Hij zet een blues het liefst in dertien, in plaats van twaalf maten. Van wetmatigheden in de muziek heeft hij weinig last, vandaar dat deze autodidact nauwelijks ballast kent. Bo van de Graaf beweegt zich vrij door de wereld van de Nederlandse geïmproviseerde muziek.

Dit jaar bestaat I Compani dertig jaar. Oprichter, animator, bandleider en saxofonist Bo van de Graaf begon er op 27 januari 1985 mee in een kerk in Amersfoort. Niet meteen een plek waar je de geboorte van een improvisatie-orkest verwacht. Dat zal Bo van de Graaf zelf ook niet hebben gedaan, want voor het eerste officiële optreden onder zijn naam had het toenmalige ministerie van CRM een subsidie verstrekt voor tien concerten. En daarmee was het voorbij, zo leek het.

Maar die tien concerten werden er dat jaar vijftig. Na twee maanden werd de eerste lp uitgebracht op het BVHaast-label van Willem Breuker. En nu bestaat I Compani nog altijd, bruisend als immer en – met de verzamelalbums meegerekend – al goed voor zo’n twintig platen. De officiële benaming Jazz- en Filmorkest I Compani zegt alles over de ontwikkeling die de groep doormaakte.

Bo van de Graaf, die Italiaanse voorouders heeft en een voorliefde kent voor Italiaanse films, heeft die kenmerken vanaf de eerste noten in de muziek van I Compani verwerkt. In de beginjaren waren cineast Federico Fellini en diens componist Nino Rota de inspiratiebron, later werd het fenomeen film in zijn algemeenheid de basis voor I Companiprojecten. Last Tango in Paris, Diva’s, Mangiare en Gluteus Maximus is er een willekeurige greep uit.

bo2LEVENSWERK

I Compani werd en is het levenswerk geworden van Bo van de Graaf. Door voortdurend voor andere bezettingen te kiezen, kon de sopraan-, alt- en tenorsaxofonist alle jaren werken aan het groepsgeluid dat hij met elk project voor ogen kreeg. “Ik werk in elk idioom”, zegt hij hierover. “En heb overal raakvlakken. In gecomponeerde-, maar evengoed in geïmproviseerde muziek. In I Compani zit een soort schizofreen idee. Ikzelf heb veel met de mainstreamjazz vanaf Charles Mingus. Mensen in mijn groep hebben daar ook altijd affiniteit mee, al zijn het er maar een of twee. Die mainstream en vrijheid klinken altijd door.”

In de beginjaren was de bezetting van I Compani heel stabiel. “In 1987 kwamen Vera Vingerhoeds en Jeroen Goldsteen erbij. Dat betekende een aardverschuiving. Vera ging in 1997 weg, Jeroen in 2000. Toen kwam Jeroen van Vliet. We zijn vanaf dat moment met gasten gaan werken, met telkens dezelfde ritmesectie. Dat is heel basaal en zorgt voor een verantwoord groepsgeluid. In 2005 was er een wisseling met pianist Albert van Veenendaal en contrabassist Meinrad Kneer die in de groep kwamen. In die tijd ontdekte ik zangeres Simin Tander. Die heb ik vanwege haar enorme gretigheid meteen bij I Compani ingelijfd. Zoeken naar jong talent heb ik altijd gedaan. Drummer Yonga Sun heeft ook een paar jaar meegespeeld.”

“Ik wissel niet voor elk project van bezetting. Soms is dat afhankelijk van het geluid dat een project vraagt. In 2009 bij Last Tango in Paris hadden we meer strijkers en maar twee blazers. Dit project vroeg om zo’n soort bezetting. Soms ben je ook klaar met mensen. Dan ken je hun geluid wel. Als ze niets meer te vertellen of toe te voegen hebben, is het over.”

VIDEOBEELDEN

Ooit begonnen met filmmuziek als uitgangspunt, zijn er de laatste vijftien jaar elektronica en interactieve videobeelden bijgekomen. “Ik werk vanaf 2001 met veejay Martijn Grootendorst. Vroeger moesten we met de film meespelen, een veejay kan mee ademen met het tempo van de voorstelling. Dat moet je opbouwen. Ik kan Martijn geen partituur geven. Maar hij moet wel weten wat er gebeurt, anders kan hij geen beelden maken. Bovendien is elk concert bij voorkeur anders. Bij onze nieuwste cd hebben we een film gemaakt van een uur en twintig minuten. Daar moet je zo vrij mogelijk tussendoor kunnen bewegen. Soms moeten de musici echter naar de film kijken, omdat het op de seconde aankomt. Mensen beseffen niet hoe knap dit allemaal is.”

Vanaf 1997 is Bo van de Graaf meer projectgericht gaan werken. Dat kwam voor een deel omdat er veel bijzondere speelplekken verdwenen. “Ik zat toen in de programmaraad van de SJIN (Stichting Jazz in Nederland, red.), dat een groepsbudget had plus een podiumplan. Er waren honderdtwintig podia waar werd gespeeld. Daar is nu niets meer van over. De oplossing om dit probleem op te lossen lag gedeeltelijk op twee vlakken: naar het buitenland gaan of in theaters gaan spelen. Wij kozen voor het laatste en dan krijg je optredens met theatrale effecten. Dat betekent veel werk en organisatie. Af en toe speelt I Compani op grote festivals: in Italië en Noorwegen. Maar het buitenland staat ook onder druk. Italië was altijd een goed land om te spelen, dankzij de steun van de communistische partij. Han Bennink en het Willem Breuker Kollektief hebben er heel wat concerten gegeven.”

Behalve voor de afslag naar het theatercircuit zocht Bo van de Graaf ook naar andere speelmogelijkheden. Eén ervan is BReBL, een nieuw podium in zijn woonplaats Nijmegen. Het is gevestigd in de voormalige Honigfabriek aan de Waalbandijk. “BReBL is een samenvoeging van Br(oeien)en Bl(oeien). Daar is iets van de grond gekomen wat Nijmegen miste. Het is een podium waar musici hun eigen projecten voorop kunnen stellen. Vorig jaar september zijn we er begonnen, nu zijn er bijna wekelijks concerten, grote en kleine en sessies. BReBL is voortgekomen uit de crisis. De Honigfabriek stond leeg en zou worden afgebroken voor woningbouw. Maar dat ging niet door en nu wordt het voor een periode van acht jaar onze ruimte. Er kunnen maximaal 220 mensen in de concertruimte.”

Op zaterdag 20 juni ziet een nieuw initiatief het levenslicht in BReBL: festival SOLfestice, georganiseerd door Bo van de Graaf en stadsgenoot Michiel Braam. Er zijn optredens van het Trio BraamDeJoodeVatcher, Nos Otrobanda, Ochsen, I Compani & Strings, eBraam én Bogerous! De laatste is een nieuwe groep met vier leiders: Bo van de Graaf, cellist Veit Steinmann, pianist Philipp Rüttgers en contrabassist Dion Nijland, ieder één generatie vertegenwoordigend.

bo3REEDS & DEEDS

En of dat nog niet genoeg is treedt op korte termijn nog een nieuwe groep in het Nijmeegse aan: Reeds & Deeds. Die wordt gevormd door Frans Vermeerssen, Alex Coke en Bo van de Graaf, die ieder verschillende saxofoons bespelen en verder door contrabassist Arjen Gorter, toetsenist Michiel Braam en drummer Makki van Engelen. “We hebben onszelf gisteren opgericht”, lacht Van de Graaf. “Het idee was er al langer. Na de zomer gaan we spelen. In BreBL hebben we een concreet startpunt. Hoe we bij Frans Vermeerssen uitkwamen? Die speelt al twintig jaar in periodes mee in I Compani.”

Volgens Bo van de Graaf is BreBL niet meer weg te denken uit het Nijmeegse muziekleven. Na de zomervakantie beginnen Michiel Braam en hijzelf een workshoporkest, opnieuw een uitbreiding van de mogelijkheden. Maar Nijmegen kent toch ook nog de Lindenberg, Huis voor de Kunsten, waar sinds enige jaren ook jazzactiviteiten op het programma staan? Bo van de Graaf is resoluut als hij het daar over krijgt. “In de Lindenberg komen heel veel zaken niet echt uit de verf, het is daar een kwestie van pure geldverspilling. De Lindenberg was de uitkomst van machtspolitiek. Er was geld voor jazz en een productiehuis. Joy Arpots werd er voor aangetrokken, maar hij faalde. Toen kwam Cyriel Pluimakers; hij kreeg twee jaar later zijn ontslag. De Lindenberg is vooral goed in educatie, veel minder in programmeren en produceren. Het Huis Aktuele Muziek, dat deel uitmaakt van de Lindenberg, was de organiserende stichting en die stond met de rug naar de lokale scene. Bovendien waren de lijnen te lang. Als je iets wilt doodorganiseren, moet je het op hun manier doen. Musici moeten zelf iets kunnen bestieren, dat werkt wel.”

