Cécile McLorin Salvant met haar eigen kwartet. foto Jos L. Knaepen
Cécile McLorin Salvant met haar eigen kwartet. foto Jos L. Knaepen

Jazz Middelheim 2015 heeft vier dagen lang de bakermat van de jazz, New Orleans, in het zonnetje gezet. Op een prachtige manier, door vast te houden aan zijn uitgangspunt dat het festival de nieuwste ontwikkelingen in de jazz wil brengen. Dat klinkt als een contradictie: het ‘oude’ New Orleans in het zonnetje zetten en tegelijkertijd de blik op vooruit plaatsen. De manier echter waarop iedere musicus aan die terugblik zijn deel leverde, strookte wel degelijk met het Middelheim-concept. Ieder van hen gaf zijn of haar blik van nu op de wortels van de jazz. Dit pakte steeds anders uit, soms met succes, soms met tegenvallende resultaten. Een verslag van de laatste twee dagen van het festival.

Wat nog belangrijker was dan die zeer interessante terugblik was de ontdekking van een nieuwe jazzzangeres, één die je meteen als diva kunt bestempelen. Het publiek luisterde er met open mond naar en maakte haar tot het gesprek van alle dagen Middelheim 2015. De Amerikaans/Franse zangeres Cécile McLorin Salvant kwam, zag en overwon en schaart zich zonder overdrijving in het rijtje van legendarische jazzvocalisten. Waar de meeste aankomende zangers en zangeressen in dit genre altijd wel iets missen – timing, swing, dictie, stembereik, stembeheersing of techniek – komt dit alles bij Cécile McLorin Salvant als een hoog opgetaste hooiwagen voorbij. De zangeres trad drie keer op, als achtergrondzangeres bij de projecten van Archie Shepp en Dr. John. Als de aller kostbaarste smaragd echter liet zij zich bewonderen tijdens een concert met haar eigen kwartet.

DIJKEN KIPPENVEL

Zij sloot dat af met de vertolking van een gospel die zijn gelijke niet kende. Zonder begeleiding zong zij over haar vader – die in de hemel of hier op aarde, dat mocht de luisteraar zelf bepalen – met een beheersing die die van de grootste gospelvertolkster, Mahalia Jackson, evenaarde. McLorin Salvant bezorgde een doodstille podiumtent dijken kippenvel en bewees dat zij de overlevering van de grote drie: Billie Holiday, Ella Fitzgerald en Sarah Vaughan volledig in zich draagt. Met adembenemende intervallen donderde zij als een woest bespeeld kerkorgel over de hoofden van de doodstille toehoorders.

Het zijn niet alleen haar stemkundige kwaliteiten die de 25-jarige Cécile McLorin Salvant tot een overtuigende ‘grande dame’ maken, ook de keuze van haar repertoire duidt erop dat we hier te maken hebben met de aanmaak van een nieuwe legende. Zij grasduint de nalatenschap af van vertolksters van spirituals, gospels en blues. Tijdens haar concert op Middelheim zong zij naast muziek uit deze jazzbron ook onder meer Black Butterfly van Duke Ellington, Fine and Mellow van Billie Holiday en zelfs Joie de Vivre van de Franse zangeres Barbara. Met dat laatste stuk refererend aan haar gedeeltelijk Franse afkomst én aan haar durf haar stem toe te vertrouwen aan alles wat op haar zorgvuldig uitgekozen pad komt. Met een volledige beheersing van die stem, loepzuiver in alle registers, soms voorzien van een machtig timbre, dan weer met een ontroerend, licht vibrato. Waar hoorden we dat eerder? Juist ja, bij Holiday, Fitzgerald en Vaughan. Maar ook bij Betty Carter, Abbey Lincoln, Dee Dee Bridgewater en alle anderen die in hun voetsporen traden.

Teruggrijpen naar het verleden deden Jason Moran en Dr. John, respectievelijk met hun projecten Fats Waller Dance Party en Spirit of Satch. Fats Waller en Louis Armstrong zouden centraal staan, want Moran en Dr. John wilden een eerbetoon brengen aan deze monumenten uit de jazz. Maar beide programmaonderdelen vielen zwaar tegen. Noch bij Fats Waller, noch bij Louis Armstrong was een lijntje te ontdekken met hun muziek. Bij alle twee was sprake van een eigentijdse aanpak, hetgeen wilde zeggen dat het vooral funk was wat de klok sloeg. Bij Jason Moran ging dat met een zangeres wier stem nogal eens onzuiver was en daardoor de rommel in de band nog verder vergrootte. Bij Dr. John met zwaar op de tel neergelegde, harde grooves, die met de onaangename stem van pianist/zanger/leider Malcolm Rebennack alias Dr. John al snel verveelden. Dat deed ook de blazerssectie van New Cool Collective, incluis Benjamin Herman. Niet door gebrek aan inzet of vakmanschap maar wel door veel van hetzelfde. Daar kon een uitmuntend solerende Bart Maris op trompet weinig aan veranderen. Hoogstens het beeld oproepen dat Spirit of Satch om (trompettist) Louis Armstrong ging.

