Hij mag dan wel jazzgitarist zijn, zijn hart ligt ook bij veel andere muziek. Zoals die van György Ligeti, Arnold Schönberg, Olivier Messiaen, Reinbert de Leeuw. Jelle Roozenburg heeft wellicht de meeste bekendheid verworven bij Bonsai Panda, maar Lucy Woodward, Alexander von Popta en vooral het New Rotterdam Jazz Orchestra zien hem ook maar wat graag in hun midden opduiken. Naast uitvoerend musicus is Jelle Roozenburg (1995) ook actief als componist. Hoe dat uitpakt is te horen als over een tijdje zijn solo-album uitkomt, waarop hij ook aan improvisaties op zijn gitaren absolute voorrang geeft. Want Jelle Roozenburg is vooral een musicus die zonder vrijheid niet kan leven. Het woord vrijheid duikt regelmatig op in deze aflevering van JAZZ-tafette, maar ook in Jelle Roozenburgs concepten én uitvoeringen. Daarmee is hij een van de ‘vrije jongens’ van de jongere Nederlandse jazzscene. Een typering om trots op te zijn.

Jelle Roozenburg: “Af en toe beleef ik een volledige ‘struggle’, omdat mijn hele leven aan de muziek vast zit.”

Waar ben je op dit moment mee bezig?
Met best veel zaken. Ik doe veel dingen tegelijk. Ik ben nu bezig met een kamermuziekversie voor de groep Bonsai Panda. Dat wordt veel elektronische muziek met modulaire synthesizers. Ik werk ook aan een soloplaat, waarvan het grootste deel uit improvisaties gaat ontstaan. Ik ga binnenkort opnemen tijdens een aantal concertjes. Het concept wordt uitgevoerd op meerdere gitaren. Ik vind dat het album er een met publiek moet zijn. En tot slot ben ik elke dag bezig met muziek te creëren.

Welke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
De eerste keer dat ik met Han Bennink optrad in Maassilo in Rotterdam. Al tijdens de soundcheck wist ik: wow, dit wordt gaaf! Ook dierbaar zijn een paar plaatopnamen met Bonsai Panda die op een ongeëvenaarde manier zijn uitgevoerd.

Waarom doe je graag wat je doet?
Ik kan niet anders. En ik kan me ook niets anders voorstellen. Af en toe beleef ik een volledige ‘struggle’, omdat mijn hele leven dan aan dat kunstzinnige vast zit. De meeste geluksmomenten beleef ik in nieuwe dingen zoeken én vinden.

Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
Mijn opa was ook jazzmusicus. Men noemde hem na de oorlog de Benny Goodman van Delft. Zo rond mijn twaalfde greep zijn muziek mij niet zo aan, ik was meer met pop bezig. Nadat hij overleed – ik was toen 14 jaar – en ik naar de Havo voor Muziek en Dans ging, kreeg ik zijn grammofoonplaten. Er waren er twee bij, Immortal Charlie Parker en Oscar Peterson + 1 met Clark Terry die mij zo aangrepen dat ik dacht: wat gebeurt hier?! En toen kwam een hele rits aan jazz voorbij. En voelde ik: oh, dit soort muziek bestaat ook. Dat heb ik later met andere muziek ook zo beleefd, onder andere met György Ligeti en Arnold Schönberg; muziek op een ander ‘level’.

Jelle Roozenburg: “Ik had heel graag in de kern van de vrije jazz willen vertoeven.”

Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
Überhaupt van de jaren zestig en zeventig. Ik had heel graag in de kern van de vrije jazz willen vertoeven. Toen was alles breder. En is er heel veel ontstaan en ontwikkeld.

Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
Ik was onderweg naar een optreden, toen het vliegtuig bijna neer stortte. Boven de Dolomieten viel de luchtdruk weg. We maakten een noodlanding in Genua, moesten daar acht uur wachten op een ander vliegtuig en arriveerden tien minuten voor ons concert begon bij het podium. 

Waar vind je inspiratie?
De kern van mijn inspiratie komt puur voort uit geluid. Als je alles door een trechter zou halen, kom je alleen maar uit op klank. Wat mij ‘triggert’ is dat als iets is gebouwd op één klank daar akkoorden uit voortkomen. Akkoorden geven een bepaalde klank, ritme, timbre. In elektronische muziek kun je alle theorieën die je met bepaalde instrumenten kunt creëren, overboord gooien. Met modulaire synthesizers kun je namelijk álle muziek maken. Ik haal ook inspiratie uit een fenomeen als feedback, bijvoorbeeld hoe je dat vertaalt met zo’n synthesizer. Dan creëer je werelden die met elkaar praten en waarbij jij de parameters bedient.

Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
Toen ik als kind naar de Havo voor Dans en Muziek ging. Vóór optredens of bij het schrijven van bepaalde stukken voel ik nooit spanning. Wél of die stukken ook lukken. Bijvoorbeeld op de momenten dat een orkest zo’n stuk uitvoert, terwijl jij daar dan geen greep meer op hebt.

Jelle Roozenburg: “Vóór optredens of bij het schrijven van bepaalde stukken voel ik nooit spanning. Wél of die stukken ook lukken.”

Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
Ik noem er twee: Out to Lunch van Eric Dolphy en Atmosphères van Ligeti.  De eerste is heel relevant voor zijn tijd, de tweede is muziek met heel andere parameters.

Wat neem je altijd met je mee?
Mijn tasje met erin alles wat ik nodig heb: mijn portemonnee, telefoon, notitieboekje, paspoort, gitaarsnaren.

Welke actualiteit heeft je aandacht?
Als mens alles wat er mis gaat in de wereld. Je voelt je zo machteloos, ik verbaas me over hoe heel oude, witte mannen in een tijd waarin van alles wordt geprobeerd om te veranderen, alles weer gelijk willen trekken. 

Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
Ik ben geïntrigeerd door het gedachtengoed van de jonge Karlheinz Stockhausen uit eind jaren vijftig, begin jaren zestig. En ook door dé voorvechter van Nederlandse muziek, Reinbert de Leeuw. Hij heeft, ook wereldwijd, zoveel betekend voor de muziek. Het is zonde dat bijna alles weer is afgebroken.

Wat intrigeert je aan je instrument?
De eindeloos vele mogelijkheden. Ook dat de gitaar bijna in elke muziekstijl zit. Met zijn eigen kenmerken vind je het instrument in elk genre terug.

Jelle Roozenburg: “Reinbert de Leeuw heeft, ook wereldwijd, zoveel betekend voor de muziek. Het is zonde dat bijna alles weer is afgebroken.”

Wat heb je geleerd van je muziek?
Improviseren. Ik wil altijd nóg meer vrijheid inbrengen. Meer boven de muziek staan dan er middenin. En haar niet in een idioom gieten, nooit achter hokjesmakers aan lopen. 

Wat wilde je vroeger altijd worden?
Astronaut en boer. Maar op 12-jarige leeftijd wist ik zeker dat ik alleen maar in de muziek verder wilde.

Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
Ik heb niet het gevoel dat ik vrijheid moet nemen om te falen. Dat moet je altijd kunnen doen. Binnen de muziek voel ik me bij alles wat ik doe, vrij om te falen. Ik probeer vrijheid in te nemen om bepaalde dingen te doen.

Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
De vrijheid die er ooit in is gekomen. Bij Instant Composers Pool bijvoorbeeld en de vrije Amerikaanse muziek, de vrijheid die op het moment wordt gecreëerd. Eenieder was toen een karakter, niets leek op elkaar, dit mis ik nu een beetje.

Met wie werk je graag samen?
Met iedereen met wie ik speel.

Welke dromen liggen nog voor je?
Dat ik mijn hele leven door kan gaan met muziek en het ontwikkelen ervan. Grote componisten als Messiaen en Gubaidulina hebben allemaal iets in zich, waardoor hun ego niet in hun muziek doorklinkt. Dat is voor mij ook een soort streven; bij het schrijven mijn ego uit de muziek halen.

Jelle Roozenburg: “Het is voor mij een soort streven bij het schrijven van muziek mijn ego eruit te halen.”

Aan wie geef je het JAZZ-tafettestokje door?
Aan Louk Boudesteijn. Hij is een geweldige trombonist, ik heb nog nooit iemand zó horen spelen. Hij is ook een geweldige componist. Louk bezit een bepaald soort eigenwijsheid die een totaal unieke stem creëert. Die moet worden gehoord. En Louk speelt ook nog eens geweldig piano en gitaar.

RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA KESSELS

Previous

Het gemijmerd werkstaatje van Monica Rijpma tijdens Breda Jazz Festival

Next

Breda Jazz Festival: Jazz Sir – Dat is mijn Baby

Lees ook