Cas Jiskoot, student technische wiskunde en natuurkunde. En contrabassist. Amper twintig jaar en volop bloeiend in de jazzscene van Nederland. Begon op 7-jarige leeftijd aan gitaarlessen. Rond zijn dertiende vroeg medestudent en vriend Gijs Idema of hij niet in zijn bandje basgitaar kon komen spelen. Ging wat later twee jaar klassiek contrabas studeren en rolde zo de jazz in. En een conservatoriumstudie? Voorlopig niet. Zijn studie aan de Technische Universiteit Delft is goed te combineren met zijn muzikantschap. “Misschien kost deze combinatie me een jaartje extra studie, maar dat is niet erg. Ik wil nu niet naar een conservatorium, ik heb gekozen om mijn eigen dingen te doen.” Duidelijke taal van een zelfbewuste musicus, die naast de gitaar en contrabas sinds kort ook een (elektrische) piano op zijn studentenkamer in Delft heeft staan. “Ben ik ook een beetje mee begonnen.”


Waar ben je op dit moment mee bezig?
Begin van dit jaar is de cd Squares van het Gijs Idema Trio uitgekomen. Daarom spelen we nu vaak. Verder zit ik in de vaste band van Jurjen Donkers, speel ik in het Marjorie Barnes Sextet en in het kwartet van Sergio Abdoelrahman. Tussendoor doe ik ook schnabbels. En ik studeer aan de Technische Universiteit Delft technische wiskunde en natuurkunde. Ik ben tweedejaars.

Welke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
Met het Gijs Idema Trio in 2014 de eerste prijs behalen tijdens het Prinses Christina Concours. En het opnemen van voornoemde cd: twee dagen in de studio!

Waarom doe je graag wat je doet?
Omdat muziek de mooiste kunstvorm is. Ik vind het gaaf daar deel van uit te maken. Ik ben daarom veel met muziek bezig.

Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
Mijn vader Murk speelt in het Metropole Orkest. Toen ik een jaar of vijf, zes was luisterde ik al veel naar zijn muziek. Vanaf mijn zevende jaar studeerde ik gitaar bij Olaf Tarenskeen. Na een jaar of vier, vijf had hij het idee dat ik wel iets met jazz kon doen. Ik was meteen verkocht. Gijs Idema studeerde ook bij Olaf. Via hem kwam ik in contact met Robert Veen, bij wie ik vooral jazz ging studeren. Vorig jaar had ik nog les van Clemens van der Feen en soms ga ik langs bij Simon Rigter. Ik probeer daarnaast zoveel mogelijk zelf te studeren. Het conservatorium? Ik weet niet of ik na mijn studie natuurkunde daar nog voor inschrijf. Ik heb zoiets van: nu kan ik de dingen doen die ik graag wil.

Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
Ik denk het begin van de bebopperiode. Sinds ik me met jazz bezig houd, zijn er wel drie miljoen mogelijkheden om naar muziek te luisteren. Dat was in de periode van Charlie Parker, Lester Young en Max Roach wel anders. Het was gaaf geweest die periode mee te kunnen maken.


Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
Twee jaar geleden speelden we met het Gijs Idema Trio op het Goois Jazz Festival. Gijs was aan het inspelen, toen er zo’n corpsbal bij het podium kwam en zei: ‘Hé, lul! Oefenen doe je thuis!’

Waar vind je inspiratie?
Door naar mijn muzikale helden te luisteren. Ik denk dat ik daar onbewust dingen van oppik. Jesse van Ruller en Brad Mehldau zijn hedendaagse helden voor mij. Als ik naar een plaat van Brad luister, nestelt de muziek zich in mij, zonder dat ik daar iets voor doe. Maar mijn allergrootste inspiratiebron is Ray Brown.

Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
In de finale spelen van het Prinses Christina Concours 2014, die zich in een afgeladen Bimhuis afspeelde. Het Gijs Idema Trio was pas een maand of twee, drie samen. Ik zat flink onder de zenuwen. Maar bij de eerste noot gleed alles van me af.

Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
Ik denk TheArt Of The Trio Vol. 1 van Brad Mehldau. Er staan vijf standards op. Toen ik de plaat voor het eerst hoorde, voelde meteen: wat gaaf, ik wil die stukken ook spelen. Dat album zet ik nog vaak op. Hoe ik me als bassist kan laten inspireren door een pianist? Ik denk door de manier waarop Brad de muziek interpreteert. Ik kan het niet precies omschrijven.


Wat neem je altijd met je mee?
Mijn oortjes, ik wil altijd muziek luisteren. En m’n telefoon natuurlijk.

Welke actualiteit heeft je aandacht?
Hoe in het nabije verleden en ook in de toekomst het politieke landschap aan het veranderen is. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de invloed van Trump en de Brexit.

Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
In verband met mijn studie natuurkunde moet ik natuurlijk een natuurkundige noemen. Met zijn mechanicawetten en zijn blik op optica kan dat niemand anders zijn dan Isaac Newton. Ik vind het intrigerend hoe één iemand het denken over natuurkunde en de wereld kan veranderen.

Wat intrigeert je aan je instrument?
De contrabas heeft een mooie functie. In principe heeft het instrument een dienende rol om de rest van de band beter te laten klinken. Dat is je hoofdtaak, soleren staat altijd op de tweede plaats.

Wat heb je geleerd van je muziek?
Met name in de jazz te proberen je eigen verhaal te vertellen. Als je studeert maak je je altijd de loopjes en licks van anderen eigen. Maar je móet je eigen verhaal blijven vertellen. Dat ben ik nu nog aan het leren.

Wat wilde je vroeger altijd worden?
Profvoetballer. Tot ik erachter kwam dat ik als musicus meer kansen had. (Aarzelend…) Ik denk ook dat ik te weinig talent had om profvoetballer te zijn.


Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
Als je met bepaalde musici vaak optreedt, kun je zo met elkaar vertrouwd raken dat je denkt: ik kan gerust falen; de anderen lossen het wel op. Zo creëer je de vrijheid om samen weer op de vloer te belanden. Maar speel je met iemand die je niet zo goed kent, dan moet je niet zoveel risico nemen.

Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
Dat tegenwoordig jonge jazzmusici al zoveel bagage hebben en toch hun eigen ding doen. Ze hebben de traditie gecheckt en daaruit nieuwe zaken gehaald. Ik zit zelf nu heel erg in dit proces. Reinier Baars en Ben van Gelder zijn bijvoorbeeld musici die uit de jazztraditie al nieuwe dingen hebben geput.

Met wie werk je graag samen?
Oei, dat is een hele rij. Met Gijs (Idema) en Tim (Hennekes) in elk geval. Met hen heb ik mijn muzikale ontwikkeling doorgemaakt. Verder speel ik graag met Simon Rigter, Caspar van Wijk, Gideon Tazelaar en Stan van de Wetering. Dat zijn toevallig vier tenorsaxofonisten die ieder hun eigen geluid hebben. De afgelopen anderhalf, twee jaar kon ik spelen met helden als Martijn van Iterson, Juraj Stanik, Peter Beets, Joost Patocka, Joost van Schaik, Marcel Serierse en Ben van Gelder. Na een uur spelen met hen heb ik driehonderd nieuwe dingen geleerd. Drie jaar geleden waren al deze musici nog grote voorbeelden voor mij.

Welke dromen liggen nog voor je?
Dat ik iets met natuurkunde kan blijven doen en muziek kan blijven maken. Misschien is dat wel mijn gróte droom.

Aan wie geef je het Jazz-tafette stokje door?
Aan Caspar van Wijk. Omdat hij de gehele traditie beheerst, ook veel weet van moderne muziek en vooral van klassiek. Met dit alles doet hij zijn eigen ding. Ik vind hem te gek om mee te spelen. Gelukkig gebeurt dat regelmatig.

RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA VAN DER HEYDEN

 

Previous

Standards Trio Keith Jarrett met schatkist vol jazzoudjes 

Next

TivoliVredenburg eclectische Muziektoren van Babel

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook