Violiste Mary Oliver heeft een helder doel voor ogen als ze midden jaren negentig vanuit Californië naar Amsterdam verhuist: ze wil met Misha Mengelberg spelen. ‘Ik vond, net als iedereen die ik kende, ICP de beste band van de wereld.’

“Kun je naar buiten kijken? Kin een stukje omhoog. Denk maar aan iets leuks.” Met een lachje doet Mary Oliver wat de fotograaf vraagt. “Ik hoef nergens aan te denken”, zegt ze. “Er gebeurt altijd wat leuks in het theater tegenover me.” Vanaf de keukenstoel in haar appartement kijkt ze over groene binnentuinen onbelemmerd in de huizen van haar overburen.

De openheid en culturele diversiteit troffen haar in het hart toen ze in 1991 voor het eerst naar Nederland kwam. Mary Oliver herinnert het zich als de dag van gisteren. “Ik kwam met George Lewis (componist en trombonist, red) mee. Op de October Meeting voerden we met mensen uit verschillende disciplines zijn Changing with the times uit. In Californië had ik al best veel opgetreden, maar nog nooit in een zaal als het Bimhuis. We speelden laat op de avond en ik had een jetlag. George gaf geen muziekmateriaal. Om bij het improviseren gebruik te maken van de ruimte liep ik tussen het publiek door. Er waren veel jazzmuzikanten en velen van hen improviseerden ook. Dat was totaal nieuw voor mij. Ik had nog nooit zoveel improviserende muzikanten uit allerlei windstreken bij elkaar gezien.” Mary Olivers eerste bezoek bleek de opmaat naar een rigoreuze stap een paar jaar later.

In Nederland moesten kinderen vroeger twee jaar blokfluit spelen voordat ze zelf een instrument mochten kiezen. Bij Mary Oliver op school ging het zo: als je toon kon houden bij het zingen van My Country, ’Tis of Thee (een Amerikaanse versie van God save the Queen), kon je een snaarinstrument spelen. “Ik was groot voor mijn leeftijd en kreeg een cello. Blij ging ik naar huis. Daar zei oma: ‘Je gaat toch zeker niet met dat instrument tussen je benen op een podium zitten?’ En mijn moeder zei: ‘Denk maar niet dat ik zo’n groot geval ga vervoeren.’ En zo werd het de viool.”

STRIJKSTOK

Als je Mary Oliver viool ziet spelen, kun je je bijna niet voorstellen dat ze voor hetzelfde geld een ander instrument had bespeeld. Haar strijkstok gedraagt zich als een ledemaat. Hij doet precies wat zij wil – zo lijkt het tenminste – zoals je bij klassieke musici vaker ziet. Maar anders dan anderen is Mary Oliver een hybride; volkomen thuis in verschillende werelden.

Schijnbaar moeiteloos switcht zij tussen jazzimprovisatie en hedendaagse gecomponeerde muziek. Daarbij eist ze nooit een rol op de voorgrond op. Voor haar geen voeten op het instrument of gekke bekken trekken. Uiterlijk de rust zelf brengt ze vervolgens weer verbindende lijnen aan tussen de grillige uitvallen en improvisaties van andere bandleden.

Niet dat Mary daar als highschoolleerling al mee bezig was. Ze had er nog geen idee van dat ze later musicus zou worden. Het enige wat ze zeker wist was dat ze wilde leren. En daarna nog meer leren. Na high school ging ze naar de universiteit om de hoek. “Ik had geluk, want dat was San Diego State University, waar ze een goed muziekprogramma hadden. De eisen lagen er hoog, maar je werd niet uitgekafferd zoals op veel conservatoria gebeurde. Ik kreeg de kans om mijn vioolspel en muzieksmaak te ontwikkelen en volgde daarnaast dezelfde vakken als de anderen. Vervolgens ging ik naar Mills College, om me op hedendaagse muziek te kunnen richten.”

En daar gebeurde het. Op een dag was er een violist te gast die een stuk speelde en daarbij improviseerde. “Ik was stomverbaasd. Ik dacht: wow! Kun je ook zó vioolspelen? Dat je zelf iets toevoegt aan de muziek! Wat me ook trof was dat Malcolm Goldstein, want die was het – een bekende componist van nieuwe gecomponeerde muziek en improvisatie – tijdens het spelen door het lokaal liep. Zelf had ik al wel eens dansers begeleid, maar dat je op deze manier gebruik kunt maken van de akoestiek van een ruimte, dat vond ik echt cool.”

De improvisatie van Malcolm Goldstein maakte iets wakker in Mary Oliver. Ze had de mogelijkheid om musicus te worden wel overwogen. Maar het idee dat ze in een orkest zou moeten spelen om zichzelf te kunnen onderhouden stond haar tegen. “Begrijp me niet verkeerd”, haast ze zich te zeggen, “ik heb niets tegen orkesten. Maar ik wil zo geen muziek maken. Als je in de strijkerssectie zit, moet je als één man spelen. Daar heb ik de discipline gewoon niet voor.”

Ze speelde in die tijd voornamelijk gecomponeerde muziek. Als ze improviseert vragen componisten vaak: hoe noteer ik dat? Maar daarop heeft ze geen bevredigend antwoord. “Je kunt het niet noteren”, zegt ze dan, “het kwam zo in me op.” Dat zette haar wel aan het denken. Improvisatie is zoveel meer dan een spontane of intuïtieve actie, zoveel had ze wel geleerd. Onder meer van George Lewis, met wie ze kort daarvoor naar Amsterdam was geweest.

PROEFSCHRIFT

Mary Oliver besluit een model te ontwikkelen waarmee ze improvisaties achteraf kan analyseren. Dat wordt Constellations in Play, het proefschrift waarmee ze in 1993 promoveert aan de University of California. Het model is gebaseerd op het idee dat een improvisatie altijd een momentopname is. Allerlei factoren en omstandigheden oefenen invloed uit op wat de muzikant doet. Het ligt voor de hand dat muzikale geschiedenis, alles wat je gehoord en geleerd hebt, altijd een belangrijke rol speelt. Ook draagt iedereen altijd zijn persoonlijke geschiedenis bij zich. Het proces van improviseren is mede afhankelijk van allerlei voorwaarden: waar de muzikant zich bevindt, hoe de ruimte klinkt, de mensen met wie hij speelt, verrassingen die zich voordoen. Ten slotte moet de improvisator zich laten leiden door vier stuurlui: geheugen, stemming, gedachten en nieuwsgierigheid. Die bepalen hoe de improvisator omgaat met intuïtieve of rationele beslissingen.

“Stel dat ik tijdens een snelle frase op één snaar opeens even een noot op de volgende snaar speel om meteen weer verder te gaan met de vorige. Liever dan dit als een uitzondering te beschouwen, neem ik die afwijkende noot mee in een nieuw stukje. Op die manier creëer ik een probleem voor mezelf dat ik op dat moment moet oplossen. Hoe ik dat doe, is ook weer afhankelijk van mijn geheugen en mijn gevoel.”

“In mijn model beschrijf ik al die factoren als een constellatie. Net als planeten zijn ze voortdurend in beweging. Niet alleen veranderen ze zelf, ze staan ook steeds in een andere verhouding tot elkaar: het ene moment kan de invloed van de zaal dominant zijn, het volgende moment weer iets anders. De factoren en voorwaarden interacteren en beïnvloeden elkaar. Door die factoren volgens het model te inventariseren, leer je begrijpen waarom je tijdens het improviseren bepaalde beslissingen hebt genomen en ga je structuren onderscheiden die kunnen helpen bij nieuwe.”

Na haar promotie weet Mary Oliver wat ze wil. Ze gaat haar leven niet wijden aan de wetenschap. Ze gaat spelen. Te beginnen met lessen die ze wil nemen bij Misha Mengelberg in Nederland. Net als iedereen die ze kent, vindt ze ICP de beste band van de wereld. Ze vraagt een beurs aan en verhuist naar Amsterdam, waar ze het appartement betrekt waar ze nog altijd woont, in een oude straat achter het Concertgebouw.

De beurs gaat aan haar neus voorbij, maar ze peinst er niet over om terug te gaan naar Californië. “Ik vond het hartstikke leuk in Amsterdam. Ik had hier veel mogelijkheden om te spelen met improviserende jazzmuzikanten. Ik speelde allerlei muziek, ook kwela en gamelan. Vanuit hier reisde ik regelmatig naar Darmstadt en Keulen om met componisten en nieuwemuziekensembles te spelen. En niet onbelangrijk: ik kon hier leven van mijn werk.”

MISHA MENGELBERG

Op zeker moment hoort ze dat Misha Mengelberg lesgeeft op het Amsterdams Conservatorium, toen nog op loopafstand van haar huis gevestigd. “We begonnen met muziek uit de 17e eeuw. Het klikte, we speelden samen en na een tijdje werd ik gevraagd.”

Het is het jaar 2000. Mary Oliver treedt toe tot de Instant Composers Pool. “Ik voelde me geen vreemde eend in de bijt – niet als vrouw, ook niet omdat ik uit Californië kom en al helemaal niet omdat ik een andere achtergrond heb. Ik ben gewoon een van de strijkers in ICP. Dat maakt me gelukkig. Dit is waar ik wil zijn.”

Op viool is Mary Oliver een virtuoos en vooral in de nieuwemuziekwereld internationaal befaamd improvisator.
Op viool is Mary Oliver een virtuoos en vooral in de nieuwemuziekwereld internationaal befaamd improvisator.
Toen ze de altviool begon te spelen, wilde ze net zo goed worden als op de viool. Om dat onder de knie te krijgen studeerde ze Bach en John Coltrane.
Toen ze de altviool begon te spelen, wilde ze net zo goed worden als op de viool. Om dat onder de knie te krijgen studeerde ze Bach en John Coltrane.
De Hardanger fiddle is een Noors folkinstrument. Hij heeft drie extra snaren – resonantiesnaren – en dat biedt allerlei mogelijkheden om de klankkleur te veranderen.
De Hardanger fiddle is een Noors folkinstrument. Hij heeft drie extra snaren – resonantiesnaren – en dat biedt allerlei mogelijkheden om de klankkleur te veranderen.

Is ICP veranderd in de loop van de jaren? Mary Oliver staat op, serveert chocola, denkt na en zegt dan: “Ja, de sound is natuurlijk veranderd. Ik speel de melodielijnen. Met Tristan (Honsinger) op cello en Ernst (Reijseger) op bas vormen we nu een strijktrio, een klassieke formatie waarin we ook improviseren. Dat geeft een heel nieuwe dimensie. Tegelijkertijd is mijn gevoel voor timing veranderd door mijn werk met ICP, waarschijnlijk omdat de meeste stukken door Misha zijn geschreven of zijn gebaseerd op stukken van Monk of Ellington. In klassieke werken zit je op de twee en de vier. Dat is een ander gevoel.”

Ze hebben een geweldige groep muzikanten, vindt Mary Oliver. “Ik kijk soms rond en ik zie dat we oud aan het worden zijn. Misha valt weg maar we zoeken voorlopig geen nieuwe pianist. We nemen de tijd om daarnaartoe te groeien. Tot het zover is valt Guus Jansen in op de piano. We hebben het aan Misha gevraagd, hij zei meteen: Guus. En Cherry Duyns neemt dat op zich voor de teksten van Misha. Bijna iedereen van ons speelt ook in andere bands. Van daaruit brengen we altijd nieuwe dingen mee. Dat houdt ons fris. Maar zeker zo belangrijk is dat we altijd een goede tijd hebben samen, ICP is echt ‘labour of love’.”

Hoewel Mary Oliver de viool als kind min of meer bij toeval in de schoot geworpen kreeg, heeft ze nooit anders gespeeld. Pas in de tijd dat ze aan haar proefschrift werkte is ze ook altviool gaan spelen. Later heeft ze de Hardanger fiddle aan haar instrumentarium toegevoegd. De karakters van de drie instrumenten zijn goed te horen op haar solo-cd ‘Witchfiddle’.

ANNE-MARIE VERVELDE
beeld GEMMA VAN DER HEYDEN

Bio Mary Oliver

  • Is geboren in La Jolla, Californië
  • Begint op 9-jarige leeftijd met vioolles
  • Bachelor of Music, San Diego State University (1980)
  • Master of Fine Arts, Mills College in San Francisco (1982)
  • Eerste keer in Nederland: met George Lewis op October Meeting 1991
  • Promoveert op ‘Constellations in Play: A Model for Improvisation’, University of California (1993)
  • Verhuist in 1995 naar Nederland om uitvoerend muzikant te worden
  • Werkt in Darmstadt en Keulen samen met hedendaagse componisten, voert premières uit van o.m. John Cage en Iannis Xenakis
  • Speelde sinds 1997 bij Sean Bergins MOB
  • Treedt na workshops bij Misha Mengelberg in mei 2000 toe tot ICP
  • Maakt solo-cd ‘Witchfiddle’ (2001)
  • Werkt samen met choreografen en dansers, waaronder Scapino en Michael Schumacher (The 6th Room)
  • Speelt naast ICP bij The Whammies, Trio!, Ammü en Jomo

Luisteren
https://itunes.apple.com/au/album/witchfiddle-feat.-mary-oliver/id734452479

Kijken
ICP speelt ‘Change of Season’ (Herbie Nichols) live in het Bimhuis

Previous

Gipsy Festival durft best te balanceren op het randje

Next

The Slick Pit plaatst fusionjazz in juiste licht

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook