Bij het beantwoorden van vraag 1 van de JAZZ-tafette duizelt het je al. Er komen al zoveel bezigheden voorbij, als Onno Govaert afsluit met “En ja, dan zijn er nog wat kleine dingetjes”. Of het allemaal al te behappen is voor één persoon. Ja hoor, geen probleem. Moet hij daarbij wel eens improviseren? Het antwoord is waarschijnlijk ‘ja’, want tijdens ons gesprek is ‘improvisatie’ bijna een stopwoord bij deze uiterst sympathieke stokjesdrager. Wie hem ooit bezig hoorde als slagwerker weet dat de vrije kant van improvisatie het dichtst bij hem ligt. Maar van gecomponeerde delen binnen de muziek is Onno Govaert ook niet vies. Als het maar van de moderne kant is. Free jazz, historisch zwaar beladen jazzmusici als Thelonious Monk, Paul Bley en Mal Waldron, maar ook Braziliaanse muziek van onder andere Nelson Cavaquinho, het is allemaal volop besteed aan deze muzikale veelvraat. Daarom is het toch niet overdreven te stellen dat Onno Govaert een uiterst interessante persoon is voor deze aflevering van JAZZ-tafette. 

Onno Govaert: “Ik geef ook concerten voor kinderen van drie maanden tot vier jaar.”

Waar ben je op dit moment mee bezig?
Met onder meer het trio Bioluminus, we spelen altijd compleet vrij, honderd procent impro. Binnenkort komt op het Newyorkse label Relative Pitch Records een album van ons uit. Voorts speel ik in het Michael Moore Universe Quartet, waarmee we in december plaatopnamen maken. En met het Kaja Draksler Octet begin volgend jaar. Met reggae-ska-dub-band 12 Tribes of Mars spelen we meer afgebakend, liedjes. En dan is er nog een groep met (rietblazer) Ab Baars, (toetsenist) Oscar Jan Hoogland, (contrabassist) Uldis Vitols en ikzelf op drums. Wij spelen gecomponeerd en geïmproviseerd. Ook geef ik soloconcerten op kinderdagverblijven, voorstellingen van twintig minuten voor kinderen van drie maanden tot vier jaar. En ja, dan zijn er nog wat kleine dingetjes…

Welke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
Een duo met Peter Brötzmann in 2015 is voor mij een dierbare herinnering. Ik ken hem al sinds 2005 en heb hem door de jaren heen vaak gehoord. Ook de samenwerking met Anthony Braxton valt me in. We hebben binnen Doek een week met hem samengewerkt, met tien Amerikaanse en tien Nederlandse musici. 

Waarom doe je graag wat je doet?
Omdat het een vanzelfsprekendheid is. Ik ben al heel jong op een natuurlijke manier met muziek opgegroeid. Als vijfjarige was ik gefascineerd door de piano en de onafhankelijkheid die je nodig hebt tussen de handen. Ook mijn zussen zijn heel actief binnen de muziek. In 1997 richtten mijn zussen Jacqueline en Anne Krezip op. Ik ging als tienjarige mee naar hun concerten. Toen wist ik al dat ik ook muziek wilde maken. Ik heb mijn bachelor gehaald aan het Conservatorium Amsterdam. Improvisatie is voor mij altijd heel belangrijk geweest. Waarom? Ik heb het gevoel dat ik me dan tijdens het spelen ontwikkel en niet alleen als ik thuis aan het oefenen ben. Of ik mezelf wel eens herhaal tijdens improvisaties? Op tournee komt dat tijdens een concert wel eens voor. Maar dat is onderdeel van een groeiproces, dat laat je ook weer achter je.

Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
Al op jonge leeftijd.

Onno Govaert: “Ik heb het gevoel dat ik me tijdens het improviseren ontwikkel en niet alleen als ik thuis aan het oefenen ben”.

Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
De jaren zestig vind ik interessant. Niet alleen de free jazz, ook Thelonious Monk bijvoorbeeld. Ik ervaar de muziek uit die jaren als iets ultiems, met allerlei afwijkende aspecten, zoals Jimi Hendrix.

Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
Ik speelde ergens en het publiek danste. Het was er ontzettend warm en iemand gooide een kletsnat t-shirt richting podium, dat ik in mijn gezicht kreeg. Het shirt landde precies op mijn hoofd waardoor ik niets meer kon zien. En het rook zeer onfris, de eigenaar van het t-shirt had een tijd niet gedoucht, zo leek het. 

Waar vind je inspiratie?
Als ik met mijn kinderen van een en vijf jaar in het bos ben. En ook toen ik tijdens een tournee in Duitsland, in het Zwarte Woud met mijn vriendin een boswandeling maakte. Heel inspirerend! Maar de meeste inspiratie krijg ik tijdens concerten en vooral als ik ervaar hoe leerzaam het kan zijn als je de muziek van anderen wat langer kunt volgen. Zoals bij de Franse drummer Toma Gouband. Elke keer als ik hem zie heeft hij iets veranderd aan zijn drumstel, bijvoorbeeld zijn basdrum horizontaal geplaatst. En hij speelt de klopper van zijn hihat tegen een steen aan. Michael Vatcher wil ik zeker noemen, hij is mijn grote voorbeeld.

Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
Naar Amsterdam verhuizen. Ondanks dat ik veel vrienden uit verschillende werelddelen heb, had ik moeite het ouderlijk huis uit te gaan en naar een andere stad te verhuizen. 

Onno Govaert: “Ik vind het heel leerzaam als je de muziek van anderen wat langer kunt volgen.”

Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
Het albumThis, That & The Other van Tristan Honsinger met onder andere Sean Bergin. Deze plaat illustreert hoe kleurrijk de Amsterdamse scene is. Ik ben vooral erg onder de indruk van deze twee musici.

Wat neem je altijd met je mee?
Mijn portemonnee, een drumsleutel voor oude mechanismen en een voor moderne en mijn telefoon.

Welke actualiteit heeft je aandacht?
De klimaatverandering vind ik een heel belangrijk onderwerp, vooral ook omdat het zo weinig aandacht krijgt. Het interessante boekje De wereld en de aarde van David Van Reybrouck gaat over dit onderwerp. Het gaf me bij het lezen een beetje hoop.

Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
Nelson Cavaquinho (belangrijke zanger/componist van sambamuziek, rvdh). Hij schrijft prachtige liedjes in de sambatraditie en creëert daarmee een eigen wereld. Ze zijn altijd heel mooi georkestreerd. Een cavaquinho is ook de naam van een kleine gitaar met vier snaren. Ik heb veel lessen Braziliaanse muziek gevolgd en deed dit met een handtrommel.

Wat intrigeert je aan je instrument?
Het bereik van de dynamiek en het brede klankspectrum. Ook het aspect groove en wat je daar tegenover kunt zetten. Voorbeelden zijn Sonny Murray en Elvin Jones. En Tony Oxley die van zijn drumstel een compleet nieuw instrumentarium wist te maken, met onder meer een reusachtige koebel.

Onno Govaert: “Muziekstijl maakt niet uit. Of hij nu nieuw of oud is. Hij moet wel fris en levendig zijn, dat is de essentie van álle muziek.”

Wat heb je geleerd van je muziek?
Dat de muziekstijl niet uitmaakt. Of hij nu nieuw of oud is. Hij moet wel fris en levendig zijn, dat is de essentie van álle muziek.

Wat wilde je vroeger altijd worden?
Als kind was ik vooral met voetbal bezig. Ik heb nog bij de jeugd van Willem II gespeeld. Maar ik begon het op zeker moment niet meer zo leuk te vinden, dat competitieve. Uiteindelijk had ik genoeg van de toon van trainers en ouders. Ik vond het milieu niet meer leuk. Toen ik stopte voelde dat heel bevrijdend en ontdekte ik de muziek. Ik wilde geen lessen volgen, maar tijdens een open dag maakte ik kennis met Steve Clover (een Amerikaanse drummer, die een tijd in Tilburg woonde en daar les gaf, rvdh). Ik werd door mijn ouders gedwongen drumles te nemen. Als ik het na een jaar nog niet leuk vond, mocht ik op taekwondo. Ik heb toen een jaar lang alleen maar snaredrum gespeeld. Ik kwam al snel met Merijn Bissschops (maakt tegenwoordig interdisciplinaire performances, is componist, fotograaf en videokunstenaar, rvdh) in een punkband. Dat ging er zo ruig aan toe dat ik ’s maandags naar school ging met kapotte handen. 

Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
Als je de vrijheid hebt om te falen, kun je niet falen. Risico’s nemen is belangrijk, dan kun je falen. Als je de flow van de muziek blijft volgen en ook je medemusici, kan er niks misgaan.

Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
Dat er veel jonge musici met improvisatie bezig zijn. Daar word ik heel vrolijk van. Veel musici uit oudere generaties helpen daarbij. Michael Moore is daar een voorbeeld van. En Raoul van der Weide, die sessies in zijn atelier inricht en daar mensen voor uitnodigt. Hij organiseert er concerten, zodat mensen elkaar leren kennen.

Met wie werk je graag samen?
Met mensen die open staan voor improvisatie. Dat kan iedereen zijn. Daag jezelf uit en houd je muziek levend. Er is altijd wel een scene voor impro die steeds globaler wordt. Vroeger had je grote verschillen tussen de benadering van improvisatie. Je had bijvoorbeeld heel duidelijk de Britse benadering die weer heel anders was dan de Amsterdamse.

Onno Govaert: “Als je de flow van de muziek blijft volgen en ook je medemusici, kun je niet falen.”

Welke dromen liggen nog voor je?
Een huis met een tuin en een schuur om te oefenen.

Aan wie geef je het JAZZ-tafette stokje door?
Aan Nico Chientaroli, geboren in Argentinië en sinds 2013 wonend in Amsterdam. Hij is een heel goede vriend en geweldige pianist. Wij spelen in de groep van Ziv Taubenfeld, waar ook veel wordt geïmproviseerd. Bij Nico en mij kan de muziek alle kanten op. We hebben ook dezelfde muzikale interesses: Monk, Paul Bley, Cecil Taylor, Mal Waldron. We spelen in een duo en trio met Ornette Coleman-repertoire.

RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA KESSELS

Previous

West Coast Big Band bevestigt opnieuw internationale allure

Next

Amsterdam Jazz Trio en Esther van Hees duiken in American Songbook 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook