De man van de tegenstelling: hard of zacht. Zo ook dit interview. Zijn eerste album ‘Songs in the Key of Survival’ bracht hij uit in 2012 en kenmerkt zich door subtiele klanken en doordringende stiltes, want die stilte zegt eigenlijk zo veel meer. Met gitarist Jasper Stadhouders speelde hij vorige week zes avonden achter elkaar in het Tilburgse Paradox tijdens het Incubate Festival. Snoeihard. Improviseren en componeren vanuit de hoek van de hedendaagse muziek; dat is wat componist, pianist, accordeonist en zanger Leo Svirsky graag doet. Op dat podium in Tilburg droeg Stadhouders het JAZZ-tafette stokje over. Daarbij sprongen wat snaren, gehoorbeschadiging bleef net uit, maar het gevolg is wel een uitgeputte muzikant. Svrisky gaat geen records halen vandaag, gelukkig draait muziek volgens hem ook niet om competitie.

Waar ben je op dit moment mee bezig?
Afgelopen maandag speelde ik met Bram Stadhouders en een lichtontwerper in het improvisatieprogramma Oorsprong in het Dokhuis in Amsterdam. Curator is Raoul van der Weide, hij nodigt me wel vaker uit. Met vreemden sta ik dan op het podium. Het is niet altijd goed, maar wel altijd interessant. Eind oktober speel ik nog in Huddersfield met een co-composingproject met David Pocknee en in Utrecht met mijn vriendin en beeldend kunstenares Ana Lemnaru. We maken een performance met een pianola. Een man-versus-machineproject waarin we onderzoeken of ik sneller en harder kan spelen. Wat ik natuurlijk kan…

En belangrijk nieuws! Met het kwartet John Dikeman, Lina Allemano en Marcos Baggiani breng ik begin 2016 een nieuw album uit. De opnames zijn al achter de rug. Daarnaast studeer ik aan het Conservatorium in Den Haag. Ik zit nu in mijn laatste jaar van de Master Compositie.

foto Gemma van der Heyden/JazzNu.comWelke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
Ik sta aan het begin van mijn carrière. Helemaal nu ik geswitcht ben van piano naar compositie, want dat is relatief nieuw voor me. Mijn muziek is nu óf hard óf heel zacht. Ik maak nu acht jaar geïmproviseerde muziek, zoals vorige week met Jasper op het Incubate Festival. De energie, focus en enthousiasme van het publiek, wow! Tegenhanger, maar zeker net zo indrukwekkend, was afgelopen maand in Düsseldorf de uitvoering van mijn opera Tenebrae, wat latijns is voor ‘schaduwen’. Ik hoorde opeens de muziek die al drie jaar in mijn hoofd zat, uitgevoerd door een fantastische band met allemaal componisten. Dit was mijn grootste project tot nu toe. Toevallig waren dus op beide gebieden de laatste twee projecten mijn hoogtepunten!

Op je album ‘Songs in the Key of Survival’ zing je veel. Wat betekent zang voor je en hoe verhoudt deze zich tot je muziek?
Mijn zang schaduwt het instrument en is geen leidende factor in het geheel. Ik vind de imperfectie van de stem, het karakter en de barstjes prachtig. Niet de conservatoriumstem, maar bijvoorbeeld die van Robert Wyatt, Skip Spence en Mark Hollis. Mensen willen zien wie je bent, de techniek strip ik daarom voor een groot deel weg, waardoor een rauwe emotie overblijft.

Waarom doe je graag wat je doet?
Muziek is geen professie. Het is een roeping. Vergelijk me met een monnik. Dit is HET. Je kiest niet voor muziek, muziek kiest jou.

Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
Ik moet veertien of vijftien jaar zijn geweest toen ik in aanraking kwam met het anarchisme en de Chicago-surrealisten van de jaren zestig en zeventig. Ik las de poëzie van Allen Ginsberg en Bob Kaufman, de donkere, joodse, beat-poet die zich liet inspireren door bebop. In die tijd ontstond ook het avant-gardistisch Art Ensemble of Chicago. Dat was mijn startpunt. Toen kwam de input van mijn Russische vader: de Europese free jazz van de jaren tachtig, de DIY punkscene en de meer klassieke training. Dus ik ging van een algemene interesse naar vrije muziek en toen raakte ik geïnteresseerd in geïmproviseerde muziek. Voor mij is dat overigens niet per se jazz.

Ik groeide op in Washington DC, maar besloot op mijn twintigste te verhuizen naar Nederland om hier te studeren aan het conservatorium. In Nederland is veel meer ruimte om nieuwe dingen uit te proberen en Nederland is tevens het land van Louis Andriessen, de Instant Composers Pool, Han Bennink, The Ex en het Asko|Schönberg-ensemble. Het ICP had ik al ontdekt toen ik nog in Amerika woonde.

Van welke ontwikkeling in de jazz had je onderdeel willen zijn?
De jaren zestig en zeventig in Amsterdam moeten geweldig zijn geweest. Evenals in Parijs en de concerten van het Art Ensemble of Chicago had ik wel willen bijwonen. Ik reis met regelmaat terug in de tijd. Dan kijk ik de video’s uit de jaren tachtig of bestudeer ik Thelonious Monk. Er is niemand zo ‘fucked up’ als Monk. Je hebt gewoon geen idee wat hij aan het doen is. Hij heeft een heel ander gevoel voor ‘shaping’ en maakt heel onorthodoxe keuzes. Ik wil echt de tijd nemen zijn spel te bestuderen.

Wat is het  bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
Oh god, dat is makkelijk. Maar ik kan het eigenlijk niet zeggen, want ik schaam me er heel erg voor.

(Na aandringen)

Nou, als je het zo graag wilt weten. We traden op in een octopuskostuum, maar ik was echt ziek en moest overgeven, dus rende ik van het podium naar het toilet. Toen ik terugkwam spoedde ik mij naar mijn plek, zodat ik net op tijd was voor mijn solo. Daarbij struikelde ik en trok alle stroom eruit. Het was een drama.

foto Gemma van der Heyden/JazzNu.comWaar vind je inspiratie?
Ik heb geprobeerd te componeren tussen negen en vijf, maar dat lukt me niet. Inspiratie is immers een idee dat opeens daar is. Ik ben net een ‘high end’ chef-kok die bezig is met complexe smaken, die zich afvraagt hoe de mensen deze kunnen ervaren en hoe hij ze dus het beste kan serveren. Als artiest heb je een binnenwereld met sterke emoties en gevoelens. Ik probeer een gevoel en ervaring te presenteren aan een publiek. Met behulp van drugs, dromen en meditatie kan ik andere, nieuwe en meer extreme gevoelens ervaren.

Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
(Lange stilte) Nou, de spannendste dingen overkomen je altijd gewoon. Ook mijn beslissing om bijvoorbeeld naar Nederland te verhuizen voelde heel natuurlijk. Wat was Jaspers antwoord trouwens? Ik heb echt geen idee namelijk.

Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
Eén moeten kiezen is echt te gek voor woorden, maar als ik twee nieuwe albums mag aanraden? Van Jürg Frey Musiques Suisses en Temperance van Feast of the Epiphany.

Wat neem je altijd met je mee?
Niets interessants. Mijn mobiel en laptop. Drie jaar geleden was deze vraag leuk geweest, want ik had altijd een stapel boeken bij me. Tegenwoordig heb ik een online-bibliotheek. Op dit moment lees ik veel theorieboeken, ‘nerdy stuff’. Daarnaast lees ik veel Poolse science-fiction van Stanislaw Lem. Hij schreef in de jaren zestig theorieën over de toekomst van data en media. Het leest heel filosofisch en het is natuurlijk interessant, omdat het nu heel moeilijk is om alle informatie waarmee we in aanraking komen, op waarde te schatten.

Maar ik lees dus graag, omdat ik graag filosofeer over ‘the big picture’. Het is heel gemakkelijk – in dit circuit van improviserende musici – dat we allemaal weten dat onze individuele persoonlijkheden een illusie zijn. We zijn allemaal één. Dat hoeven we elkaar niet uit te leggen.

Welke actualiteit heeft je aandacht?
Ik was geobsedeerd door het Griekse drama. Ik realiseer me ook wel dat er zoveel dingen zijn die ons de kop kunnen kosten, maar het is goed om te zien dat Europa veel sociale problemen snel oplost. Als je dat vergelijkt met Amerika… Maar toch zijn we niet voorbereid op de werkelijkheid en dat vind ik wel eng. Kijk naar de vluchtelingenproblematiek. We weten niet wat we moeten doen. We schreeuwen alleen.

Maar los van dat, wil ik het ook graag hebben over de vastgoed bullshit in grote steden. De kraak- en anti-kraakwetgeving in Nederland is heel slim en biedt fantastische mogelijkheden. Zoals het initiatief van broedplaats De Vloek dat ontstond in Den Haag, met een metaalwerkplaats en succesvol restaurant. Opeens wordt dan besloten: er is een plan dus jullie moeten eruit! Nieuwe kunst en maatschappelijke initiatieven worden daarmee afgebroken. Ik heb ook veel vrienden in New York wonen, nou die moeten gewoon verhuizen, omdat het veel te duur is om daar als artiest te kunnen leven. Steden jagen waardevolle artiesten en ondernemers weg. Waarom?

foto Gemma van der Heyden/JazzNu.comWie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
Dat zijn de hedendaagse componisten van de Wandelweisergroep. Zoals Michael Pisaro, Antoine Beuger en Jürg Frey. Zij hebben een bepaalde manier van denken die me inspireert voor mijn ‘quiet work’. Teveel doen is namelijk de valkuil voor iedere muzikant. John Cage en Morton Feldman laten horen dat één toon al genoeg kan zijn. Hoe instabiel deze eigenlijk is en daarmee interessant.

Wat intrigeert je aan je instrument?
(Stilte.) Het is een goede vraag, hoor! Ik denk hier veel over na. Er zijn nu namelijk veel muzikanten, zeker op het conservatorium, die hun eigen instrument bouwen. Ik denk dat je verder moet kijken dan de digitale esthetiek. Dan kom je erachter dat digitale geluiden zijn gemaakt door akoestische geluiden. De oorsprong is zo goed als altijd een instrument. Zoals bijvoorbeeld bij de optical synthesizer uit de jaren zestig. Wist je dat ze de accordeon gebruikten voor de digitale effecten op de synthesizer?

Het pure geluid van wind door metaal, dat hoor je terug in het geluid van mijn accordeon. Dat vind ik cool en ook expressiever. Mijn squeezebox kan daarnaast ook nog een octaaf hoger dan de piano. Over de piano gesproken. Vroeger legde ik nog wel eens voorwerpen op de snaren om het geluid te veranderen, maar dat doe ik niet meer. Een piano is niet gebouwd om te bespelen als een harp. Nu bespeel ik hem op de traditionele wijze en produceer ik psychedelische ritmes. Extatisch!

Ik wil nu niet langer dat mensen analytisch luisteren naar mijn muziek. Het moet een mythische ervaring zijn die ook kennis uitdraagt. Zoals de dichter Paul Valéry zei over het ervaren van poëzie – de kracht van een gedicht zit in zijn geluid en betekenis – zo is het ook met muziek. Je moet opletten dat je focus niet te ver naar een van beide afdwaalt. Geluid dat zonder idee wordt gemaakt, zoekt louter aandacht.

Wat heb je geleerd van je muziek?
Ik heb hele sterke vriendschappen ontwikkeld, omdat we in elkaars hersenen moeten kruipen om samen te kunnen spelen. We vergeten heel snel hoe mooi deze ontdekkingstocht is. Dat is eigenlijk ook waar muziek om draait. Het is geen wedstrijd. Dat wordt op een conservatorium nog wel eens vergeten, dat vind ik jammer.

Wat wilde je vroeger altijd worden?
De muzikant die ik nu ben, maar ik dacht vroeger wel dat ik veel meer geld zou verdienen. Mijn ouders zijn wiskundigen en zijn eigenlijk altijd bezig geweest om een ontdekking te verifiëren. Ik groeide op met het idee om een klassiek concertpianist te worden, maar besloot gaandeweg zelf die ontdekkingen te willen doen en geen bestaand repertoire te spelen.

Wanneer ervaar je de vrijheid om te falen?
Het is muziek! Daarin bestaat niet zoiets als falen! Natuurlijk heb ik wel nog steeds zenuwen voordat ik het podium op ga, maar dat betekent niet dat ik geen uitdagingen aan ga. Falen, is niet doorzetten. En tenslotte, wat is er nou eng aan muziek? De geluidsman moet echter wel bang zijn, die mag de druk voelen. Maar als ik faal, dan vangt de band me op, ook wel een ‘distributed risk’ genoemd.

Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
Het zou stom zijn om iets nieuws te willen ontdekken in de 21ste eeuw. Mijn ding is free jazz, wat in de jaren zestig ontstond. Denk aan de geweldige componist Anthony Braxton, het ontstaan van bebop, Ornette Coleman die constateerde dat componeren voor een jazzmuzikant maar wat lastig werd: ‘The jazz musician is probably the only person for whom the composer is not a very interesting individual, in the sense that he prefers to destroy what the composer writes or says.’ Thelonious Monk die diepe gaten sloeg en een explosie veroorzaakte van nieuwe muziek. Het subtiele en stille album van Miles David, Filles de Kilimanjaro… Wij zullen nooit de ervaring hebben om iemand als Albert Ayler voor het eerst te zien optreden. Wij hebben de media. Wij leven nu. Kunnen wij nog iets nieuws ontdekken?

foto Gemma van der Heyden/JazzNu.comWat zou je kunnen aanduiden als het essentiële verschil van de free jazz van de jaren zestig en de free jazz die jullie nu maken?
We gebruiken dezelfde methode, het improviseren. Maar de musici van nu spelen anders, waardoor ook de uitkomst anders is. De intensiteit van de free jazz is veranderd en wordt de laatste jaren ook door een steeds groter en enthousiast publiek gedragen. Wij kijken terug naar mogelijke toekomstbeelden. Zoals een alternatieve toekomst waarin we Sun Ra herontdekken. Of het Afrofuturism, waarover deze week in de Worm in Rotterdam een lezing is.

Met wie werk je graag samen?
Met Jasper Stadhouders natuurlijk en met componist Maya Verlaak en Jeromos Kamphuis, mijn collega op het conservatorium. Ook wel mijn ‘enablers’. We duwen elkaar voorwaarts. Dan zijn er nog drummer Nick Podgurski, gitarist Andrew Hock, de Palestijnse saxofonist en violist Dirar Kalash en natuurlijk long time-collaborateur Raoul van der Weide.

Welke dromen liggen nog voor je?
Op het conservatorium werk ik nu aan het concept voor mijn droomband. Ik zoek een interessante manier om de interactie aan te gaan met de noten. Ik wacht nog op het masterplan. Er komt een ‘big statement’. Het gaat gebeuren!

Aan wie geef je het JAZZ-tafette stokje door?
Aan de Poolse componist Grzegorz Marciniak. Hij studeerde ook af aan het Conservatorium van Den Haag. Met zijn band Omega Impact maakt hij heel spannende muziek. Een combinatie van folk, pop en nieuwe muziek. Hij zal je een fantastisch interview geven, dat weet ik zeker!

 

MAUD MENTINK
beeld GEMMA VAN DER HEYDEN

 

Previous

Veel aandacht van JazzNu voor Theo Loevendie

Next

'Glass to Sand' van Kapok: onbegrijpelijk zo mooi

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook