De 22-jarige trompettist/bugelist Bram van de Glind is geboren en getogen in Lith, een klein dorp aan de Maas onder de rook van Oss. Hij studeerde dit jaar af aan het HKU Utrechts Conservatorium en werd namens het conservatorium afgevaardigd als deelnemer aan de Conservatorium Talent Award waar hij als grote verrassing voor hemzelf, maar niet voor de luisteraars die erbij waren in de uitverkochte Azijnfabriek in Den Bosch, de winnaar van de CTA van 2021 werd. Dit jaar vierde de CTA zijn tienjarig bestaan en voor die gelegenheid speelden de zeven genomineerde kandidaten niet met hun eigen band maar met het Jazz Orchestra of the Concertgebouw. Bram van de Glind ging naar huis met een uitnodiging voor een optreden tijdens Jazz in Duketown 2022 en een bedrag van € 5000, dat bedoeld is om te besteden aan talentontwikkeling.
“Ik kreeg een mailtje van onze teamleider met de vraag of ik mee wilde doen aan de CTA. De docenten kiezen iemand uit. De vraag of ik wilde meedoen heb ik niet zien aankomen. Dat was al een cadeautje. Dat ik met het Jazz Orchestra of the Concertgebouw mocht spelen vond ik waanzinnig. Mijn stuk For My Parents was aan mijn ouders opgedragen. Het is een ode aan de connectie die ik als kind met mijn ouders heb. Het stuk was het eenvoudigste van alle gespeelde stukken. Het was een heel simpel motiefje. Een soloschema met vier akkoorden. Er zat niets ingewikkelds in. Eén toonladder met een kleine wijziging in de tweede helft. Ik ga mooi spelen en we zien het dan wel, dacht ik. Maar omdat het zo eenvoudig was, had ik alle ruimte om te spelen. Ik had de bladmuziek niet nodig, zo simpel was het en ik heb de muziekstandaard meteen weggeschoven. De ruimte die ik daardoor kreeg pakte goed uit. Ik had nu de ruimte om in mijn hoofd te zingen, ogen dicht en gaan zonder na te denken over de akkoorden die ik moest spelen. Een dag voor de deadline dat ik mijn compositie moest insturen, kwam het motiefje in me op. Een toen bleek het een ballad te zijn. Dat heb ik ingestuurd.”
“In die tijd liep het even wat stroever met mijn vader en daarvoor was het stroef gegaan met mijn moeder. Dit stuk is een reflectie daarop. Nu is het met beiden weer goed. Het is een heel simpel stuk waarin alles wat ik de laatste tijd met hun heb doorgemaakt voorbij komt. Er komt een ‘sorry’ van mij in voor, in een stukje met een climax waarin de bugel keihard omhoog gaat, wat daarna als antwoord daarop gevolgd wordt door een pianosolo van Peter Beets (pianist in het Jazz Orchestra of the Concertgebouw-TB). Ik hoor daarin een antwoord van mijn vader. Ik vond het te gek om dat met het orkest te doen. Geweldig om Peter Beets naast me te hebben en mijn leraar Angelo (Verploegen) die me appte dat hij in de trompetsectie zat. Dat vond ik zo mooi. Om het met zijn tweeën te doen terwijl we vier jaar samen hebben gewerkt, gemopperd en plezier gehad.”
LITHSE FANFARE
“Dat ik met muziek ben begonnen heb ik te danken aan mijn vader. Hij is een hobbyist. Hij kocht veel muziekinstrumenten, zodat we van alles in huis hadden staan. Toen ik een jaar of vier of vijf was, zette hij me achter de piano en toe hij twee jaar later een nieuw drumstel kocht, zette hij het oude op mijn kamer. Mijn moeder speelt gitaar en zo kreeg ik op mijn achtste een gitaar. Eens in de zoveel tijd had mijn vader zin om een instrument te kopen en zo kwam ik op mijn achtste voor het eerst in een muziekwinkel. Mijn vader wilde een trompet kopen en ik mocht er ook op blazen. Ik kreeg er enorm veel geluid uit en dat vond ik te gek. Dat was waanzinnig en het viel de winkelier ook op dat ik er zo’n bak geluid uit kreeg. Dat was wel een dingetje. Ik vond het mooi om er zoveel herrie op te maken. Ik ging ermee naar mijn kamer, ging de ventielen uitproberen en toen zei mijn vader ‘die ben ik kwijt’.”
“Later kocht hij een saxofoon maar daar mocht ik niet aankomen. Ik heb het later toch een keer gedaan, maar ik vond het niets. Een saxofoon heeft te veel kleppen en het rietje voelt niet fijn aan. Met de trompet was het koek en ei. Ik kreeg les van een collega van mijn vader, maar na een half jaar had ik er ineens geen zin meer in. Hij ging de koffer in en ik heb hem niet meer aangeraakt. Totdat ik hier in Lith de fanfare hoorde. Ik zag die trompetten en dacht, dat is eigenlijk toch wel een heel erg mooi ding. Ik mocht van mijn vader les nemen bij Jos de Kleijn onder de voorwaarde dat ik nu wel zou oefenen. Ik heb daar van mijn negende tot mijn achttiende les van gehad, dus tot na mijn hele middelbareschooltijd. Vanaf mijn tiende ging ik bij de Lithse fanfare spelen.”
