Jasper van ’t Hof is een musicus die de blijde boodschap van de jazz wereldwijd heeft uitgedragen. Hij speelde in talloze landen, dronk hun culturen in en verdorie, je hoort ze ook nog allemaal terug in de ongekende improvisaties die hij aan zijn piano ontlokt. Sinds een aantal jaren zijn een laptop en het elektrische toverdoosje Core zijn nieuwe speelkameraadjes. Jasper van ’t Hof maakte voor de eerste keer indruk in jazzrockgroep Association P.C. van – juist ja – Pierre Courbois. Maar al snel kwam de pianist met eigen groepen zoals Pork Pie, Face to Face en vooral Pili Pili waarmee hij vrijwel als eerste een verband legde tussen Europese jazz en Afrikaanse volksmuziek. Hij is altijd een van de drukst bezette jazzmusici geweest in Europa. Geen wonder dat hij in 1997 de Bird Award van het North Sea Jazz Festival kreeg uitgereikt en in 2018 de Boy Edgar Prijs. Naar eigen zeggen kan Jasper niet zijn wie hij níet is… Zo is het maar net: zijn carrière wijst dat uit en de antwoorden op de twintig vragen van deze JAZZ-tafette eveneens.

Jasper van ’t Hof: “Op het concept van Pili Pili zijn ontzettend veel mensen afgekomen.”

Waar ben je op dit moment mee bezig?
Met componeren voor een nieuwe productie die wordt gebouwd op Afrikaanse muziek, naar het model van Pili-Pili. Alleen die naam is al doorslaggevend. Het blijkt een concept te zijn geweest waar ontzettend veel mensen op af zijn gekomen. Ik ben nu ook aan het zoeken naar een ander woord voor Pili-Pili om te ontdekken waardoor de mensen toen zo werden getrokken. Voorts ben ik bezig met een solo-pianoproject, dat ik volledig geïmproviseerd wil uitvoeren. Ik wil net zo lang werken tot ik veertig, vijftig minuten goed uit de voeten kan: tien stukjes van elk zo’n vier minuten. Ik krijg het niet voor elkaar iemand te zijn die ik niet ben: langer dan vier minuten red ik het niet.

Welke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
Een concert van Association Pierre Courbois in 1970 in een jazzclub aan de Bundesallee in Berlijn. Ik zat achter de piano en zie Johanna (de echtgenote van Jasper van ’t Hof, rvdh) binnenkomen. Als bij donderslag werd ik bevangen door dat moment. Dat was de start van een situatie waar ik nu nog in zit, hahaha. Nog een: begin jaren tachtig deden we het eerste concert met Pili-Pili in de Fabrik in Hamburg. Het was er zo druk dat ik er niet in kon. Een andere herinnering was het duoconcert met Archie Shepp waarbij we voor een radio-opname in Duitsland Mama Rose uitvoerden. Dat was een onstuimige opname. Onstuimig door Archie’s grilligheid? Naar grilligheid zoek ik juist. Archie is altijd sociaal, hij komt uit een heel andere cultuur. Een ontzettend interessante persoonlijkheid.

Waarom doe je graag wat je doet?
Elke seconde is nieuw. Als ik mijn handen op de piano leg, is elke seconde anders. Met wie ik ook speel of alleen achter het instrument zit: de piano is de brug naar wat ik wil brengen.

Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
Ik denk al op het moment dat het zaadje de eierstok van mijn moeder aanraakte. Mijn vader was jazztrompettist, mijn moeder operazangeres. Vanaf het eerste moment dat ik bezig was geboren te worden, heb ik die klereherrie aan mijn kop gehad. Het is veel moeilijker om de tijd te noemen dat ik zonder muziek zat. Ik liep als vijfjarige met een trommeltje voor mijn buik door de buurt. Misschien dat het daardoor komt dat mijn pianospel altijd ritmisch is; als drummer kan ik ook mijn ei kwijt.

Jasper van ’t Hof: “Ik liep als vijfjarige met een trommeltje voor mijn buik door de buurt. Misschien dat het daardoor komt dat mijn pianospel altijd ritmisch is.”

Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
Ik was graag in de jaren vijftig in New York of Chicago geboren. Ik had deel willen zijn van de scene rond McCoy (Tyner), John (Coltrane), Hank (Mobley), Elvin (Jones) natuurlijk. Wat betreft vrijheid bestaat er geen andere muzieksoort dan jazz, maar er zijn ook verplichtingen. Jazz is een bestaande cultuur, maar schept tevens de ruimte voor hetgeen je op zeker moment hoort. Beethoven, Mozart, Chopin, het zijn allemaal jazzmusici, maar ze hebben hun muziek opgeschreven. In de oudere jazztraditie had je schema’s. Mijn periode nu is dat de structuur niet meer de leidraad is, maar dat uitsluitend het gevoel daar een structuur van maakt. Er zijn twaalf tonen die allemaal bij elkaar horen en dat is knap moeilijk.

Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
Een brand onder een bühne in Ludwigsburg tijdens een duotoer met (trompettist) Lew Soloff met veel elektronica op het podium. Lew speelde vaak met zijn ogen dicht. Ik had mijn ogen nodig om bijvoorbeeld een bepaald knopje aan te raken. Zie ik op zeker moment de concertorganisator aankomen met twee gozers met een helm en een bijl. Er bleek brand te zijn achter een dun muurtje. Ik: “Hé Lew!” Hij doet zijn ogen open, ziet die helmen en bijlen en schrikt zich de kleren.

Waar vind je inspiratie?
In eten, koken en absolute stilte. Stilte telt voor iedere mens. Je slaat er een toon in aan en die is dan het enige in de wereld. Die toon heeft dan een enorm gewicht wat betreft alles wat er uit ontstaat.

Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
De twee producties die ik in Zuid-Afrika deed. Tijdens een ervan, in oktober 1998,  was ik daar met een geluidstechnicus en ik reisde tien dagen met professor Angela Impey door KwaZulu Natal. Angela heeft allerlei culturen over de hele wereld bestudeerd. Ik voelde vooral de angst van een volk dat altijd onderdrukt is geweest. Waanzinnig wat ik meemaakte aan een watertje waar een violist lijntjes speelde die alleen dáár mogelijk zijn. Ik zat in een soort competitie: in tien townships in theaters spelen met muziek én dans. Afrika is voor mij de bevestiging van een soort oergevoel dat in mij huist en mij zegt waarom ik van jazz houd. Alle muziek daar is en vue (zonder dat zij vooraf is ingestudeerd, rvdh) opgenomen en uitgebracht onder de titel incwadi yothando (Love Letter).

Jasper van ’t Hof: “Als ik naar een concert ga met fusioninvloeden heb ik mijn speeldoos bij me: mijn laptop en soundmachine van Core.”

Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
Mijn album The Selfkicker. Dit is een van de eerste, zo niet de eerste plaat solo waarop dingen gebeurd zijn…  Ik ben nog altijd met die opname bezig – zo denk ik, zo schrijf ik. Ook Canossa met Ernie Watts en Bo Stief en Sleep My Love met Charlie Mariano en Philip Catherine zijn favorieten.

Wat neem je altijd met je mee?
Als ik ‘m niet vergeet, mijn stemsleutel. Als ik naar een concert ga met fusioninvloeden heb ik mijn speeldoos bij me: mijn laptop en soundmachine van Core. En gaat het om een soloconcert, dan heb ik slechts een paar onderbroeken bij me.

Welke actualiteit heeft je aandacht?
Gezien mijn leeftijd, waarmee ik als oude musicus in een existentiegolf verkeer: vier jaar geleden mijn hartinfarct. Ik ben me rot geschrokken, heb pas op de plaats gemaakt door een stapje terug te doen. Maar het is wel zo dat ik me gewoon bezig houd met het moment waar ik nu in zit.

Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
Barack Obama. Vanwege het automatisme waarmee hij de bühne oploopt en vanuit zijn hart zijn verhaal vertelt. Hij heeft aan iedereen zijn mening kunnen geven door iedereen recht in de ogen te kijken.

Wat intrigeert je aan je instrument?
De dynamiek, de aanslag. In het boek Escher, Göbel, Bach – een eeuwig gouden band van Douglas R. Hofstadter komt koning Frederik de Grote voor, die zijn hof in Potsdam had. Hij was een van de eerste kunstliefhebbers die de kwaliteiten van de pas ontwikkelde piano forte – hard/zacht spelen – inzag. Dat was een opmerkelijke verbetering ten opzichte van het clavecimbel, waar je alleen maar tamelijk gelijkmatig op  kon spelen. Dat intrigeert mij. Bijvoorbeeld een orgel mist ook de dynamiek van een piano.

Jasper van ’t Hof: “Barack Obama is een voorbeeld voor mij buiten de jazz, vanwege het automatisme waarmee hij de bühne oploopt en vanuit zijn hart zijn verhaal vertelt.”

Wat heb je geleerd van je muziek?
Mijn tekortkomingen. Wat is iemand zonder tekortkomingen? Niet iemand die de klassieke opleiding van een conservatorium op zak heeft en die pedagogisch in staat is de materie over te brengen aan de persoon tegenover hem, die telkens een ander is. Er zijn twee zaken waarop mijn tekortkomingen zijn gebaseerd. Ik denk dat ik een heel andere wereld zou hebben met die klassieke opleiding en als ik in Amerika had gezeten. Amerikanen zijn gigantisch goed onderlegd.

Wat wilde je vroeger altijd worden?
Drummer.

Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
Die vrijheid bestaat niet. Het is je plicht om niet te falen. Doe je dat toch, dan moet moet je je kapot schamen. Neem een vechtpartij, dat is een vorm van falen, omdat beide personen niet in staat zijn te communiceren. Muziek maken is een conversatie. Met je publiek, met je medemusici.

Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
Ik ben diep onder de indruk van jongens onder de 30 jaar, zij zijn voor mij de nieuwe generatie musici. Joris Roelofs is de grootste die Nederland heeft, Stefan Lievestro ook, hij bouwt zijn eigen bas. En Jamie Peet, mijn god… En Jesse van Ruller reken ik daar ook bij.

Met wie werk je graag samen?
Met Stefan en Jamie vorm ik een trio. We hebben na de toekenning van de Boy Edgar Prijs aan mij in 2018, drie jaar lang ontzaglijk veel werk gehad. Ook met Tineke Postma werk ik graag en ik heb een ontzettend gouden tijd met Paul van Kemenade.

Jasper van ’t Hof: “Het is je plicht om niet te falen. Doe je dat toch, dan moet je je kapot schamen.”

Welke dromen liggen nog voor je?
Heel veel dromen zijn uitgekomen. Daar ben ik zeer tevreden mee. Ingewikkeld spelen is geen probleem, maar kracht uit eenvoud halen is een soort droom. Elke toon heeft recht op een antwoord.

Aan wie geef je het Jazz-tafette stokje door?
Aan Jesse Schilderink. Hij vertegenwoordigt voor mij de gehele nieuwe generatie die op ons af komt. Hij speelt tenorsaxofoon, het instrument dat specifiek in de jazz zijn ontwikkeling heeft mogen meemaken. Bovendien werkt hij zich uit de naad. Ik vind het belangrijk dat mensen hem leren kennen.

RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA KESSELS

www.jaspervanthof.com

Previous

BIM en Kunstenbond slaan handen ineen

Next

Vrijheid en verfijning hand in hand bij aki

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook