Het Brussels Jazz Festival is een van de bijzondere Belgische jazzfestivals. De laatste keer dat JazzNu hiervan melding maakte is al weer zeven jaar geleden. Dit festival is niet alleen bijzonder, maar buiten Brussel ook onbekend. Dat is niet terecht, maar wel begrijpelijk. 

Yu-Ting Li, winnaar van de Toots Thielemans Award.

Het festival vindt plaatst in het Flageygebouw, de in 1938 opgeleverde radiostudio van het Belgische Nationaal Instituut voor Radio-omroep. En nu als concertzaal het akoestische walhalla van België en verre omstreken. Voor wie niet in of dichtbij Brussel woont is het wel een lastig festival. Het Brussels Jazz Festival duurt tien dagen, met elke dag één tot vier concerten. JazzNu was er dit jaar twee dagen bij.

Wat JazzNu betreft werd het festival op dag vijf geopend met de uitreiking van de Toots Thielemans Award aan pianist Yu-Ting Li. Deze award is nog door Toots zelf in het leven geroepen voor de best afgestudeerde muzikant van het Koninklijk Conservatorium Brussel en omvat een optreden en een geldbedrag van vijfduizend euro. Dankzij de nieuwe samenwerking van dit podium met het conservatorium werd de prijs voor het eerst in Flagey uitgereikt.

Yu-Ting Li is nu nog onbekend, maar dat kan niet lang meer duren. Dat zij een goede pianist is zal zeker zo zijn, maar daar ging het bij haar optreden niet om. Zij had een dubbelkwartet en zat daar tussenin achter de vleugel. Dirigeren deed zij niet met haar handen, maar met subtiele noten waarmee ze de volledige controle over de groep had. Beide kwartetten hadden dezelfde ritmesectie van drums, bas en gitaar, het ene kwartet bevatte daarbij een tenorsaxofonist en het andere een zangeres. In het prille begin van haar optreden leek het een spiritueel, mogelijk zelfs intellectueel concert te worden. 

Yu-Ting Li en Tom Bourgeois droegen bij aan een verbluffend optreden.

De muzikanten werden in een felrood licht gezet, links speelde tenorsaxofonist Tom Bourgeois een indringende solo, rechts nam zangeres Wen-Hui Tsai het met klanken en Chinese woordjes over. In de muziek kregen meer en meer Chinese invloeden een voet aan de grond. Het spirituele gevoel werd weggedrongen, de sound van de negen muzikanten drong zich naar voren. De muziek werd een hypnotiserende reis waarbij de luisteraars naar binnen werden gezogen om langs een veelheid landschappen van geluid en harmonieën te worden gevoerd. 

Het rood verdween in een felblauw licht, bescheiden elektronica deed zijn intrede, de drummers maakten geluiden van klassieke trommels tot geluiden uit een metaalwerkplaats, en de zangeres was achter de horizon verdwenen. De stemmingen en geluiden meanderden door de lange compositie, die zoals achteraf bleek een synthese was van oude en nieuwe nummers van Li. Het blauwe licht werd uiteindelijk verdrongen en het podium kleurde zoals in het begin weer in avondrood. In het rode licht stond zangeres Wen-Hui Tsai er ook weer, om de cirkel van geluid rond te maken en de luisteraars verbluft achter te laten.

Zangeres Wen-Hui-Tsai produceerde klanken en Chinese woordjes. Yu-Ting Li begeleidde op de piano.

Een dag later stonden we weer met beide benen op de grond om te zien hoe een saxofonist en gitarist hun pedagogische kwaliteit aanwendden bij een optreden voor kinderen van vijf tot hooguit tien jaar oud. Ook dat werd een verbijsterende ervaring. Damien Brassart op een gebogen sopraansaxofoon begon samen met de Malagassische gitarist Joël Rabesolo alsof ze ’s avonds laat in het Bimhuis een optreden gaven. Geen inleiding, niets vertellen en dan gewoon een tamelijk complex West-Afrikaans liedje in jazzuitvoering inzetten. En daarna zonder toelichting het volgende Afrikaanse jazznummer spelen. 

Na twintig minuten werd er nog niet geklierd door de kinderen en werden van de programma’s geen vliegtuigjes gevouwen en naar het podium gegooid. De kinderen luisterden braaf, soms met de vingers in hun oren. Pas na dertig minuten verliet een jongetje met zijn moeder stilletjes de zaal. Daar bleef het bij. Als er al iets gezegd werd ging het over de hoofden van de kinderen heen, totdat er vragen gesteld mochten worden. 

NÀMÀKÀLÀ tekende voor een concert voor kinderen tot 10 jaar.

Meer dan tien vingers gingen de lucht in. Waarom die saxofoon zo klein was werd er gevraagd, en een meisje van een jaar of zeven vroeg waarom Joël zijn gitaar omgekeerd bespeelde. Joël die die vraag misschien nooit eerder hoorde, moest erom lachen en vertelde dat hij autodidact was, niet wist hoe je een gitaar moest bespelen, en het zelf zo had bedacht. Vermoedelijk dacht dit duo dat je met kinderen ook geen rekening hoefde te houden. Dat klopt natuurlijk niet en toen de twee pas in het laatste nummer vroegen om het ritme mee te klappen, werd deze opdracht door de kinderen en hun ouders massaal en enthousiast uitgevoerd. 

Camilla George en Rod Youngs waren goed voor veel noten, veel energie en veel geluid.

