Jamie Peet is een druk bezet man. Hij duikt op in allerlei hoeken en gaten van het hedendaagse jazz- en improvisatiemilieu in Nederland. En daarbuiten. Want de wereld kent geen geheimen meer voor deze drummer. Hij toerde over allerlei continenten en speelde met grootheden als Gregory Porter en Kris Bowers. Hij vormt al geruime tijd een duo met Niels Broos, eist zijn plek op bij AM.OK, All Ears en Tin Men and the Telephone. In ons gesprek betoonde hij zich als een denker, die ruim de tijd neemt voor de antwoorden op de twintig vaste vragen van de JAZZ-tafette. Elvin Jones sleurde hem naar de edele kunst van het drummen, later kwamen ook Roy Haynes en Tony Williams op zijn weg. En nu? Nu is hij voor geen gat meer te vangen en behoort hij tot de inventiefste jazzmusici van dit moment. Jamie Peet is een ware avonturier, hij zegt immers: “Je maakt als mens en als musicus een oneindige reis.” Hij deelt het plezier in spelen met zijn mede-bandleden én het publiek. “Want muziek moet resoneren.”

1. Waar ben je op dit moment mee bezig?
Het nieuwe jaar begon heel druk. Onder meer met internationale projecten met Y-Otis en Jasper Høiby. Voorts tour ik met Jeffrey Bruinsma, met wie ik vorige week in de kleine zaal van het Concertgebouw speelde. Was heel uitdagend. Ook werk ik aan de carte blanche die ik krijg van het Bimhuis. Dat is in het kader van de Bimhuis Reflex Series op 26 september. En met Thin Men and the Telephone bereid ik de uitreiking van de Boy Edgarprijs 2024 aan Tony Roe voor, op 26 februari in het Bimhuis.
2. Welke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
Alle trips die ik maakte. Je komt dan op plekken waar je over het algemeen nooit komt: Cuba, India en de Verenigde Staten bijvoorbeeld. Ik hoop dat iedereen dat mag doen, het geeft je inzicht en empathie. En mijn concert met altsaxofonist en componist David Binney op 11 januari in de Roode Bioscoop in Amsterdam wil ik ook zeker noemen.
3. Waarom doe je graag wat je doet?
Omdat ik er heel gelukkig van word. Het voelt goed als je speelt en je weet waarvoor je het doet. Op de eerste plaats speel je voor jezelf, maar ook voor de mensen die de concerten bijwonen. Het is belangrijk dat muziek resoneert, dat je haar kunt delen.
4. Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
Zo rond mijn twaalfde, ik kreeg jazz van huis uit mee, mijn vader Michael is ook muzikant. Dat ik daadwerkelijk ging spelen, kwam later. Dat was nadat ik Elvin Jones op A Love Supreme van Coltrane hoorde.

5. Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
Jazzmuziek ontwikkelt zich steeds. Ik heb respect voor oudere generaties, die ons voor zijn geweest. Zij hebben alle projecten doorgemaakt. Oorsprong van bepaalde zaken vind ik heel mooi. Het is een voorrecht, een privilege om nu over die muziek te kunnen filosoferen en ervan te genieten. Over het algemeen zie ik dit als een bevestiging van andere muzikanten, over mijn rol praten is voor mij een stuk moeilijker.
6. Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
Vorig jaar speelde ik met Niels Broos op het International Jazz Platform in Łódź. We hadden een show van een uur. Na 54 minuten viel de stroom uit. Het publiek dacht dat het concert was afgelopen en begon te applaudisseren. Tot het rode alarmlicht in de zaal aan ging. Organisatrice Karolina Szostak die het festival in Polen al heel lang organiseert, had dit nog nooit meegemaakt. Nadat de storing was verholpen, hebben we het concert verder afgemaakt.
7. Waar vind je inspiratie?
In het leven. Bij een vraag als: wat doe ik hier? Het is niet moeilijk om hier inspiratie uit te halen. Dat doe ik trouwens ook tijdens een wandeling in de natuur.
8. Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
Een reis naar India. Die duurde drie weken. Daarna wachtte New York. Het was een enorm contrast, die twee werelden.

9. Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
Van Olivier Messiaen diens O sacrum convivium. Dit vierstemmig koorstuk is onwijs beladen. Tegelijkertijd is het heel toegankelijk. Het gaat over de maten heen. Bill Withers doet dat soms ook. Daardoor is Messiaen ondanks de uitersten even soulvol als Withers.
10. Wat neem je altijd met je mee?
Mijn zonnebril voor in de auto. En mijn drumstemsleutel.
11. Welke actualiteit heeft je aandacht?
De wereldproblematiek. Het is niet zo dat het me in de weg zit. Ik vind het belangrijk om op de hoogte te blijven en word er niet depressief van, maar trek het me wel erg aan. Het is zo complex, deze herhaling van de geschiedenis.
12. Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
Mijn ouders. Als ik niet voor de muziek had gekozen, zou het de gezondheidszorg zijn geworden. Mijn vader werkt in de geestelijke gezondheidszorg, mijn moeder in de alternatieve.
13. Wat intrigeert je aan je instrument?
Een drumstel bestaat uit meerdere instrumenten. Je hebt daardoor veel kleuren en ingrediënten bij elkaar. En elk ervan klinkt anders. Drums zijn zo fysisch, je moet ze aan elke ruimte aanpassen om je eigen sound te kunnen maken. Dat gaat van fluisterzacht tot heel hard.

14. Wat heb je geleerd van je muziek?
Dat je nooit uitgeleerd bent. Je denkt dat je iets snapt, maar er is zoveel meer. Je maakt als mens en als musicus een oneindige reis.
15. Wat wilde je vroeger altijd worden?
Het was van begin af aan vrij duidelijk dat het muziek zou worden. Ooit dacht ik ook aan architect. Ik had een oriëntatiegesprek, maar ben geen wiskundewonder.
16. Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
Ik denk dat die vrijheid met de leeftijd komt. Vroeger kon ik het gevoel van falen niet aan, tegenwoordig speelt dat niet meer. Hoe je met falen omgaat, leer je op wat latere leeftijd. Muziek wordt een stuk leuker, als je haar omarmt.
17. Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
Dat er een onwijze gunfactor heerst in de scene. Ik vind het fijn me daarin te begeven. Er zijn nu zoveel oprechte samenwerkingen, je hoeft niet meer genre- of stijlgebonden te zijn.
18. Met wie werk je graag samen?
Met communicatieve musici die graag vragen wie je bent. Met hen kun je een echte dialoog aangaan.

19. Welke dromen liggen nog voor je?
Ik ben heel blij met wat ik nu doe. Ik wil deze situatie graag continueren en internationaliseren – zo lang het nog kan…
20. Aan wie geef je het Jazz-tafette stokje door?
Aan Pat Cleaver. Hij is een onwijs te gekke contrabassist. Hij speelt erg rauw en is zeer muzikaal.
RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA KESSELS
Geweldig interview met een lief mens ; zoon van een begenadigde vader!?!
Fijn als je zoon zich zo vrij voelt in de muziek!!!
Wens hem de hemel op aarde!?!
Speel en communiceer in muziek!
Intelligente mensen kunnen dus ook héél gevoelig zijn en dit weten om te zetten in : MUZIEK!
BLESS.’T GA JE GOED MAN