Marc Versteeg leidt Capella Brabant zonder de vaak aangedikte dirigentendramatiek van zijn collega’s.

Een ‘Mis’ van een overleden componist uit de wereld van de klassieke muziek plus improvisaties van springlevende jazzmusici van nú. En die samenbrengen binnen één muziekstuk. Die taak legden dirigent Marc Versteeg en trompettist Jeroen Doomernik zich op om deze te realiseren binnen het programma ‘Weerloos’ in de LocHal in Tilburg.

 

Jeroen Doomernik, Paul van Kemenade en Carlo de Wijs vormen Two Horns and a Hammond.

Die opdracht is er een van buitenissige durf. De mis waarover het gaat is de Mis voor dubbelkoor a capella van de Zwitserse componist Frank Martin. Deze onbegeleide (a capella) compositie is om het populair uit te drukken hondsmoeilijk. Martin schreef de Mis vanuit een wellicht overdreven schuchterheid. Die werd veroorzaakt doordat hij op 10-jarige leeftijd de Matthäus Passion van Bach hoorde. Die maakte zo’n indruk dat hij besloot zijn leven aan muziek te gaan wijden. Maar hem tevens in de positie bracht zijn composities – naar zijn eigen oordeel – in alle gevallen ondergeschikt te maken aan de grootsheid van Johann Sebastian Bach.

Frank Martin was 32 jaar toen hij in 1922 de Mis voor dubbelkoor a capella schreef. Behalve schuchter was de componist ook een diepgelovig man. Hij mocht dan als calvinistische protestant wel een Latijnse mis hebben geschreven – dé belijdenis van rooms-katholieken aan hun god – maar om die mis in een concertsetting te laten uitvoeren, nee, dat zou volgens hem godslastering zijn. En dus ging de Mis de kast in, even tot 1926 toen hij hem aanvulde met een Agnus Dei, maar nadien tot 1963 toen hij onder druk toestemming gaf het werk in het openbaar in première te laten gaan.

Marc Versteeg dirigeert Capella Brabant tijdens de uitvoering van ‘Mis voor dubbelkoor a capella’.

De bescheidenheid van de componist klinkt zeker door in zijn Mis voor dubbelkoor a capella. Zijn liturgische eredienst is van een intrinsieke schoonheid, intiem – met name in het eerste deel, het Kyrie – en behoort daarmee tot de moeilijkst te realiseren koorwerken van de vorige eeuw. Wat de uitvoering door Capella Brabant betreft komt daar nog een factor bij: de Capella is een amateurkoor, waarbij je mag veronderstellen dat het de professionaliteit mist om de hindernissen die de Mis kent, te overwinnen.

Daar is echter verrassend genoeg geen sprake van. De intimiteit die de Mis kenmerkt, wordt raak getroffen door het dubbelkoor en zijn dirigent Marc Versteeg. Capella Brabant kan absoluut de pianissimo passages aan. Marc Versteeg leidt het gezelschap zonder de vaak aangedikte dirigentendramatiek van zijn collega’s. Zijn kracht bleek aan het begin van de uitvoering, toen bij de eerste klanken van het Kyrie de alten te laag inzetten en de Mis even vervaarlijk schommelde als een schip in nood. Maar dat duurde slechts een handvol seconden: Marc Versteeg trok het koor recht op koers en bleef voor de rest van het concert het roer op ‘recht vooruit’ houden.

Capella Brabant luistert naar de improvisaties van Two Horns and a Hammond.

Tot zover de ‘klassieke’ elementen van dit bijzondere concert. Want de Mis voor dubbelkoor a capella werd in een volstrekt afwijkende context geplaatst door de aanwezigheid van Two Horns and a Hammond, gevormd door koperblazer Jeroen Doomernik, altsaxofonist Paul van Kemenade en Hammondorganist Carlo de Wijs. Na vier van de vijf misdelen voerden zij een improvisatie uit, die rechtstreeks was afgeleid van het misdeel dat zojuist door Capella Brabant was vertolkt. Dirigent en koorleden namen plaats op stoelen en keken vol belangstelling naar de verrichtingen van de drie improviserende musici.

Opvallend en aangenaam was het feit dat de jazzmusici geen moment verzaakten aan hun eigen identiteit. Hoewel zij handelden naar de ‘klassieke’ uitvoering, klonken de improvisaties alsof ze werden opgevoerd op het podium van een jazzclub, in plaats van in de modernistische Glazen Zaal van de LocHal. Met dit verschil dat de afgespannen glasgevels van de zaal een prachtige akoestiek voortbrachten. Waardoor het kon gebeuren dat op de momenten dat de improvisatoren in de intimiteit van Frank Martin traden, die intimiteit geen moment geweld werd aangedaan.

De akoestiek zorgde er ook voor dat Jeroen Doomernik voor vrijwel alle vier de improvisaties zijn bugel ter hand nam. Fraai resultaat leverde dat op tijdens het Credo, toen de laatste koorklanken verstierven, ze werden ‘opgevangen’ door de bugel en met altsaxofoon en Hammondorgel naar een jazzhymne werd toegewerkt. Die zó, honderd jaar later, uit New Orleans had kunnen zijn weggeplukt.

Jeroen Doomernik en Paul van Kemenade lieten de improvisaties klinken alsof ze werden opgevoerd op het podium van een jazzclub. Carlo de Wijs op Hammondorgel bleef daarbij niet achter.

De muziek van de delen Improvisatie ontstonden zoals dat bij deze muziektechniek gaat, ter plekke. Als het koor zong, zaten de drie jazzmusici aan een van de zijkanten op stoelen. Luisterend hoe zij nadien zouden anticiperen. Mochten dirigent en koor voor een schier onmogelijke opdracht staan, ook de jazzmusici kregen het voor de kiezen. In het Credo schoven de mannenstemmen onder die van de vrouwen, het Sanctus leek grotendeels uiteen gerafeld en in het Hosanna daaruit, een waar forte-fortissimo-deel voerde Capella Brabant jubelend een ware triomfmars op. Ga er maar aan staan om hier een passend antwoord op te krijgen.

Toch lukte dat Doomernik, Van Kemenade en De Wijs. Ze schiepen er vlijmscherpe contrasten mee, maar deze pasten wonderwel in de totale uitvoering. Dat zag je niet alleen aan de glimlachende reacties van de koorleden, zeker ook aan de enthousiaste blikken van de toehoorders.

Aan het einde van het concert wachtte een verrassing. Afgesloten werd met het slotkoraal uit de Johannes Passion van Bach: Ach Herr, lass dein lieb’ Engelein’. De grootse gebaren van de componist sluiten a capella-delen uit, zeker in de Passies die hij schreef. Dus verzorgden bugel, altsaxofoon en Hammond het orkestrale intro. En Jezus – om in de juiste terminologie te blijven – wat klonk dit indrukwekkend

Dirigent Marc Versteeg dirigeert het publiek tijdens het slotkoraal uit de ‘Johannes Passion’ van Bach.

Voordat het koraal werd ingezet deelden de koorleden bladmuziek uit aan de zaal. De bedoeling was dat het publiek zou meezingen. En dat dééd het. Met een brede lach dirigeerde Marc Versteeg voor de gelegenheid het publiek, met zijn rug naar zijn koor. Mét de inzet van Capella Brabant, dat zich uiterst trefzeker toonde in deze Bach-compositie, werd naar een onvergetelijk slot toe gewerkt.

RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA KESSELS

 

WEERLOOS – FRANK MARTIN: MIS VOOR DUBBELKOOR A CAPELLA

LocHal Tilburg (Spoorzone)
14 september ’19

CAPELLA BRABANT
Marc Versteeg – dirigent

TWO HORNS AND A HAMMOND
Jeroen Doomernik – bugel en trompet
Paul van Kemenade – altsaxofoon
Carlo de Wijs – Hammondorgel

 

www.capellabrabant.nl

 

 

Previous

Jazz en de Walvis viert eerste lustrum uitbundig

Next

Bo van de Graaf: muziek om nooit te vergeten

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook