Een documentaire in letters in plaats van in beelden. Zo zou je het boek ‘Jazzvogels, de sterkste story’s uit de swingpolder’ van Rudie Kagie kunnen noemen. Het 279 pagina’s tellende boek laat je in één ruk achter je, omdat er niet alleen over de levens van dertien jazzmusici wordt verteld, maar veeleer omdat Rudie Kagie zich áchter die musici heeft verschanst. En dat levert fascinerende momenten op.

Rudie Kagie

Rudie Kagie behandelt in Jazzvogels dertien muzikantenlevens. Alle van gestorven heilsoldaten in de jazz. Want zo mag je hen wel noemen: de musici hebben ieder een min of meer belangrijke bijdrage geleverd aan de jazz, maar hun levens zijn even grote vergaarbakken van anekdotes, pijn, verdriet, drugs en eenzaamheid. Als journalist – want dat is Rudie Kagie vooral en dat komt in elke letter van het boek naar voren – ben je snel geneigd die elementen als basis voor je project te nemen. Ze bekken lekker en verkoopsuccessen zijn verzekerd. Maar Rudie Kagie trapt niet in die val. Zijn liefde voor de jazz verhindert sensatiezucht. Hij smeedt verdiensten van de betreffende musicus aan zijn of haar eigenaardigheden en dat levert goudeerlijke en vooral nieuwe inzichten op over die personen.

TIJDVAKKEN

Bij de keuze voor zijn onderwerpen heeft de schrijver zich min of meer laten leiden door de tijdvakken waarin de musici leefden. Die lopen van drummer Leo de Ruiter tot pianist/componist Misha Mengelberg. Met daar tussenin portretten van multi-instrumentalist Theo Deken, slagwerker Joop Korzelius, altsaxofonist Tony Vos, drummer Cees See, tenorsaxofonist Kid Dynamite, contrabassist en elektronicapionier Tom Dissevelt, pianiste Nina Simone, trompettist Chet Baker, violist Michel Samson, trompettist/componist/bandleider Nedly Elstak en tenor- en sopraansaxofonist Willem Breuker. De keuze voor deze instrumentalisten is even divers als de manier waarop zij in verhouding tot elkaar in het muzikantenleven stonden.

Zijn ‘Slotakkoord ‘begint Rudie Kagie met: ‘Deze bundel is het gevolg van een misverstand’. Intrigerend; wat hij ermee bedoelt is dat zijn aanvankelijke bedoeling om een reconstructie te schrijven van de omstandigheden rond de dood van Chet Baker is geresulteerd in deze bundel. Waarom? Omdat de schrijver over kunstenaars wilde vertellen die pasten ‘in de tijdgeest binnen welke context ze furore maakten. Als deze dertien mini-biografieën behalve tot vergroting van muzikaal inzicht ook bijdragen aan kennis van de sociologie van de swingpolder is mijn missie geslaagd’. Een mooiere beweegreden kun je nauwelijks bedenken.

Iets eerder merkt Rudie Kagie op dat ‘jazz de enige kunstvorm is die aan legendevorming doet’. Dat is een waarheid als een koe. Het verhaal dat de ronde doet over bijvoorbeeld Charles Mingus is er een mooi voorbeeld van. Van de contrabassist wordt gezegd dat hij na een concert nog wel eens wilde gaan eten en dan vanuit een bepaalde furie het bezochte etablissement voor een deel tot gort sloeg. Waar of niet waar? Het maakt niet uit, want zo’n verhaal draagt bij aan de legendevorming waar jazz kennelijk zo verlegen om zit. Dit vertelsel komt overigens niet voor in Jazzvogels.

INTEGRITEIT

Rudie Kagie heeft met Jazzvogels, met als ondertitel De sterkste story’s uit de swingpolder in het midden gelaten of alle anekdotes die hij over ‘zijn’ musici vertelt, wel waar zijn. De keuze van de omschrijving ‘de sterkste story’s’ doet vermoeden dat het gewoon sterke verhalen zijn. Maar wie Jazzvogels aandachtig leest, kan zich niet aan de indruk onttrekken dat de integriteit waarmee Kagie zich als schrijver manifesteert, verankerd zit in de prachtige verhalen die hij de lezer presenteert. Hoezo sterke verhalen?

Jazzvogels laat zich lezen als een documentaire. Je krijgt weliswaar dertien mini-biografieën opgediend, maar die verschillen van alle andere omdat de schrijver zich diep in de levens van zijn onderwerpen heeft ingegraven. Hij schotelt details voor die nauwelijks eerder of nog nooit zijn gepubliceerd en die details vormen mede de persoonlijkheid die de kunstenaars  kenmerken. Je leest daardoor niet alleen over de musicus, maar zoals al opgemerkt, ook over de mens die er achter schuilgaat.

Het boek ‘Jazzvogels, de sterkste story’s uit de swingpolder’ van Rudie Kagie. Op het omslag trompettist/multi-instrumentalist Theo Deken in 1962 in ’t Hemeltje in Amsterdam.

Eén zo’n detail is dat Nina Simone als eerste Afro-Amerikaanse pianiste wist door te stoten naar het concertpodium. Haar kracht, zo schrijft Rudie Kagie, lag echter in de jazz en de blues – dat wisten we natuurlijk al. Maar dat Willem Langenberg, haar Nederlandse vertrouweling en beschermheer, door Nina Simone ten huwelijk werd gevraagd, hetgeen hij afwees met de woorden ‘Zodra ik me aan je overgeef, ben ik dood. In een volgend leven keer ik terug als tuinman en dan zal ik je rozen verzorgen’, dat wisten we niet. Evenmin als dat hij een maand later overleed aan een hartaanval.

SCROTUM

En dat Chet Baker op zeker moment bezig was zichzelf via zijn scrotum te injecteren met dope, dat is ook nogal wat. Evenals de constatering dat hij zes gram per dag, drie à vier keer de hoeveelheid drugs waar de gemiddelde junk genoeg aan heeft, tot zich nam. Is dat belangrijk om te weten? Niet echt, maar binnen het hoofdstuk dat leven en dood van de trompettist behandelt, is dit gegeven zeker relevant. Hoe serieus Rudie Kagie onderzoek heeft gedaan naar ‘zijn’ heilsoldaten blijkt uit een ander detail in het Baker-hoofdstuk: ‘Baker vertrok met de intercity van 13. 32 uur uit Rotterdam en kwam 58 minuten later aan in Amsterdam. Hij stak het Stationsplein over en nam zijn intrek in het appartementenhotel Prins Hendrik’. Waar hij rond drie uur ’s nachts op de stoep ervan dood werd gevonden.

Rudie Kagie heeft voor de samenstelling van Jazzvogels zijn licht opgestoken bij meerdere zegslieden. Hij sprak meerdere malen met Ack van Rooyen, Hans Dulfer en Jan Huydts. Dat brengt uiteraard leven en doorstroming in het boek. De schrijver putte ook uit boeken die eerder verschenen over jazz en aanverwante zaken. Jazzvogels bevat daarom een uitgebreide lijst ‘geeraadpleegde literatuur’. Hetgeen de inhoud uiteraard behoedt voor de allemans conclusie: allemaal sterke verhalen die uit de duim zijn gezogen.

Aan alles merk je dat het boek uit liefde voor de jazz is geschreven. Waarbij Rudie Kagie er niet voor schroomt ook de gehavende kartelranden van dit fenomeen bloot te leggen. Zo doet het hoofdstuk over Theo Deken bepaald pijnlijk aan. In de late jaren vijftig en de vroege jaren zestig triomfeerde de man die trompet speelde, bugel, saxofoon, piano, bas, drums en conga, maar ook arrangeerde en componeerde om uiteindelijk ruim dertig jaar onder de overkapte entree van de Beurs van Berlage zijn nachten door te brengen. En die kon volgens Deken wat betreft comfort ‘tippen aan de bruidssuite van het Hilton’. Weer zo’n prachtig detail, maar niettemin tranen trekkend.

VUURVRETER

Dat gold in feite ook voor Joop Korzelius, die aan de drank ten onder is gegaan. Vanwege zijn inname werd de drummer ontslagen bij Wim Sonneveld, Max Greger, The Skymasters en het Amsterdams Promenade Orkest en kwam hij uiteindelijk terecht bij het Leger des Heils. En wat te denken van Kid Dynamite, die zijn naam ontleende aan een beroep dat hij uitoefende voor hij de jazzsaxofoon ter hand nam: vuurvreter. De grondlegger van de Paramaribop in Nederland stierf in een taxi die in 1963 in de buurt van Hamburg op een vrachtwagen knalde. Juist op dat moment had Kid Dynamite het tuitje van zijn mondstuk in zijn mond, het schoot in zijn heel waarna de musicus op de achterbank stikte.

Maar het is niet alles kommer en kwel in Jazzvogels. Het hoofdstuk over Tom Dissevelt, contrabassist, multi-instrumentalist, arrangeur, maar vooral elektronica-onderzoeker in het Natlab van Philips voegt hoopjes kennis toe in het hoofd van de lezer van Jazzvogels. De musicus die zich gaandeweg zijn leven steeds verder terugtrok in eenzaamheid, werd blijkens een publicatie in Het Vrije Volk op 10 oktober 1958 omschreven als ‘een maanreiziger in een heelal van nieuwe mogelijkheden: hij componeert al een paar weken in een zorgvuldig afgesloten zaaltje in Eindhoven een Mexicaanse wals op elektronische muziek’. Maar ook Dissevelt werd getroffen door tegenslag. Werkeloos moest hij op 57-jarige leeftijd op een kruispunt tellen hoeveel auto’s er voorbij kwamen…

Rudie Kagie

Tot de bewonderaars van Tom Dissevelt behoorde Willem Breuker. Ook aan hem is een hoofdstuk gewijd, met de verkeerd gekozen titel ‘Alleen hij was de baas’. Zo’n kop doet afbreuk aan het fenomeen Breuker, die in een interview bekende: ‘Er waren buren die altijd ruzie hadden en naar elkaar schreeuwden. Dat was ook muziek voor mij’. Rudie Kagie beschrijft hoe het trio Misha Mengelberg/Han Bennink/Willem Breuker overging in de Instant Composers Pool en Willem Breuker nadien zijn eigen gang ging. Om in 1971 door criticus Konrad Boehmer te worden omschreven als ‘Mozart en Mahler in één figuur’. En in 1985 een van de hoogtepunten in zijn carrière beleefde toen hij ‘vanuit een hoogtewerker op de Dam in Amsterdam zijn Musica ’85 dirigeerde voor 1500 musici, majorettes, een fietsfanfare, Surinaamse percussionisten, steltenlopers, een arbeiderskoor, acrobaten en twee bejaardenkoren’.

GROEN LICHT

Jazzvogels eindigt actueel met een fiks hoofdstuk over Misha Mengelberg, die in 2017 overleed. ‘Op dubbele snelheid haal je altijd het groene licht’ was een van zijn gevleugelde uitspraken en die reikte verder dan deze aan het einde van zijn leven: ‘Ik ben volledig dement. Ik zeg dingen die ik soms wel, soms niet helemaal meen. Maar ik weiger te worden bekeken als een rasgek. (…) Een milde vorm van opsluiting voor deze idioot zou niet misplaatst zijn’.

RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA VAN DER HEYDEN

Rudie Kagie ‘Jazzvogels, de sterkste story’s uit de swingpolder’. Amsterdam: Uitgeverij Just Publishers BV, 2018. 279 pag. ISBN 97890-8975-702-9, pb. € 24,95.

 

www.justpublishers.nl

Previous

Jasper van ’t Hof winnaar Buma Boy Edgar Prijs 2018

Next

Coal Harbour levert indrukwekkend debuut af

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook