De WDR Big Band en het Jazz Orchestra of the Concertgebouw zijn de werkgevers van Wim Both. Bij de eerste is de trompettist in vaste dienst, in Amsterdam wordt hij zo’n zestig keer per jaar gecontracteerd. Al achttien jaar woont hij in Keulen, waar hij 190 dagen per jaar in studio’s verblijft met het Duitse orkest. Hij begon als bugelspeler in de fanfare van Oud-Beijerland, maar het werd de trompet. “De meeste trompettisten zoeken naar een juiste embouchure”, zegt hij. “Bij mij zitten gebit en kaak op de juiste plek. Ik kan daardoor gemakkelijk heel hoog spelen, iets wat velen niet kunnen.” Jazz is zijn ding, maar andere muziekstromingen zijn bij Wim Both evenzeer in goede handen: Hazes in Ahoy’, René Froger, Golden Earring, Gordon, tv-shows, alles komt voorbij. Zijn spel is op ruim duizend platen vastgelegd. En omdat hij elke dag uitsluitend hoge noten speelt, hoeft hij naar eigen zeggen nooit te oefenen. Vraag maar aan Ruud Breuls, Toon Roos, Toon de Gouw, Manteca, allemaal maakten ze kennis met zijn kwelpijp. Hoog tijd dat Wim Both nog voor zijn zestigste verjaardag bij de JAZZ-tafette aanschuift.

Wim Both: “Als je muziek speelt, hoef je nooit op te groeien, je hebt nooit het idee dat je hebt gewerkt.”

Waar ben je op dit moment mee bezig?
((Wij spreken elkaar voor dit artikel begin juli:)) Met de voorbereidingen voor het concert van het Jazz Orchestra of the Concertgebouw met Shai Maestro en Jim McNeely op het North Sea Jazz Festival.

Welke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
Deze vraag moet ik eigenlijk onbeantwoord laten: het zijn er zoveel! Maar als ik denk aan mijn carrière: ik was 12 jaar toen ik in de fanfare van Oud-Beijerland speelde en een uur per week les kreeg. Een neefje speelde er ook, maar kreeg twee uur les, omdat hij daarvoor 25 gulden extra betaalde. Ik zei: dat wil ik ook. Waarop dirigent Alex Zwijgers mij liet weten dat ik naar een echt goede leraar moest gaan. Dat werd Ad van Zon van het Rotterdams Philharmonisch. Hij heeft mij een goede basis aangeleerd; ik doe nog altijd de oefeningetjes die hij mij bijbracht.

Waarom doe je graag wat je doet?
(lachend) Ik kan niks anders. Als je muziek speelt, hoef je nooit op te groeien, je hebt nooit het idee dat je hebt gewerkt. Soms lukt iets, soms niet. Het is voor mij altijd leuk, omdat ik een ongelooflijk aanbod aan werk heb.

Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
Mijn vader was groenteman.Hij had nog nooit van jazz gehoord. Bij de fanfare was een man die heel veel platen bezat. Ik hoorde bij hem Maynard Ferguson, het hoge in zijn spel vond ik te gek. Op het conservatorium kwam ik pas echt in aanraking met jazz. Maar ik heb het nooit met een beroep verbonden.

Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
In de periode dat Louis Armstrong trompet speelde. Ik had in die tijd niet willen leven, maar ‘m wel willen meemaken. Wat toen gebeurde heeft mijn hart diep geraakt. Het werd nadien allemaal wel heavier, maar Louis, dat was het wel.

Wim Both: “Zondags had Jim Rotondi nog een nieuwe trompet besteld, ’s maandags was hij dood.”

Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
Een tenorsaxofonist van wie ik liever de naam niet noem dronk nogal eens. Tijdens een concert, toen hij naast mij stond, had hij in zijn broek gepoept. Dat is toch bizar!

Waar vind je inspiratie?
Soms word ik wakker en ben ik helemaal blij. Jezus, wat is het toch allemaal mooi, besef ik dan. Vorig jaar was ik bijna dood, toen een aneurysma in mijn hoofd barstte. Ik ben gelijk geopereerd en sindsdien ben ik helemaal blij. Als ik me zo voel, komt inspiratie vanzelf. Daar komt dan drang en zin uit voort. Ik sla sinds die tijd een spijker in de muur, maar wel op een goede manier.

Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
Als ik nootjes in een stuk moet spelen, die eigenlijk net niet kunnen. Als iets heel moeilijk is en je zeker weet dat het gaat lukken. I hit it hard and I wish it well, dat is zo’n moment dat het heel goed mis kan gaan. Ik moet dan gewoon denken: ik kan het wel.

Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
Carnival (studio-album uit 1978) van Maynard Ferguson. Dat was de eerste plaat die ik van hem hoorde. Het is wel een beetje commerciële muziek, maar ik zei tegen mijn leraar: ik wil ook zo’n trompet waarop je zo hoog kunt spelen.

Wat neem je altijd met je mee?
Mijn telefoon. Ik zit niet op Facebook, Instagram of andere sociale media. Nooit gedaan ook. Maar voor muziek is een mobiele telefoon noodzakelijk, voor de gigs en zo.

Welke actualiteit heeft je aandacht?
Oekraïne en Israël. Dichter bij huis Marcel Schimscheiner – basgitarist en producer – en trompettist Jim Rotondi, beiden zijn afgelopen maandag (7 juli) overleden. Ik was zelf vorig jaar bijna dood. Marcel kende ik heel goed, Jim persoonlijk niet. Zondags had hij nog een nieuwe trompet besteld, ’s maandags was hij dood.

Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
De basketballer Phil Jackson. Hij was onder meer hoofdcoach van The  Chicago Bulls. Hij is de auteur van het boek Sacred Hoops, waarin hij schreef hoe hij vanuit het Boeddhisme met zijn tegenstanders omging.  

Wim Both: “Er is geen instrument dat zo imperfect is als een trompet.”

Wat intrigeert je aan je instrument?
Na 47 jaar pak je je trompet, duwt het mondstuk in de mond, je hebt altijd geprobeerd vrede te sluiten met je instrument en al bij de eerste noot gaat het mis. Er is geen instrument dat zo imperfect is als een trompet. Een piano mist zelden zo’n noot. De trompet is een kwelpijp waar je zo ontzettend boos op kunt worden. Dat intrigeert mij. 

Wat heb je geleerd van je muziek?
Dat je beter een beetje bescheiden kunt blijven. Muzikanten denken nogal eens: die kan het niet. Maar een beetje nederigheid kan geen kwaad.

Wat wilde je vroeger altijd worden?
Brandweerman.

Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
Als je naar eer en geweten de muziek en stress los kunt laten. Vooral als je goed in de muziek zit en alles eerlijk verloopt en je dan iets mist, dan kun je daar niks aan doen. Als je zit te keten dan gaat dit niet op. Ik doe altijd mijn best en als het dan mis gaat…

Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
Op mijn leeftijd mogen dingen blijven zoals ze zijn. Maar je moet vooruit; vernieuwing dus. Dat is niet altijd mijn cup of tea, maar het moet wel.

Met wie werk je graag samen?
Vooral met Ruud Breuls. Veel van onze speelminuten deden we samen. We hebben letterlijk ontelbare uren samen gespeeld. 

Welke dromen liggen nog voor je?
Alles wat ik nog te doen heb. Dat wil ik zo goed mogelijk doen. Ook al komen er wel eens dingen voorbij die niet zo leuk zijn. De WDR Big Band heeft een enorm groot budget, nog groter dan het Lincoln Jazz Orchestra van Wynton Marsalis. De bandleden van de WDR Big Band hebben een vast salaris, daardoor kunnen de solisten en jazzlegendes worden betaald. Dat is het leuke van deze baan bij de WDR.

Wim Both: “Muzikanten denken nogal eens: die kan het niet. Maar een beetje nederigheid kan geen kwaad.”

Aan wie geef je het Jazz-tafette stokje door?
Aan drummer Sander Smeets. Hij is een serieuze gast, die onder meer bij Peter Beets speelt. De laatste jaren hebben wij veel contact met elkaar. Sander is een jonge man die vast leuke dingen weet te vertellen.

RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA KESSELS

Previous

In film over Darius Brubeck treedt zoon onbewust in voetsporen vader Dave

Next

Dinant Jazz Festival glanst ondanks afwezigheid Joe Lovano 

Lees ook