“Improviseren deed ik nog niet. Jazz had ik nog nooit gehoord. Dat kwam pas toen mijn vader The Hermit Sessions van Kyteman had gekocht. Ik zette het op en dat nummer Sorry raakte me wel. Dat was mijn eerste kennismaking met jazz. Thuis draaiden we dat niet, wel pop, elektronische muziek, Armin van Buren, Tiësto, Michael Jackson, dat soort dingen. De fanfare is echt belangrijk geweest. Iedereen hielp je en je leerde daar de essentie van muziek maken. Die essentie is dat je het samen met elkaar doet. En misschien nog belangrijker dan muziek maken is dat je binding maakt met de andere muzikanten.”
VALSE MUZIEK
“Ik nam verschillende instrumenten ter hand en speelde daar gewoon op. Ik had geen idee wat ik deed. Ik deed maar wat op gevoel. Soms speelde ik met een plaat mee. Ik had geen benul dat dat jazz was. Mijn vader speelde eens een bluesje op de piano. Dat swingde een beetje en ik noemde dat ‘valse muziek’. Omdat het anders was dan de popmuziek die ik kende. Ik vond het wel leuk, maar anders. Ik speelde alleen in de fanfare en af en toe met Chris Loermans in de kerk (de Protestantse kerk in Lith-TB). Chris Loermans was een stuk ouder en zong gospel. Ik speelde daar met mijn trompet overheen, met een Harmon-demper. Dat was gospel-jazz, maar ik had er geen benul van dat het jazz was. We kregen toen via de krant het album Birth of the Cool van Miles Davis. Ik vond er niet veel aan, maar het boekje dat erbij zat vond ik wel interessant. Dat sprak me aan.”
“Ik kwam dus pas heel recent in aanraking met jazz. Dat kwam doordat ik in de bovenbouw van de middelbare school als keuzevak muziek had gekozen en het Miles Davis’ nummer So What hoorde. Dat vond ik wel echt ‘wow’. Later werden ook andere dingen gedraaid, zoals Herbie Hancock. Wat me daarin aantrok was de spontaniteit van die muziek. Na mijn eindexamen wilde ik wel naar het conservatorium, maar ik twijfelde zo erg omdat ik vrijwel geen ervaring had met jazz en er weinig van wist. Ik vroeg me af of ik wel goed genoeg was voor de jazzopleiding. Op de open dag van Utrecht kwam ik bij Angelo Verploegen terecht en mijn eerste vraag aan hem was of ik van muziek zou kunnen rondkomen. Dus niets artistieks. Ik had niet eens mijn trompet meegenomen, maar kon die van iemand lenen. Toen hoorde Angelo mij met een groepje gitaristen meespelen. Hij vroeg of ik dat nummer kende. Nee, zei ik. Hoe doe je dat dan, vroeg hij. Ik speel gewoon een beetje met de akkoorden mee, zei ik. Toen pakte hij een partijtje van Lady Bird erbij (compositie van Tadd Dameron-TB).”
“Een andere latere student en ik speelden dat samen met Angelo. Dat was kikken en Angelo werd heel enthousiast. Hij bestookte me met een college over dominant en subdominant, over twee-vijf-één. Ik wist niet waar hij het over had, maar ik begreep het wel. Wat ik altijd op mijn gevoel had gedaan viel daarmee plotseling op zijn plaats. Nog belangrijker was het intense geluk dat ik voelde om met iemand zo over muziek te praten. Dat was nog nooit gebeurd. Hij maakte zó’n vonk in mij los. Ik was met tegenzin dat gebouw binnen gelopen en ik voelde me na mijn ontmoeting met Angelo er zo thuis en ik kwam er met een glimlach uit. Ik wist meteen, dít is het. Dat is wat ik wil doen. En toen bleek Angelo in Oss te wonen en zijn we samen in zijn auto naar huis gereden. Toen hadden we nog een uur de tijd om met elkaar te praten. Ik kende Angelo niet, had nooit van hem gehoord, en dat terwijl hij in de jazzscene een hele grote jongen is en op bugel, met Ack van Rooyen (kortgeleden overleden –TB), onovertroffen.”
HOT CHOCOLATE EN ORANGE
“Op het moment heb ik twee groepen. Een popband met de naam D’Orange en een jazzgroep met de naam Hot Chocolate Quartet dat zich richt op hardbop, cross-over en een beetje Miles Davis uit de jaren tachtig. We spelen ook standards en ik schrijf eigen stukken die weer wat moderner zijn. Het zijn niet echt gescheiden werelden. Er is enige overlap met de muziek. D’Orange is geïnspireerd door de muziek van Norah Jones, Ruben Hein, John Mayer en Madison Cunningham en heeft dus ook jazzaccenten. Beide groepen inspireren elkaar. De popmuziek leert me om met een verhaal te komen, de jazz om met harmonieën te werken.”
“Het spelen op verschillende instrumenten helpt me heel erg bij het schrijven. Ik schrijf op meerdere instrumenten. Niet altijd piano, soms ook op trompet of bas. Even de piano pakken, dan mijn bas. Je kunt je dan makkelijker voorstellen hoe het klinkt en welke kant je wilt opgaan. De instrumentalist in de band kan daarop inhaken en dieper gaan. Ik speel nog steeds alle instrumenten. Naast trompet studeer ik ook piano en ik kruip graag achter het drumstel. Ik speel ook graag bas. Ik ben nu bezig met die second-line dingen, ook dankzij Wynton Marsalis. Ik vind die muziek wel te gek. Daar gaat nog meer ‘van samen spelen’ uit. Als ik die muziek speel voel ik me ongeremder. Je hoeft minder over gecompliceerde akkoorden na te denken. Dat is zo eerlijk. Daar haal ik veel energie uit.”
Foto’s en tekst TOM BEETZ
We deden een blinddoektest met Bram van de Glind. Die is onder dit artikel te lezen.