Altsaxofonist Camilla George komt ook uit Afrika (Nigeria). Bij haar hoor je daar weinig van, maar ze woont dan ook al jaren in Londen. George wordt beschouwd als het nieuwe talent van de bruisende Londense jazzscene. Een talent is ze zeker, maar meer een ruwe diamant dan een schitterend geslepen edelsteen. Haar geluid is nogal scherp en hard. Jackie McLean is overduidelijk een voorbeeld voor haar geweest, maar gelukkig speelt zij wel zuiverder. 

Ook haar composities zijn nog ruw materiaal die dieper uitgewerkt kunnen worden en meer haar eigen stempel moeten gaan dragen. Als saxofonist werd vooral rust in haar spel gemist. Het was dat drumgeweldenaar Rod Youngs te gek speelde en haar groep stevig in bedwang hield. Als jong en onbezonnen muzikant wilde Camilla George vooral laten horen wat ze kan, en dat is veel. Veel noten, veel energie en veel geluid. 

Rod Youngs ontpopte zich als een drumgeweldenaar.

Haar spel deed me denken aan haar altsax-collega Immanuel Wilkins toen die begon, en over wie ik in 2022 in Jazzflits schreef: ‘In zijn wilde vrije improvisaties was live geen enkele lijn te horen. Wilkins reeg een eindeloze stroom noten met het grootste gemak aan elkaar, technisch indrukwekkend maar ook gespeend van een inhoudelijk verhaal’. Meteen na Camille George speelde diezelfde Immanuel Wilkins in de stampvolle grootste zaal een magistraal en zinderend concert, dus ook met Camilla George zal het zeker goed komen.

Rick Rosato voerde mede de klankbombardementen van Immanuel Wilkins onopvallend en met de grootst mogelijke degelijkheid en precisie uit.

Immanuel Wilkins kwam met zijn kwartet waarmee hij zojuist zijn laatste indrukwekkende album Blues Blood had uitgebracht. Onder deze titel maakte hij zijn Europese tournee, maar terecht had Flagey daaraan ook de titel Black Future toegevoegd. Op de cd speelden zangeressen, samples en stemmen een belangrijke rol. Hier stond hij met een eenvoudig kwartet en met niets anders. Wie met het idee kwam zijn Blues Blood-suite live te horen zal misschien eventjes teleurgesteld zijn, maar lang zal dat niet geduurd hebben. Wilkins speelde enkele nummers van die cd, maar voor het merendeel waren het oudere stukken. 

Kweku Sumbry behoort tot de explosieve slagwerkers.

Van dat alles had hij vrijwel één lang nummer van ruim anderhalf uur gemaakt, en liet daarmee horen nog steeds met dezelfde energie en intentie te spelen. Pianist Micah Thomas kreeg de ruimte, soms met de rechterhand en –voet op een Hammondorgel, en links de akkoorden op de concertvleugel spelend. Met de bescheiden Rick Rosato, die zijn taak als contrabassist onopvallend en met de grootst mogelijke degelijkheid en precisie uitvoerde, gaf hij de explosieve drummer Kweku Sumbry de gelegenheid om net zo geweldig te drummen als zijn voorganger Rod Youngs bij Camilla George. 

Micah Thomas speelde soms met een hand op de vleugel en de andere op het Hammondorgel.

Maar het ging om Wilkins die zich maar enkele korte momenten terugtrok. In een paar jaar tijd heeft hij zijn wilde haren verloren en is zijn spel tot volledige wasdom gekomen. Zijn verhaal is indrukwekkend en glashelder geworden, zijn spel kan nog net zo dynamisch zijn, zijn rust en stilte zijn weldadig. Elke compositie werd met een ander geluid en een ander gevoel gespeeld. Dan was zijn toon rond en zacht, dan speelde hij met veel agressie naar binnen gericht of explosief naar buiten, maar steeds had elke noot gevoel en emotie. 

De schoonheid die de altsaxofoon in zich heeft, werd door Immanuel Wilkins optimaal benut.

Een gevoel van gospel zweefde voortdurend boven zijn improvisaties. Wilkins kon zijn sax met veel valse lucht laten grommen en zuchten, en kon met hetzelfde gemak een romantische fluwelen toon uit het instrument toveren. Samen met zijn groep werd een virtuositeit getoond zoals zelden te horen is. De schoonheid die de altsaxofoon in zich heeft, werd door Wilkins optimaal benut. 

Met Immanuel Wilkins kan het niet anders dan dat we de jazzboekjes moeten herschrijven.

Tekst en foto’s TOM BEETZ

BRUSSELS JAZZ FESTIVAL

Flagey Brussel, 9-18 januari ‘25

Toots Thielemans Award
VIVA

Yu-Ting Li – piano
Pierre Hurty – drums
Federico Stocchi – contrabas
Gabriele di Franco – gitaar
Wen-Hui Tsa – stem
Daniël Jonkers – drums
Emanuel van Mieghem – contrabas
Machiel Heremans – gitaar
Tom Bourgeois – tenorsaxofoon

Jeunesses Musicales : NÀMÀKÀLÀ

Damien Brassart -sopraansaxofoon
Joël Rabesolo – gitaar

Camilla George Quartet

Camilla George – altsaxofoon
Renato Paris – piano, toetsen
Jihad Darwish – basgitaar
Rod Youngs – drums

Immanuel Wilkins Quartet
Blues Blood/Black Future

Immanuel Wilkins
– altsaxofoon
Micah Thomas – piano, Hammondorgel
Rick Rosato – contrabas
Kweku Sumbry – drums

www.brusselsjazzfestival.be

Previous

'Frush' is fris waarbij verbijstering luisterplezier oplevert

Next

Clifford Jordan had het hard te halen met Nederlandse begeleiders

Lees ook