Kijk, dat zijn binnenkomers: “Het toekomstmodel voor de samenleving ligt in de jazz” en “Ik ben wel een optimistische doemdenker.” Woorden van Eddy Determeyer, een zeventiger die zijn leven in dienst heeft gesteld van jazzmuziek. Niet als uitvoerder, maar als auteur. De Groninger schrijft er al decennia over, in kranten en tijdschriften. Zoals in Doctor Jazz Magazine, een periodiek over oude-stijljazz, waarvan hij sinds twee jaar eindredacteur is. Tijd derhalve om naar het noorden af te reizen voor een portret van iemand die het gewend is anderen te portretteren.

Eddy Determeyer anno 2017

We zitten al enige tijd bij elkaar als we het over de internationalisering van jazz krijgen. “Alle rassen moeten elkaar bespringen”, zegt Eddy Determeyer als we spreken over de vluchtelingenstroom waarmee ook Nederland heeft te maken. “Het toekomstmodel voor de samenleving ligt in de jazz”, zegt hij stellig. “Als ieder het zijne bijdraagt, komt er toch nog iets leuks uit.”

Het levert geen enkel probleem op om daarna door te schakelen naar een eigentijds verschijnsel, de digitalisering van de maatschappij. “Ik probeer mijn digitale voetafdruk zo klein mogelijk te houden. