De vorige JAZZ-tafette stokjesdrager was er heel duidelijk in aan wie hij het stokje moest overdragen: aan Koen Schalkwijk. “Hij is een fantastische musicus en componist. Maar meer nog: hij is de afgelopen jaren een constante muzikale compagnon voor mij geweest. Hij heeft me uitgedaagd en geïnspireerd en tegelijkertijd mijn eigen muziek ondersteund”, zo zei Alessandro Fongaro. En dus toog JazzNu naar pianist Schalkwijk. Een uiterst beminnelijke, 30-jarige jazzmusicus die zich druk kan maken omdat er zo weinig vrouwen aan het jazzfront treden. Maar die behalveeen serieuze uitvoerder op piano en Wurlitzer, ookgraag naar Oscar Peterson en Tete Montoliu verwijst als inspiratoren. En altijd maar weer tranen in de ogen krijgt, als hij het ‘Pianoconcert in G’ van Maurice Ravel beluistert. Maar hij smaakt vooral vreugde als hij met zijn muzikale kompanen het podium betreedt. Samenwerken, daar gaat het hem om. “Solo’s bestaan voor mij eigenlijk niet meer.”


Waar ben je op dit moment mee bezig?
Met het componeren van muziek voor mijn band Koeniverse 4, die eerst Koeniverse 3 heette. Dat was een trio met drummer Jamie Peet en contrabassist Alessandro Fongaro. Nu is er basklarinettist Joris Roelofs bijgekomen en wordt het dus ‘4’. Ik speel er alleen maar Wurlitzer in. Verder maak ik deel uit van CLOD! van Alessandro en van de Dutch Concert Big Band. Maar daar speel ik maar twee, drie keer per jaar mee. Ik wil overigens weer graag een eigen band beginnen, waarin ik uitsluitend piano speel.

Welke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
Het Nationaal Jazz Jeugd Orkest is heel belangrijk voor mij geweest. Toen ik aan het Arnhemse conservatorium studeerde, had ik weinig contact met het westen van het land. Ik maakte toen deel uit van de eerste bezetting van dat orkest onder leiding van de onlangs overleden Peter Guidi. Ook mijn halfjaarlijks verblijf in Philadelphia is een dierbare herinnering. Ik was 25 jaar en zat in het tweede jaar van mijn masteropleiding in Amsterdam. Dick Oatts (multi-instrumentalist, pedagoog en componist, rvdh) had in Amerika een mentorachtige rol, waar ik enorm veel aan heb gehad. En die mede heeft bepaald hoe ik als musicus wil zijn.

Waarom doe je graag wat je doet?
Het moment van muziek maken op het podium en het onderlinge begrip van musici dat daarmee gepaard gaat, is mijn drijfveer om muziek te maken. Je hebt muziek geschreven en die komt dan tot leven. In Arnhem was mijn grote probleem dat de mensen, inclusief ikzelf, te bescheiden waren. Met Koeniverse 4 weet ik dat ik niet alleen de kar hoef te trekken.


Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
Op 15-jarige leeftijd ging ik met de laatste klas van de middelbare school op schoolkamp. Een van mijn beste vrienden drukte, net voordat we aan een fietstocht zouden beginnen, een koptelefoon op mijn hoofd. Met Kind Of Blue van Miles Davis. Ik ben niet mee gaan fietsen, maar heb de plaat vijf keer achtereen beluisterd. Ik speelde al wel een beetje jazz, maar toen wist ik dat ik muziek wilde gaan studeren.

Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
Toen de fusion kwam opzetten. Chick Corea! Die sound, die kleren! Hoe je hoorde dat er allerlei dingen werden uitgeprobeerd. Er was toen ook geen esthetische politie! (lacht) De periode die mij eveneens interesseert is die van Bud Powell, Art Tatum en Fats Waller. De begintijd van de pianotrio’s dus. De vrijheid om te beslissen: we gaan dit doen is gewoon te gek. De tijd van nu is lastig. Swing spelen is al zo vaak gedaan. Met zóveel lading en dan zitten wij hier dat ook te proberen. Voor mij is swing de basis van alle jazzmuziek. Als pianist heb ik met tien vingers immers de macht over alles!


Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
Ik speelde in februari met Gijs Idema op het Sound of Europe Festival in Breda. Gaat er tijdens ons concert een zoemer af en brengt een stem een boodschap door een luidspreker. Je organiseert een festival, hebt er een hoop geld voor over en dan gebeurt er zoiets. Ik ervoer het echt als bizar, wat later als treurig en schandalig.

Waar vind je inspiratie?
Als ik hard loop, vaak op de Mookerheide. Je komt er niemand tegen, soms een Schotse Hooglander. Dus in de natuur, bij mijn ouders thuis in Limburg. Maar ik vind ook inspiratie bij de mensen met wie ik speel. Je krijgt er zóveel voor terug.

Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
Mijn verblijf in Amerika. Ik was begonnen aan mijn master aan het Conservatorium van Amsterdam. Begin je net mensen te kennen en dan vertrek je.

Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
Ik maak het lekker dramatisch: Het Pianoconcert in G van Maurice Ravel en dan het tweede deel, het Adagio assai. Daar kan ik niet naar luisteren zonder te huilen. En dan het liefst gespeeld door Martha Argerich. Deze muziek brengt mij ook inspiratie en is heel fijn om naar te luisteren.

Wat neem je altijd met je mee?
Muziek luisteren is ontzettend belangrijk voor mij. Dus mijn koptelefoon. Als ik rust wil, betekent dat naar muziek luisteren.

Welke actualiteit heeft je aandacht?
Altijd het klimaat. Eigenlijk eh… Ik breng graag bezoekjes aan 75-plussers. Ik ga in Rotterdam eenmaal per week langs bij mensen die hulp nodig hebben. Ik heb nooit echt bewust een opa of oma meegemaakt en ben misschien daarom wel zo benieuwd wat oudere mensen hebben te vertellen. Ik bezoek de 80-jarige Piet in Rotterdam, die echt niemand meer heeft. Ontzettend leuk om drie uurtjes met hem te praten. Ik ben altijd zo bezig met muziek dat ik met dit soort bezoeken er los van kan komen. En ook hier put ik weer inspiratie uit.

Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
Mijn ouders. Het is niet vanzelfsprekend om fijne ouders te hebben. Als je zoveel jaren je kind steunt… Hoe zij mij door mijn middelbareschooltijd hebben geholpen en mij achter de piano hebben gehouden… Ik wilde namelijk alleen maar voetballen.


Wat intrigeert je aan je instrument?
Dat ik alles heb: ik kan harmonie, melodie en ritme tegelijk spelen; het ultieme voorrecht van de piano. Op een piano heb je toegang tot alles. En nu ik ook op de Wurlitzer speel intrigeert het geluid van dit instrument me enorm, dat duistere. Mengt goed met andere instrumenten zoals een dwarsfluit en natuurlijk de basklarinet – van Joris Roelofs.

Wat heb je geleerd van je muziek?
Samenwerken. Dát. Het wordt me elk jaar duidelijker dat dit steeds meer gaat tellen. Solo’s bestaan voor mij eigenlijk niet meer. Ik word liever van alle kanten bestookt. Trouwens, van lesgeven leer ik ook veel.

Wat wilde je vroeger altijd worden?
Toen ik een jaar of zeven, acht was banketbakker. Dat rook zo lekker. Later toen ik veel ging sporten, heb ik wel eens aan fysiotherapeut gedacht of iets in sportmanagement. En net voordat ik begon te puberen leek basisschoolleraar me ook wel iets. Maar banketbakker, dat trok toch wel het meest.

Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
Meestal als ik swing speel, bebop dus. Ik ben niet iemand uit de vrije impro. Het leukste concert dat ik ooit deed was met mijn vorige trio Torque en twee dansers. We hadden niets afgesproken, stonden met zijn vijven op het podium en niemand viel uit de boot. Ik voelde me toen zo ontzettend vrij. De dansers gingen net zo te keer als wij. We vertelden een verhaal met alles wat mogelijk was. En falen? Als je samen improviseert, is esthetiek net even wat minder belangrijk.

Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
De mix van stijlen. Vooral de combinatie klassiek en jazz. Het is ongekend wat je daarmee kunt doen. Met de melodische en harmonische kant van klassiek en het vrije van jazz. Ik zou ook graag zien dat in de jazz wat meer vrouwen zouden doorbreken. Dat zou ik echt toejuichen.


Met wie werk je graag samen?
Met Joris Roelofs. Hij is ontzettend duidelijk en eerlijk en ongekend creatief. En als het om docentschap gaat, denk ik meteen aan Dick Oatts. Eerlijkheid is het belangrijkste. Dat iemand tegen je zegt: dit kan echt niet. En natuurlijk werk ik graag samen met Jamie en Alessandro.

Welke dromen liggen nog voor je?
Ik zou heel graag hoofdvakdocent willen zijn op een conservatorium. Zodat je mede bepaalt wat er allemaal gebeurt, hoe je zaken positief zou kunnen veranderen. Ik wil ook altijd muziek blijven spelen die is gecomponeerd door anderen of door mezelf.

Aan wie geef je het JAZZ-tafette stokje door?
Aan Femke Smit (afgestudeerd als jazzzangeres, rvdh). Zij speelt vooral Braziliaanse muziek, zingt en speelt percussie. Ze heeft een eigen band, Coyoco, bestaande uit alleen maar vrouwen en ze organiseert Roda da Holanda (collectief van Nederlandse sambamusici, rvdh). Zij is een gave zangeres en ik vind het knap wat ze allemaal doet.

RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA VAN DER HEYDEN

 

Previous

Verbond tussen jazz en een voormalige kolenmijn

Next

Perfecte hybride Van Dongen en Van Kruysdijk

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook