink losmaakte’.

Louis van Dijk en Han Bennink voerden een gelijke strijd tijdens het festival Stranger Than Paranoia in 2013. Foto Gemma Kessels

Zoals het helaas vaak gaat, zal Louis van Dijk de komende jaren de eer krijgen die hij tijdens zijn leven – grotendeels – moest ontberen. De scheidslijnen tussen de diverse jazzstijlen zijn de laatste jaren immers gelukkig heel wat minder scherp afgetekend. Was dat maar eerder gebeurd en was Louis van Dijk maar wat jaartjes jonger geweest. Wás ja. Maar er is geen wás. Het leven heeft Louis van Dijk geleefd zoals hem dat voorkwam en dat is maar goed ook. Hij heeft immers voor zichzelf en voor miljoenen Nederlanders uitgemaakt, dat hij een substantiële bijdrage heeft geleverd aan het vaderlandse jazzmilieu. Zijn onafzienbare berg platen en cd’s is er de muzikale getuige van. En voor wie deze goedlachse musicus toevallig niet kent is er het advies: ga er eens lekker in grasduinen.

RINUS VAN DER HEIJDEN

 

Previous

Terrie Hessels

Next

Uri Caine

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook