Hij is contrabassist, componist, docent, workshopleider en audio-ontwerper voor videospellen: Pat Cleaver. Met het – meer dan – vooruitstrevende trio Tin Men and the Telephone was hij de eerste ter wereld die een interactieve show ontwierp, waarin het publiek het verloop van een concert bepaalde. Geboren in Londen, opgegroeid in Bourgondië, gevormd op de conservatoria van Brussel en Amsterdam, is hij nu een van de uitzonderlijkste musici van het Nederlandse improvisatiemilieu. Praten met hem is een oefening in diep nadenken en de daaruit ontstane gevolgtrekkingen zijn vaak zuiver filosofisch van aard. Zoals: “We zijn de waarheid aan het leasen.” Een waarheid even groot als de creatieve geest van deze fijne JAZZ-tafettegast. 

Pat Cleaver: “Ik ben concepten aan het bedenken en muziek aan het schrijven.”

Waar ben je op dit moment mee bezig?
Met drie zaken. Als eerste de voorbereidingen voor een eigen project. Ik heb heel lang van alles in collectieven gedaan. Nu wil ik iets van mezelf. Ik ben concepten aan het bedenken en muziek aan het schrijven. Ik zie het als een soort onderzoeksding, ben aan het experimenteren om te zien of het werkt. We hebben met Tin Men and the Telephone de uitreiking van de Boy Edgarprijs aan Tony Roe voorbereid (was 26 februari in Amsterdam, red.). Dat houdt een nieuwe show in met helemaal nieuw materiaal. En met Sanne Sanne zijn we een nieuw project gestart. Sanne (Huijbregts) won net de Dutch Jazz Competition met dit kwartet en is nu bezig nieuwe muziek te schrijven. Het vorige album heeft ze zelf gecreëerd, ik verwacht dat dit nu ook gebeurt.

Welke herinnering(en) aan je carrière zijn je het meest dierbaar?
Meerdere. Bijvoorbeeld de eerste keer dat ik optrad in Ronnie Scott’s, die bijzondere jazztempel in Londen. Ik had al heel veel platen gehoord die daar zijn opgenomen. In 2014 was ik er met Tin Men and the Telephone en het Metropole Orkest voor een hele grote interactieve show. We traden voor het eerst op met het orkest. Het is bijzonder dat je met zo’n grote bezetting zoiets groots maakt. We wisten niet of het zou werken, het publiek bepaalde wat er ging gebeuren. 

Waarom doe je graag wat je doet?
Omdat muziek gaat om communicatie tussen mensen op het podium en het publiek. Jij bepaalt de focus, ook bij bijzondere dingen die zich voordoen. Vluchtige momenten zijn bijzonder tijdens improvisaties. Ze geven waarde aan het moment van wat nu gebeurt, nooit meer zo gebeurt en wat ook nog nooit zo is gebeurd. Ik hou echt van systemen waarbij sprake is van interactie. Met de complexiteit die ermee samenhangt, ga je per bandlid iets doen. Er moet orde in komen. Dat is echt een manier om uit mijn hoofd te komen, een meditatieve ervaring. Het is allemaal heel leeg en vol tegelijk.

Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
Als kind hoorde ik al jazz. Ik ben in Bourgondië opgegroeid. Daar is sprake van een rijke jazzscene, iets wat je daar niet verwacht. Rond mijn twaalfde nam ik deel aan een soort zomerkamp, kinderen werden er geïntroduceerd in de jazz. Ik vond het meteen al geweldig om muziek op een andere manier te beleven. Toen ik 14, 15 jaar was ging ik mee jammen in wijnkelders. Ik ben op basgitaar begonnen, maar speelde ook al gitaar en trombone. Ik vind het sociale aspect van muziek heel belangrijk. Als gitarist speel je alleen, als contrabassist met meerdere mensen. Als tiener was ik daar al geobsedeerd door.

Pat Cleaver: “Vluchtige momenten geven waarde aan het moment van wat nu gebeurt, nooit meer zo gebeurt en wat ook nog nooit zo is gebeurd.”

Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
Je hoort vaak van mensen dat ze heel blij zijn met de tijd van nu. Dat gevoel heb ik ook. Ik ben heel benieuwd hoe mensen over vijftig jaar terugkijken op deze tijd. Tussen de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw gebeurde er veel tegelijkertijd. Scott LaFaro bijvoorbeeld kon binnen vijf jaar spelen met mensen uit de free jazz, zoals Ornette Coleman. Ik vind het daarbij wel belangrijk niet te veel terug te kijken.

Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
Het is twee keer gebeurd dat Tin Men and the Telephone optrad tijdens een soort date-night concert. Een keer was dat in Parijs in een bar waar dan blind dates plaatsvonden. Een romantische avond met jazz, zeg maar. De andere keer was in Korea. De mensen daar verwachtten niet van die rare dingen als Tin Men. Als je dan op een blind date Tin Men goed vindt, heb je wel iets gevonden!

Waar vind je inspiratie?
Juist in andere kunstvormen. In jazz maak je muziek over muziek. Ik wil dat nou net niet doen. In andere kunstvormen heb je dezelfde vragen, maar andere antwoorden. Vaak ga je dan iets nieuws vinden. Ik ben geobsedeerd door bordspellen. Met Tin Men genereren we een soort spel tussen mensen. Het gaat om de regels waarmee je speelt. Binnen dat systeem moet je oplossingen vinden. Iedereen gaat met die regels op een andere manier om, maar samen probeer je een verhaal te vertellen. Ik hou van een klein kader: alles kan, maar we hebben samen beslist dat we dát gaan volgen. Dan komen er ook dialogen aan bod: hoeveel ruimte moet ik geven, hoeveel ruimte nemen? Die balans is reuze interessant.

Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
Ik ben van nature niet zo avontuurlijk. Het spannendste was verhuizen. Ik ging eerst van Frankrijk naar Brussel voor mijn bachelor en daarna naar Amsterdam voor m’n master. Dat was ook nog eens een last-minute ding. Ik ontmoette Ernst Glerum, die zei: ‘Van mij mag je naar Amsterdam komen, maar dan moet je wel snel zijn, want voor de inschrijving is het nu de laatste dag’. Ik kon geen toelating meer doen, maar zei: ‘Ik mag hier komen van Ernst’. Als ik een uur later was geweest, had ik hier nu niet gezeten. 

Pat Cleaver: “Je hoort vaak van mensen dat ze heel blij zijn met de tijd van nu. Dat gevoel heb ik ook.”

Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
A Love Supreme van John Coltrane. Het is een combinatie van zóveel dingen. Van de ene kant is de compositie heel complex, van de andere kant is zij heel spiritueel. Complex en menselijk dus. Toen ik 16 jaar was, viel ik er elke dag mee in slaap. Mensen mogen dat vreemd vinden, maar ik ging ermee slapen. Je hoort in Coltrane’s sheets of sound al de volgende zaken die hij ging ondernemen. Als ik mijn hoofd kan vol proppen met zoiets overweldigends, is er minder plek voor negatieve zaken.

Wat neem je altijd met je mee?
Ik ben autistisch en daardoor heel systematisch. Een zonnebril gaat altijd mee. En mijn koptelefoon, die teveel prikkels weg neemt.

Welke actualiteit heeft je aandacht?
Gaza is een groot ding. Ik heb veel moeite met wat onze regeringen doen. Het is allemaal zo dichtbij.  Een jaar of acht, negen geleden heb ik een album gemaakt over populisme. Dat is er nog steeds en voor extremere zaken schamen mensen zich niet eens meer. We zijn de waarheid aan het leasen. Er zijn nu mensen met zoveel macht dat ze kunnen beslissen met wie je contact kunt maken, met wie je kunt praten. Dat vind ik heel eng. Wat kun je hier tegen doen? Kijk naar Musk, hij kan gewoon de waarheid kopen. Het is belangrijk dat we hierbij niet weg kijken. Jazz is altijd protestmuziek geweest, denk maar aan Charles Mingus of Charlie Haden. Ik zie nu dat musici wel weer uitgesproken zijn. Ik denk dan aan Joris Roelofs, Teis Semey en Jasper Høiby. Zij geven bijvoorbeeld na een concert pamfletten uit.

Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
Er is één iemand aan wie ik het afgelopen jaar veel heb gedacht: Ben Stokes, de captain van het Engelse cricketteam. Hij heeft een soort revolutie ontketend in dat team, omdat hij heel erg bezig is met ‘mental health’. Hij heeft daardoor een sfeer gecreëerd die er nog nooit was. Als je in cricket te agressief speelt, ben je uit. Ben Stokes redeneert andersom: het moet wel leuk zijn. Als je iets fout doet, word je niet meteen buiten gesloten. Cricket moet entertainment zijn, het gaat niet per se om winnen. Stokes is ook nog uitgesproken over zaken als politiek. 

Wat intrigeert je aan je instrument?
Dat het heel fysiek is. De hoeveelheid energie die je in een contrabas steekt, betekent dat je er geen andere dingen naast kunt doen. De rol van de bassist is altijd geïntegreerd. Je doet iets voor andere mensen, zodat die goed kunnen klinken. Je bent de lijn tussen harmonie en melodie en onderhoudt een speciale relatie met de drummer. Mensen moeten niet zozeer horen, maar voelen wat je doet. Het gaat er meer om wat je bijdraagt aan het grotere doel dan wat je zelf doet. Het is geen toeval dat ik bas speel, ik hoef niet voorop te staan.

Pat Cleaver: “De hoeveelheid energie die je in een contrabas steekt, betekent dat je er geen andere dingen naast kunt doen.”

Wat heb je geleerd van je muziek?
Luisteren en de balans vinden tussen luisteren en spreken. Maar ook je plek vinden als het om andere situaties gaat. Verder speelt bij mij mee dat ik door mijn muziek uit mijn hoofd kom. Door bijvoorbeeld te focussen wat er op het moment is en niet wat er komt of was. Ik heb er ook van geleerd om rare dingen te doen. Als het dan heel authentiek is gaan mensen dat wel horen. En ook heb ik geleerd dat je perfectionisme moet loslaten. Soms wil je iets zeggen met je muziek en mensen horen dit dan anders. Dat is oké.

Wat wilde je vroeger altijd worden?
Ik wist al heel vroeg dat ik musicus wilde worden. Ik heb bijna nooit getwijfeld.

Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
Altijd. Ik zoek het zelfs op. Ik hou van fouten. Als er in een optreden geen fouten zitten, betekent dit dat ik geen risico neem. Ik geniet van de mogelijkheden die er zijn, zij geven waarde aan een optreden. Vergelijk het met een circusact, als een koorddanser op tien meter hoogte staat. Als er dan iets mis gaat is het anders dan dat hij vijf centimeter van de grond staat. Als ik repeteer of oefen gaat het er niet om dat er fouten in zitten, maar hoe snel ik ze kan oplossen. Op een gegeven moment heb je ze zo snel opgelost dat je weet dat je een creatieve oplossing hebt bedacht. Ik vind falen echt te gek.

Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
De diversiteit. Nu zien we vaker andere mensen op de podia. Er is meer plek voor gender, voor mensen van kleur. Ik geloof echt dat we daar beter van worden. Er zijn nu veel meer stemmen in de scene die je vroeger niet kon horen. Ik zie die effecten ook op de conservatoria. De klassen zijn al niet meer gevuld met alleen witte mannen. Er is geen duidelijke definitie van wie wel of niet jazzmusicus mag zijn. We zijn goed op weg.

Met wie werk je graag samen?
Met hen met wie ik het langst speel. Je ontwikkelt toch een soort taal die je zelf hebt gemaakt. Dat is heel waardevol en betekent dat je dit in de muziek terug hoort. Ik werk ook graag samen met mensen uit andere kunstvormen. Ik heb opgetreden met theatermakers en dansers. Bij videogames werk je met veel mensen. Samen streef je naar de essentie van wat je doet. Je moet met elkaar een gezamenlijke taal vinden. Je kunt dan niet alleen muziek gebruiken, je moet andere manieren vinden.

Pat Cleaver: “Als er in een optreden geen fouten zitten, betekent dit dat ik geen risico neem.”

Welke dromen liggen nog voor je?
Ik sta open voor alles. Voor zoveel mogelijk verschillende mensen en projecten. Ik heb wel voor film gewerkt, maar nog nooit een hele ‘score’ gemaakt. Live bij een film spelen lijkt me ook te gek.

Aan wie geef je het Jazz-tafette stokje door?
Aan Sanne Huijbregts. Zij heeft net de Dutch Jazz Competition gewonnen en heeft daar ongetwijfeld veel over te vertellen. Zij is echt te gek, van zulke zangeressen hebben ze er niet veel in Nederland. Hoe zij denkt over muziek! Ze speelt ook nog vibrafoon en heeft een speciale manier van schrijven, die mensen heel erg raakt. Ze kan muziek schrijven die heel simpel lijkt, maar ook zo complex dat het heel interessant wordt.

RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA KESSELS

www.patcleaver.com

Previous

Loek van den Berg-5 met ‘Seafarer’ spannend en uitheems

Next

Uitreiking Boy Edgarprijs aan Tony Roe: zijn muziek legt het af tegen hybride vorm van de avond

Lees ook