WEINIG WOL

Bij Jason Moran kwamen stukken voorbij als Ain’t Misbeheavin’ en Too Sleepy People, bij Dr. John What A Wonderful World, Mack The Knife, Motherless Child, Nobody Knows (the trouble I’ve seen) en When You’re Smiling. Allemaal goed en wel, maar wat heb je eraan als musici alleen maar de titel gebruiken om zogenaamd aan te tonen dat ze met de muziek van Fats Waller en Louis Armstrong bezig zijn? Als er verder nauwelijks herkenningspunten zijn opgenomen? Dan kun je niet anders concluderen dan dat hier sprake is van veel geschreeuw en weinig wol.

Nee, dan een dag later. Toen trad Jason Moran, artist-in-residence op met gitarist Bill Frisell en mezzo-sopraan Alicia Hall Moran, zijn echtgenote. Gedrieën zorgden zij voor een gedenkwaardig optreden. In feite kwam het erop neer dat hier sprake was van een concert van drie zangers, zo melodieus werd de muziek uitgespreid. Het trio had vooral George Gershwin op de korrel. Maar al in het begin werd ook I Like The Sunrise van Duke Ellington voor het voetlicht gebracht. Tussen de klassieke zang van Alicia Hall Moran door was er ruimte voor prachtige improvisaties van Moran en Frisell. De vocalen vormden een melodieuze schutting van noten, waarachter zich klankvelden uitstrekten die als een stromende beek ineen vloeiden. Tegen het loepzuivere staccatospel van de gitarist en zijn minzame gebruik van akkoorden plaatste de pianist doordachte tegenaccenten, die vooral het massieve stemgebruik van zijn echtgenote voedden. Het einde van het concert was overrompelend door een indrukwekkende vertolking van My Man’s Gone Now uit Gershwin’s Porgy and Bess. “We’re not sad, just graceful”, zei Alicia Hall Moran. Wij ook.

Bill Frisell was later op de dag hekkensluiter van Jazz Middelheim 2015. Met contrabassist Tony Sherr en slagwerker Kenny Wollesen haalde de gitarist aan één stuk door majestueuze passages uit zijn instrument. Hij legde patroon op patroon en mengde daar allerlei gitaristische verworvenheden als sustain, staccato en minieme akkoordblokken doorheen. De stukken, opgebouwd uit citaten van doorgaans populair Amerikaans erfgoed leken op schilderijen in wording, die terwijl er nog aan werd gewerkt, toch al de zekere indruk gaven dat het prachtexemplaren zouden worden. Fraai was het einde van het concert, toen Hank B. Marvin van The Shadows leek aan te schuiven en ook The Ventures nog even opdoken. Een ontroerende ode aan de vroege gitaristen van de rock&roll. Waarbij het thema van de televisieserie Bonanza deze indruk dan weer logenstrafte. Jazeker, we hebben het hier wel over Bill Frisell!

Steve Kuhn
Steve Kuhn.

De inmiddels 77-jarige Steve Kuhn mag gezien worden als een van de grondleggers en zeker ook vormgever van het klassieke pianotrio. Hoe ingenieus hij dat heeft uitgebouwd, toonde hij in een concert met basgitarist Steve Swallow en slagwerker Joey Baron. Met standards en eigen werk werden hooguit medium-tempostukken uitgelegd, met Baron haarfijn op de beat en achter hem het zeldzaam functionele basgeluid van Swallow. Verfijning was al wat de klok sloeg.

Louis Sclavis.
Louis Sclavis.

SCLAVIS C.S.

Terugkijken in de tijd deden eveneens Louis Sclavis, Henri Texier en Aldo Romano. Ook een trio dus, maar van geheel andere snit. Improvisatie werd afgewisseld met frappante staaltjes van techniek. Durf, vakmanschap en ervaring zijn de kenmerken die twintig jaar samenspel van de drie hebben opgeleverd. Zowat alles wat jazz voortbracht, was hier geïncorporeerd. De eerste klanken van het samenspel van contrabas en basklarinet deden al het beste vermoeden; de opbouw van het concert zorgde voor talloze hoogtepunten. Harmonie en vrijheid gingen hand in hand, de veelal rollende tonen van de contrabas sisten als water op vuur door het veelvuldig bekkengebruik van slagwerker Aldo Romano. Louis Sclavis was op zijn best, gelukkig vooral op basklarinet, waarmee hij tot de top van de wereld behoort. Maar hij was ook niet te beroerd om in één compositie drie keer naar andere klarinetten te grijpen. Switchend van hoog naar laag, met een knappe demonstratie van circulaire ademhaling, zijn gave om de klank van de basklarinet bijna in die van de contrabas te proppen zorgden ervoor dat ook dit concert tot de toppers van Jazz Middelheim 2015 kan worden gerekend.

Iedereen tevreden zou je kunnen zeggen. De uitbater van de catering echter zeker niet. Stonden in alle voorgaande edities van het festival lange rijen mensen voor de verschillende eetkramen, dit jaar werden ze met de nek aangekeken. Geen wonder, de prijzen voor portietjes eten die je in een holle kies kwijt kon, waren schandalig hoog. Zulke prijzen betaalden de groten uit de jazz in de jaren dat ze een voor een omvielen, niet eens voor een dubbele shot heroïne.

RINUS VAN DER HEIJDEN
beeld GEMMA VAN DER HEYDEN
beeld voorpagina JOS L. KNAEPEN

Jazz Middelheim 2015
Park Den Brandt Antwerpen
15 en 16 augustus 2015

Previous

Spotify Playlist Oene van Geel

Next

Het contract tussen jazz en barok volgens Jordi Savall

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook