Was hij nu dood of was hij niet dood? Vier dagen lang gonsde het van de geruchten, maar in de ochtend van 8 september berichtte de Amerikaanse nieuwszender NPR dat zijn familie het overlijden had bevestigd: Gary Peacock is op 4 september in New York overleden, 85 jaar oud. Nadere gegevens werden niet bekend gemaakt.


Gary Peacock behoort tot de belangrijkste bassisten van de jazz. Foto Elliot Peacock

Gary Peacock was bassist, vaardig op de contrabas en de basgitaar. Hij volbracht een carrière die meer dan zeventig jaar omspande. Maar toch is zijn naam grotendeels voorbehouden aan jazz-ingewijden. De grote massa kent de Amerikaan niet of nauwelijks. Terwijl hij een welhaast bizar te noemen loopbaan doormaakte: van absolute free jazz naar mainstream en veel wat daar tussen kan liggen. Je zou daarbij kunnen denken dat Gary Peacock zeven decennia de tijd heeft gehad om op zijn minst één verklaring te geven waarom zijn muzikale leven die loop nam. Maar niets is minder waar: zijn bescheidenheid wedijverde met zijn fenomenale vakmanschap. Zijn credo: “Het gaat enkel over muziek. Het is mijn verantwoordelijkheid om die naar een plaats te brengen waar mensen ervan kunnen genieten en iets voelen.”

Gary Peacock, geboren in 1935 in Burley (Idaho) en opgegroeid in Yakima (Washington), nam de contrabas ter hand nadat hij al trompet, bugel, drums en piano had gespeeld. Tijdens zijn militaire diensttijd in Duitsland schakelde hij over op contrabas, waarmee hij in de roerige jaren zestig van de jazz terecht kwam. Het is opvallend dat juist in dat decennium de contrabas zijn oude huid afschudde om een nieuwe ruim baan te geven. Deze omstandigheid leverde een geheel nieuwe generatie bassisten op: kleurrijke ankers in de geschiedenis van de jazz, waaraan eigentijdse basbespelers zich nog elke dag spiegelen.

Het wereldberoemde Standards Trio met Jack DeJohnette, Gary Peacock en Keith Jarrett. Fotograaf onbekend

Die nieuwe generatie met musici als Charlie Haden, Ron Carter, Steve Swallow, Ray Brown, Reggie Workman, Jimmy Garrison, Scott LaFaro, Henry Grimes en Steve Swallow maakten in de verst uiteenlopende formaties naam. En tot dit rijtje hoort zeker de naam van Gary Peacock. Al deze giganten zetten de traditie voort van bassisten als Charles Mingus, Jimmy Blanton, Oscar Pettiford en Paul Chambers, om er maar enkelen van te noemen. Ieder ging zijn eigen weg en Peacock kwam terecht bij free-jazzpionier Albert Ayler.

Deze stap was heel verklaarbaar. Gary Peacock was al heel jong geïnteresseerd in oosterse muziek en filosofieën, maar ook in de oorsprong van Afro-Amerikaanse muziek. Marching bands uit New Orleans boeiden hem zeer en deze loopgroepen die gospels, spirituals en blues als basis legden onder hun improvisaties, vormden ook de grondslag voor de muzikale uitdrukkingswijze van tenorsaxofonist Albert Ayler. En diens voorkeur voor spiritualiteit en hymnes maakten de keuze van Peacock om het spel van Ayler te ondersteunen, alleen maar sterker.

Gary Peacocks eerste belangrijke stap in zijn muzikale loopbaan in 1960, die naar de free jazz, zal zeker ook zijn ingegeven door zijn huwelijk met de toen 19-jarige Annette Coleman, nadien snel bekend als Annette Peacock. De zangeres, componiste en dichteres – inmiddels 79 jaar oud – houdt zich al een leven lang bezig met avant-gardekunst. In haar samenzijn met Gary Peacock zal zij hem zeker hebben gestimuleerd een verbintenis aan te gaan met Albert Ayler, in het begin van de jaren zestig bouwheer – naast Ornette Coleman en John Coltrane – van de free jazz.

Gary Peacock en Marilyn Crispell. Foto Elliot Peacock

Met Ayler en slagwerker Sunny Murray nam Gary Peacock in 1964 het slechts een half uur durende Spiritual Unity op, een van de grensverleggendste albums van de free jazz. Ayler die zoals altijd volledig loos gaat, weet zich gesteund door het in zichzelf gekeerde basspel van Peacock, die volledig los van Aylers verrichtingen dan al laat horen hoe melodisch hij denkt en handelt. Ghosts, een van de drie composities op Spiritual Unity is een klassieker geworden in het oeuvre van Albert Ayler. En dat is evenzeer toe te schrijven aan Peacock.

In deze necrologie ligt veel nadruk op de verbintenis Ayler-Peacock en daar is bewust voor gekozen. Volledig vrij spelen vereist een bijna bovenmenselijke inventiviteit van musici, zeker als ze aan het begin staan van hun carrière. Gary Peacock is er een treffend voorbeeld van, tenorsaxofonist Archie Shepp eveneens. Beiden begonnen in de free jazz, niet zoals gebruikelijk om vóór die periode de jazztraditie te omarmen, maar juist erna.

De verbintenis met Ayler was krachtig, maar wel kort. Meer tijd had Gary Peacock blijkbaar niet nodig, want in het jaar dat hij Spiritual Unity opnam, maakte hij met het Bill Evans Trio, met als derde bandlid drummer Paul Motian, ook Trio 64. Een ankerpunt in de ontwikkeling van de legendarische pianist Evans. Bestond er groter verschil tussen de begeleiding bij Ayler en die bij Evans? Het is nauwelijks voorstelbaar dat de contrabas door dezelfde musicus werd bespeeld. Maar dit was wel degelijk zo: Gary Peacock. Hier toonde hij zich de muzikale poëet die, gedreven door een zeldzaam temperament, de melodieën van Evans en later van alle anderen die hij begeleidde, boetseerde naar ongekende hoogten.

Het Gary Peacock Trio met de leider, Joey Baron en Marc Copland. Foto Elliot Peacock

Bij Bill Evans speelde tot de komst van Peacock contrabassist Scott LaFaro. Deze kwam echter in juli 1961 om het leven door een auto-ongeluk, 25 jaar jong. Peacock was uiterst gecharmeerd van LaFaro’s spel. Na diens dood raakte hij onder invloed van Paul Chambers, die van 1955 tot 1963 bij Miles Davis speelde. Na diens vertrek trad Ron Carter aan. In april en mei 1964 verving Gary Peacock Carter in het zogeheten ‘tweede kwintet’ van Miles Davis. Om kort daarna te gaan spelen met pianist Paul Bley, meer dan dertig jaar lang. Ook daar deed Peacock weer inspiratie op. Bley was immers een tijd pianist bij altsaxofonist Ornette Coleman. Daar leerde hij de tot op dat moment gangbare pianoliteratuur achter zich te laten en dezelfde vrijheid op te zoeken als Coleman zelf. Die tamelijk revolutionaire stap is de rechtstreekse beïnvloeding geweest voor Keith Jarrett.

Gary Peacock, een contrabassist derhalve die van alle markten thuis was. Van het impressionisme van Bill Evans tot de verwoestende oerkracht van Albert Ayler en van de vrije pianobenadering van Paul Bley tot de ingewikkelde ragabouwsels van sitarspeler Ravi Shankar, jawel!

Met Paul Bley kwam hij in 1970 bij het toen piepjonge Duitse platenlabel ECM terecht. De derde plaat die ECM uitbracht was getiteld Paul Bley With Gary Peacock. Het bleek de start van een langdurig verblijf bij het label, dat in 1977 een van zijn belangrijkste albums uitbracht: Tales Of Another. Een plaat met uitsluitend Peacock-composities, die niet alleen opmerkelijk was vanwege zijn inhoud, maar ook de comeback markeerde van de contrabassist, die zeven jaar in Japan was geweest. Hij studeerde er oosterse filosofie en medicijnkunde en speelde er met onder andere leraar en shakuhachispeler Hōzan Yamamoto en pianist Masabumi Kikuchi.

Een ongedateerd portret van Gary Peacock. Foto Guy Kopelowicz

Met Tales Of Another arriveren we bij de periode waarin Gary Peacock zijn grootste bekendheid verwierf. De plaat werd opgenomen met pianist Keith Jarrett en slagwerker Jack DeJohnette. Het was de start van een serie van tweeëntwintig albums, steeds onder de noemer Keith Jarrett’s Standards Trio. Later afgekort tot Standards Trio. De drie stichtten er het beroemdste jazztrio aller tijden mee. Niet in het minst door Peacocks ‘verende’ klank. Als leider nam de bassist ook nog eens twaalf albums op, op diverse labels. Een van de opvallendste was wellicht het ECM-album Guamba, waarop hij, trompettist Palle Mikkelborg, drummer Peter Erskine en sopraan- en tenorsaxofonist Jan Garbarek geliefde jazzstandards een nieuw gezicht gaven.

Gary Peacock was ervan overtuigd dat goede muziek zich niet laat beperken door grenzen. Zijn aanwezigheid in de jazz van de afgelopen zeventig jaar getuigt er volop van. Hij mag dan wel de meeste faam hebben verworven met het Standards Trio, ook waren er samenwerkingsverbanden met gitarist Barney Kessel, de pianisten Herbie Hancock, Marc Copland,  Marilyn Crispell en Don Pullen, slagwerker Tony Williams en de saxofonisten Bud Shank, Wayne Shorter en Sam Rivers. Zij allen zijn getroffen door Peacock’s lenige techniek, waarmee hij een zangerig geluid produceerde dat enerzijds stoelde op zijn poëtische inslag en een perfecte combinatie bleek met zijn avontuurlijke inborst in alle groepen waarvoor hij werd gevraagd.

De leeftijd van tachtig al gepasseerd ondernam Gary Peacock een nieuw avontuur. Voor ECM nam hij in 2016 Tangents op, opnieuw een trioplaat, nu met pianist Marc Copland en slagwerker Joey Baron. Het stuk Blue In Green (weliswaar van Miles Davis) is een ode aan Bill Evans, December Greenwings refereert aan Peacocks periode met Jan Garbarek. Het album ademt rust, bezonken wijsheid van een contrabassist die het op hoge leeftijd nodig vond zijn weidse blik te verruimen met twee relatief jonge jazzmusici. Waarmee maar gezegd wil zijn, dat Gary Peacock nog lang niet uitverteld was.

Call Cobbs en Gary Peacock tijdens een repetitie voor een concert met Albert Ayler in Judson Hall, New York op 23 september 1965. De man rechts op de foto is de beroemde Amerikaanse fotojournalist W. Eugene Smith. Foto Gay Kopelowicz

De dood heeft echter verhinderd dat zijn verhaal is afgemaakt. Maar het is slechts het verhaal dat in woorden verteld zou zijn en dat zou de zwijgzame Gary Peacock nooit hebben gedaan. Onze troost is dat zijn verhaal in noten is neergelegd. Die zo’n kracht hebben meegekregen, dat ze eeuwigheidswaarde bezitten.

RINUS VAN DER HEIJDEN

Previous

David MacGregor verbindt reizen aan rust Covid-19

Next

Het Orgel Trio betovert met ‘nieuwe’ Duke Ellington

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook