Een zangeres die al vijfendertig jaar meedraait in het professionele muziekcircuit. En dan op zangles moet om opnieuw te beginnen met zangkunst. Het overkwam Lydia van Dam, de nieuwe JAZZ-tafettestokjesdrager. Ze onderging drie operaties om een cyste op een van haar stembanden definitief te laten verwijderen. Met als gevolg dat littekenweefsel de flexibiliteit van haar stem grotendeels heeft weg genomen. Hoge noten zingen gaat nog wel, noten lang aanhouden een stuk minder. Maar Lydia van Dam staat positief in het leven. Ook al omdat het leven in al zijn verschijningsvormen haar voortdurend inspiratie verschaft. En omdat muziek haar heeft leren luisteren en communiceren. “Ik laat me nog altijd verrassen, er is nog zoveel te leren, bijvoorbeeld over improviseren.” En daarom nam ze met plezier het stokje over van Femke Smit. 


Waar ben je op dit moment mee bezig?
Met mijn docentschap aan het conservatorium van Amsterdam en Utrecht. Ik verzamel materiaal om het nieuwe semester ‘in elkaar te draaien’. Maar bovenal houd ik me bezig om mijn stem te resetten en op maat gesneden optredens te selecteren. In 2012 ben ik geopereerd aan een cyste op een van mijn stembanden. Die operatie mislukte, die erna ook. Pas de derde ingreep was geslaagd. Door de littekens is mijn stem niet meer zo flexibel. Hoog zingen gaat nog wel, lange noten aanhouden niet meer. Bovendien is mijn stem wat heser geworden. Als je dertig jaar hebt gezongen heb je bepaalde muziek in je hoofd. Met big bands en grotere orkesten optreden was mijn ding. Ineens kun je daar niets meer mee. Nu ben ik weer aan het opbouwen. Soms doe ik een huiskamerconcert. Ik neem improvisatielessen, omdat ik minder moeite heb met korte noten en krijg ook logopedie. Ik heb het gevoel dat ik opnieuw moet beginnen.

Welke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
Bijvoorbeeld aan Jerry van Rooyen. Hij was mijn docent aan het conservatorium in Hilversum. Later trad ik op met het Metropole Orkest, waar Jerry de dirigent was. Ik heb ook fijne herinneringen aan mijn eigen band, met optredens in India en Japan. En aan mijn laatste concert met de band van Jeroen Zijlstra. We waren aan het toeren, toen ik ineens van mijn stem ‘viel’. Een tweede set die avond zat er al niet meer in. Daarna kwamen de operaties.

Waarom doe je graag wat je doet?
Ik kan me niet voorstellen dat ik iets anders zou doen. Ik begon op mijn negentiende op het conservatorium in Hilversum. Ik speelde piano en blokfluit en zong in een koor. Zingen is helemaal verweven met mijn leven. Ik laat me nog altijd verrassen, er is nog zoveel te leren, bijvoorbeeld over improviseren. Ik heb me altijd vrij bewogen in de muziek. Vrijheid vind je vooral in jazz, wel binnen kaders.


Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
Ik denk al toen ik nog puber was. Vrienden hadden platen van Joni Mitchell met Randy Brecker en Jaco Pastorius. Mijn vader was organist in een kerk, mijn zus klassieke zangeres, mijn opvoeding was klassiek. Bij vrienden kon ik kennismaken met Joni Mitchell en Al Jarreau, dat vond ik fantastisch. Toen ik hun muziek voor het eerst hoorde dacht ik: dit gevoel heb ik altijd al gehad. Nu ik noodgedwongen minder zing, is mijn missie mij via muziek met jonge mensen te verbinden.

Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
Van die van het trio Dave Lambert, Jon Hendricks en Annie Ross (vierde triomfen van 1962 tot 1964, rvdh). Zij ontwikkelden de zogeheten vocalise (gezongen woorden zonder betekenis, rvdh). Zij hadden zóveel speelplezier om hun muziek naar de luisteraar te brengen. Maar op de eerste plaats ben ik helemaal weg van Ella Fitzgerald, haar vind ik nog interessanter dan het fenomeen vocalise. Voorts luister ik vaak naar Betty Carter. En Abbey Lincoln en Cassandra Wilson? Zij zijn niet zo virtuoos als Ella, maar de manier waarop zij tekst en emotie overbrengen zorgt voor een bepaalde sfeer.

Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
Dat was tijdens een tournee in India met Hans Mantel, Berend van den Berg, John Engels en Bart van Lier. Drummers en pianisten zijn vaak afhankelijk van de kwaliteit van instrumenten die op een podium staan. Het drumstel in het theater in India was zó slecht dat John zei: ‘Daar kan ik niet op spelen’. Vlak voor het concert scheurde een van de technici op zijn brommer met John achterop naar de markt om bouten en moeren te halen. John ging daarna aan de slag, zodat we toch konden spelen.


Waar vind je inspiratie?
Waar niet? Als je wilt zien is inspiratie overal: in mensen, de natuur, kunst, filosofie, boeken, religie, fotografie…

Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
De operaties aan mijn stem ondergaan. Voor de eerste ingreep was ik zo hoopvol: opereren en daarna is het weer zoals het altijd was. Ik was erg teleurgesteld toen bleek dat de operatie was mislukt. Bij de tweede ingreep was ik heel zenuwachtig en weer lukte het niet. Toen ik voor de derde keer moest worden geopereerd was ik ten einde raad. Maar het móest.

Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
De duetten van Ella Fitzgerald en Louis Armstrong op Ella & Louis. Ik heb alle albums van Ella grijs gedraaid. Het vreugdevolle van haar heeft me altijd aangegrepen. Maar ook Swingin’ Easy van Sarah Vaughan en Strange Fruit van Billie Holiday behoren tot mijn favorieten.

Wat neem je altijd met je mee?
Zin om het avontuur weer in te gaan. Dat mis ik nu zo.

Welke actualiteit heeft je aandacht?
De ontwikkelingen in de technologie, vooral hoe hard die gaan. In de tijd van mijn ouders rukte de industrialisatie op, kwam de tv. In dit tijdvak is er sprake van veel meer ‘artificial intelligence’. Ook hoe het in de toekomst gaat met de gezondheidszorg – zijn er dan bijvoorbeeld robots? – en de vluchtelingenproblematiek zijn zaken die me bezig houden.


Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
Ik heb enorme bewondering voor mensen die de wereld beter maken. Van mensen in de bejaardenzorg tot de burgemeester van Palermo die vluchtelingen in zijn stad verwelkomt. Het hoeft allemaal niet groot te zijn, het kan ook gaan over de gemeenschap waarin je leeft.

Wat intrigeert je aan je instrument?
Jíj bent het instrument. Het is niet zichtbaar, je werkt ermee. Omdat jij het instrument bent, beïnvloed jij tevens dat instrument. Een piano is een piano. Een stem is helemaal met jou verbonden. Alles hoor je terug in je stem. Ik spreek hier al vijfendertig jaar met collega’s over en we raken nooit uitgepraat.

Wat heb je geleerd van je muziek?
Luisteren en communiceren. Je maakt jouw verhaal, zoekt jouw plek, neemt initiatieven. Het is zoals met een goed gesprek, daarin leer je jezelf ook kennen.

Wat wilde je vroeger altijd worden?
Ik wist al heel jong dat ik iets met muziek wilde. Ik heb boven een ingelijste tekening van een hand hangen die ik rond mijn tiende jaar op de lagere school moest maken. Je moest er allerlei zaken bij tekenen waarmee je iets kon doen. Er staan al een piano en een blokfluit tussen.

Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
Die vrijheid zou je altijd moeten voelen. Helaas is dat niet altijd het geval. Als je op het podium staat moet je perfectie loslaten en gewoon er in gaan. Goed of slecht telt dan niet meer. Zodra je jezelf dingen gaat opleggen, begin je te denken. En dan kun je gaan falen. Je moet altijd in je muzikale verhaal gaan. Anders moet je maar niet op het podium willen staan. Natuurlijk ontkom je daarbij niet aan bepaalde gedachten.

Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
In de vorige JAZZ-tafette vond ik het leuk van Femke (Smit) te lezen over hiphop en Robert Glasper die allerlei dingen doet met jazz en hiphop. Jazz is ontstaan uit talloze culturen en stijlen. Dat is wat jazz jazz maakt. Dat vind ik geweldig.


Met wie werk je graag samen?
Mag dat ook zijn: met wie ik heb samengewerkt? Dan noem ik de Duitse pianist Sebastian Altekamp. Ook het Bert Lochs Trio, waarmee ik onder meer de cd Live featuring Lydia van Dam opnam en vrij veel voor heb geschreven, is mij dierbaar. En met Jeroen Zijlstra, bij wie ik als gastsolist optrad in het project Samen in Zee. En met het trio met Maarten van der Grinten en Erik Roobaard.

Welke dromen liggen nog voor je?
Iets om me heen creëren, waardoor ik als zangeres door kan gaan. En dan niet doorgaan met wat anderen bedenken, maar uit mezelf komt. Ik heb daar al wel ideeën over. Ik denk ook aan schilderen en tekenen en die zaken met elkaar te verbinden. Waarbij ik mezelf dan muzikaal begeleid.

Aan wie geef je het JAZZ-tafette stokje door?
Aan Jeroen Zijlstra. Hij is een singer-songwriter, speelt trompet en piano. Ik vind hem zeer getalenteerd. Hij maakt prima Nederlandstalige nummers. Ik vind dat hij de aandacht moet krijgen die hij verdient.

RINUS VAN DER HEIJDEN
foto’s GEMMA VAN DER HEYDEN

 

Previous

Mentale reis door Nederland met Gottfried i Franco

Next

Malika Tirolien wil vuur van woede en haat doven

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook