Foto Merri Cyr
Foto Merri Cyr

De in 1945 te Philadelphia geboren trompettist Randy Brecker heeft al vanaf de jaren zestig uitvoerig van zich laten horen. Aanvankelijk als lid van de formatie Blood, Sweat & Tears en het Horace Silver Kwintet, maar vanaf het moment dat hij zijn debuutalbum uitbracht ook samen met zijn broer, tenorsaxofonist Michael. Onder de naam Brecker Brothers hebben Randy, Michael en hun band tussen 1975 en 1981 vier Grammy’s in de wacht gesleept. De wegen van de broers scheidden zich en beiden begonnen een succesvolle solocarrière. In 2001 verenigden de broers zich wederom, maar de samenwerking was van korte duur. In 2004 werd bij Michael een zeldzame vorm van leukemie geconstateerd. Na zijn overlijden in 2007 is Randy zich steeds meer gaan toeleggen op zijn eigen bands en muziek. Aan zijn tourschema valt af te lezen dat de trompettist nog lang niet is uitgeblazen. 

Mr. Brecker, u bent inmiddels een halve eeuw actief in de jazzmuziek. Hoe heeft de jazz zich in uw optiek ontwikkeld sinds u begon met spelen?
Mijn eigen muziek is afgelopen decennia verfijnder geworden, ik ben naast de jazz meer en meer beïnvloed door de wereldmuziek en mijn muziekidioom is – laat ik het zo zeggen- een beetje gegroeid. Alles wat ik doe valt naar mijn mening te classificeren als ‘jazz’. Anderzijds moet ik er niet aan denken mijn muziek te moeten classificeren. Voordat je het weet beland je in een welles-nietesdiscussie over de kwaliteit van muziek. Jazzmuziek heeft zich verspreid over de hele wereld en kan tegenwoordig niet meer worden geclassificeerd als Amerikaanse muziek. Daarnaast hebben ook de technologische veranderingen en nieuwe mogelijkheden de muziek beïnvloed. Jazz is nooit uitontwikkeld.

Uw vader Bobby bekleedde een actieve rol in uw muziekonderwijs. Hij speelde piano. Herkent u zijn invloed in de manier waarop u tegenwoordig kijkt naar de hedendaagse jazzmuziek?
Natuurlijk, hij is mijn grootste inspiratiebron geweest, omdat ik zijn genen heb. Mijn vader is nog steeds aanwezig in alles wat ik doe. Zijn eigen muziek en songteksten zijn onlosmakelijk verbonden met de tradities van de jaren ’40 en ’50. Hij hield van Dave Brubeck en Clifford Brown. De trompet beschouwde hij als ‘het belangrijkste jazzinstrument’ – dat heeft hij me meerdere keren verteld. Cliffords en Max’ (Roach) thuisbasis was een club die ik goed ken en papa heeft hen daar heel regelmatig beluisterd. Ik herinner me de dag dat Clifford en Richie Powell omkwamen bij een auto-ongeluk. As You Wish, is een nummer dat papa voor me schreef toen ik twee weken oud was. Als je het wil horen, nodig ik je uit om naar mijn suite te luisteren op mijn album Into the Sun. Hij speelt en zingt: ‘The hottest man in the city’ en daarmee profeteert hij niet alleen dat ik de ‘hottest’ man in de stad ben, maar ook dat ik een muzikant zal worden: ‘Play a horn or maybe hot five, and love that music even more than your wife!’

Foto Langkilde Morten
Foto Langkilde Morten

U begon uw professionele carrière bij twee mensen die net als uw vader erg veel invloed op u hebben gehad, de pianisten Duke Pearson en Horace Silver. Wat heeft u van hen geleerd?
Met name hoe een band te leiden, vooral van Horace, die zijn bandleden een zekere speelruimte gaf. Maar als hij een funky solo wilde spelen, dan deed hij dat gecoördineerd. Als wij hem dan in de weg zaten, bijvoorbeeld omdat we teveel noten speelden, dan liet hij de opname stoppen en begonnen we opnieuw. Duke was een groot, maar ondergewaardeerd componist en producer die gelijktijdig met mij onder contract kwam bij Solid State Records toen ik mijn eerste plaat Score opnam. Ik leerde tijdens die opnamen veel over funk en Duke leerde me over het gebruik van melodielijnen, harmonie en compositie. Zowel Horace als Duke hebben me geleerd hoe ik een beknopte solo op kan bouwen.

Deze beide grote muzikanten verstonden hun vak. Hun creatieve en commerciële kwaliteiten waren bijzonder. Ze wisten muziek van hoge kwaliteit naar een breed publiek over te brengen. Daar ben ik me vanaf het begin van mijn professionele loopbaan bewust van geweest.

Beiden waren grote componisten die het vermogen hadden om hun gevoelens en de gebeurtenissen in hun leven in muziek te vertalen, hun lessen nam ik graag ter harte toen ik zelf begon met het schrijven voor en het leiden van mijn eigen bands. Ook Horace – in het bijzonder – was niet bang om buiten het genre te treden en elementen uit de folk-, gospel-, funk- en soulmuziek in zijn composities te verwerken. Al zijn composities hebben die speciale Horace-harmonie en melodie, ongeacht de complexiteit of de eenvoud van de nummers.

U noemde net al uw eerste album, ‘Score’ (1969). Hoe kijkt u terug op dit album?
Ik denk dat het een leerzame periode is geweest voor ons allemaal, maar evengoed denk ik dat het een vrij sterk debuutalbum was. Met mijn 19-jarige broer Mike Brecker op tenorsaxofoon – en enkele mooie Randy Brecker- en Hal Galper-composities – en Larry Coryell, Eddie Gomez en Mickey Roker, ‘Pretty’ Purdie en Chuck Rainey die meespelen op enkele nummers, prachtig! Een vernieuwende plaat.

U speelde, naast Eddie Gomez ook met grote bassist-bandleiders als Charles Mingus en Jaco Pastorius. Hoe kijkt u aan tegen de bas?
Als de bassist zo’n sterk stempel drukt op de muziek als de drie die je noemt, dan doet de rest er eigenlijk niet zo veel toe. Mingus en Pastorius waren natuurlijk ook fantastische componisten. In hun eigen muziek speelden ze een oppassende bijrol.

Voelt u zich onderdeel van de jazztraditie? Parker, Coltrane, Davis?
Natuurlijk! Kijk, iemand als Parker is onlosmakelijk verbonden met de jazzmuziek. Miles en Trane hadden een modernere, modale manier van spelen. Daar komt in het geval van Miles nog het gebruik van elektronica bij en zijn enorme aanpassingsvermogen. Pure bebop is redelijk tijdgebonden, maar het is nog steeds muziek van een bijzondere schoonheid. Ik streef er altijd naar om die bijzondere muziek beter te leren spelen. Bebop/jazz is de muziek die ik speel. Het zijn mijn wortels. Maar in het algemeen is mijn credo: je hebt goede en verkeerde noten. Wat je er verder mee doet is een kwestie van uitwerking.

Foto John Abbott
Foto John Abbott

Miles Davis is een groot voorbeeld voor u geweest. Wat heeft u geleerd van Miles?
Ik heb van hem geleerd een verhaal in zo weinig mogelijk noten te vertellen. Eerst komt het geluid, de rest komt later. Miles heeft me geleerd risico’s te nemen. Het maakt niet uit wat iemand anders ervan denkt. Oefen zo weinig mogelijk, of zoals Miles zelf zei: ‘Je kunt de toekomst niet repeteren.’

Welke muzikanten inspireren u vandaag de dag?
Goede vraag. Er zijn er momenteel te veel en gelijktijdig is er geen een. Tegenwoordig heeft iedereen promotiemateriaal op zak. We worden overspoeld met websites, Youtube en sociale netwerken – waar ik uit principe niet aan mee doe – dus is het lastig je te concentreren op een of twee, laat staan een groter aantal muzikanten. Meestal luister ik naar de oude jongens. Ze hadden dat speciale charisma. Ze waren anti-establishment, meestal onnavolgbaar geniaal en zo gek als een deur. Alles wat ze deden was goed en hun muziek swingde en was uitzonderlijk origineel. Dat gezegd hebbende, kan ik wel stellen dat er duizenden muzikanten ‘up and coming’ zijn. Ze zijn afkomstig uit alle hoeken van de wereld. Hun techniek is zonder uitzondering geweldig, maar het vinden van die persoonlijke stem blijkt tegenwoordig een lastige opgave. Waarschijnlijk heeft dat te maken met het feit dat er zoveel studenten worden aangenomen voor jazzprogramma’s, die alles uit die rijke geschiedenis van de jazz uitstekend kunnen spelen vanaf Louis Armstrong tot nu. Ze beheersen de techniek – en dat vind ik prachtig – maar helaas wordt er te weinig nagedacht over de ontwikkeling van de muziek. De nieuwe richtingen.

Nieuwe richtingen, zoals…
Wat je tegenwoordig steeds meer terugziet in de jazz is de wereldmuziek. Ik put inspiratie uit jonge muzikanten die uit alle windrichtingen komen, hun weg weten te vinden in de jazz en gelijktijdig hun eigen inheemse muziek meebrengen in de mix.

Foto International Jazz Productions
Foto International Jazz Productions

Dus het is niet allemaal kommer en kwel?
Jongeren spelen op de lastigste maatsoorten de prachtigste muziek, ze beheersen de techniek volledig! Ik sta nog steeds te kijken van het feit dat de jongere generatie in de bebopmodus blijft spelen, maar dat alles wat ze daarin doen zo vernieuwend is. De muziek die je zo goed denkt te kennen, wordt door hen geheel opnieuw uitgevonden.

U bent inmiddels een onderdeel van de gevestigde jazzorde. In 2012 won u een Grammy Award. Welke toekomstige Grammy Awards voorspelt u?
Ik volg het niet meer. Het houdt me ook niet bezig, met name omdat er een paar jaar geleden voor gekozen is het aantal categorieën te beperken. Moderne jazz en traditionele jazz staan tegenwoordig in dezelfde categorie. Dat maakt de hele toestand nog belachelijker dan hij al was. Als je van mij een prognose verlangt kan ik je zeggen dat er waarschijnlijk weer een prijs wordt uitgereikt aan Pat Metheny en Chick Corea. Het is een populariteitswedstrijd. De uitreiking van de Grammys staat garant voor een mooie tv-show. Dat is waar het om draait.

U heeft afgelopen jaren drie prachtige platen uitgebracht, ‘The Brecker Brothers Band Reunion’, ‘Night in Calisia’ en ‘Randy Pop!’ Kunt u daar in het kort iets over zeggen?
The Brecker Brothers Band Reunion was iets wat ik al een tijdje wilde doen. Een ode aan de overleden Brecker Bros Bandleden. Ik heb (op een na) alle nummers zelf (co-) geschreven. Dan Night in Calisia: de Poolse componist en pianist-bandleider Wlodek Pawlik schreef dat stuk voor mij en kamerorkest. We hebben het opgenomen en het won een Grammy! RandyPOP! was het idee van mijn vrouw. Jeff Levenson van de Blue Note Club in New York City had een vergelijkbaar idee. We hebben Kenny Werner gevraagd om de hitlijsten te doen, omdat hij een specialist is in het bewerken van tunes. Het album is live opgenomen in de Blue Note Club.

En wat heeft u komende tijd op het programma staan?
Ik heb onlangs het album Larry Coryells Eleventh House Revisited opgenomen, samen met gitarist Julian Coryell, bassist John Lee en drummer Alphonse Mouzon. De tour moet nog worden gepland.

Een ander project dat binnenkort, zo mogelijk in december, op stapel staat is het album Brecker speelt Rovatti waarop vooral muziek van mijn vrouw (Ada Rovatti), wordt uitgevoerd door een All Star Band. We denken momenteel nog na over de exacte samenstelling van het album. Een derde album dat we op korte termijn willen uitbrengen is Music of Randy Brecker with the NDR Big Band uit Hamburg, gearrangeerd en uitgevoerd door Jörg Achim Keller. We hebben samen al een paar tours gedaan en nu staan we op het punt om het gehele repertoire op te nemen.

En op dit moment leg ik samen met mijn kwartet de laatste hand aan de plaat Randy Plays Standards. Het idee lag al een hele tijd op de plank, maar het is er nooit van gekomen een ongecompliceerd album te maken. Ik wilde deze keer geen ingewikkelde dingen doen, maar gewoon muziek spelen! Alles wat ik tot nu toe op plaat heb gezet is complex. Nu had ik zin om lekker los te gaan.

Foto Merri Cyr
Foto Merri Cyr

Jazz is allesbehalve ongecompliceerde muziek. Is er jazz in de toekomst?
Er zal altijd jazzmuziek zijn, maar alleen voor de intelligente geesten, jong, oud, of ergens daar tussenin. Zo is het en zo moet het zijn!

Randy Brecker en het Braziliaanse kwartet Balaio treden 5 november op in LantarenVenster in Rotterdam en 8 november in the North Sea Jazz Club in Amsterdam.

ROBIN ARENDS

www.randybrecker.com

www.lantarenvenster.nl 

http://www.northseajazzclub.com/event/randy-brecker-balaio

 

Previous

Raul Midón borduurt voort op oude en nieuwe waarden

Next

Is Jazz Rotterdam wel zo nieuw als het zelf gelooft?

Lees ook