Het lijkt er op dat de bezige bij die Bo van de Graaf is, zijn vleugels nooit veel verder dan Nijmegen heeft kunnen uitslaan. Met andere woorden, dat zijn bekendheid in het Nederlandse improvisatiecircuit niet groot is. “Ik heb me altijd als bandleider geprofileerd, veel minder als saxofonist. Ik wil me de komende tijd vooral als saxofonist tonen. Dat heeft te maken met mijn switch naar de tenorsaxofoon. Ik speelde tot kortgeleden vooral altsax. De laatste tien, vijftien jaar heb ik meer en meer naar tenor geluisterd. Ik heb de grootste collectie Sonny Rollinsplaten van Nederland. Als mensen mij op tenorsax horen, noemen ze altijd de namen van Archie Shepp, Albert Ayler en Gato Barbieri. Maar daar horen zeker ook Clifford Jordan – vanwege zijn spel bij Mingus, de meest pure modale jazz – en Pharoah Sanders bij.”

WEGLOPEN

De carrière van Bo van de Graaf zou het volgende filmscript kunnen zijn waar I Compani muziek bij kan spelen. “Ik zat als jongetje uit een middenstandsmilieu op pianoles. Eind jaren zestig kwam ik in aanraking met popmuziek. Mijn pianolerares had daar niets mee. Dus liep ik weg. Tijdens mijn puberteit kocht ik een tenorsaxofoon voor 125 gulden. Dat geld kwam uit een erfenis van 150 gulden die een tante me naliet. Van de overige 25 piek kocht ik de driedubbel-lp van Woodstock. Ik ging in bandjes spelen en toen kwam de free jazz op. Ik speelde tenorsaxofoon en ook vrij snel de sopraan.”

Bo van de Graaf maakte zich het spel op de saxofoons zelf eigen. Na anderhalf jaar verruilde hij de tenor- voor een altsaxofoon. Rond 1976 zag de WIM (Werkgroep Improvisatie Muziek) in Nijmegen het levenslicht in het toen vermaarde podium O42. Het Zuid-Nederlands Workshop Orkest onder leiding van Niko Langenhuijsen vond er onderdak. “Er woedden discussies over politiek en muziek”, herinnert Bo van de Graaf zich. “In het orkest zaten musici uit Tilburg, Eindhoven en Nijmegen. Daar vond een deel van mijn vorming plaats.”

“Via de workshops kwamen er optredens. Maar mijn talent kwam aan het licht toen De Boventoon mij ontdekte”, zegt Van de Graaf. “Daarin speelde ik twee jaar. Van 1979 tot 1982 was ik hier bandlid van het Neptet en daarna begon ik met I Compani. Ook maakte ik nog deel uit van het Prisma Orkest van Ed de Vos.”

“Ik ben autodidact. Ik zet een blues in dertien maten, dat is voor mij heel natuurlijk. Die dertien maten zijn geen ballast, omdat ik veel minder wetmatigheden ken dan andere musici. Omdat ik vaak uitga van een melodie en daarna de akkoorden er achteraan speel, is een blues van twaalf maten heel secundair.”

bo1AUTOBIOGRAFISCH

In I Compani ging Bo van de Graaf aan diepte-investering doen. “Ik realiseerde me al snel dat ik iets had dat sterk met mij was verbonden. Alle projecten van I Compani zijn autobiografische zaken die we hebben uitgewerkt. Het orkest werd de rode lijn in mijn ontwikkeling als musicus. Ik ging me meteen ook bekwamen als componist. In 1984 kreeg ik mijn eerste opdracht van het Fonds voor de Scheppende Toonkunst. Daarna volgde veel werk als componist en arrangeur. Daar zaten rare dingen bij, bijvoorbeeld claxonconcerten. Een jaar of acht, negen begeleidde I Compani ook kerstconcerten in de schouwburg van Utrecht. En ook speelden we in circussen. Waarbij we in de pauzes soms Frank Zappa speelden”, gniffelt Bo van de Graaf.

“Daar heb ik veel van geleerd. Het is lullig om polkaatjes te spelen om daar een paard op te laten lopen. Het publiek had echter niet in de gaten dat het andersom werkte”, besluit hij.

RINUS VAN DER HEIJDEN
beeld GEMMA VAN DER HEYDEN

www.bovandegraaf.nl/icompani/
www.jinjazz.nl

 

Previous

Wim Kegel - Marc van Roon: boeket felle jazzkleuren

Next

Winehouse en Oosterhuis komen elkaar weer tegen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook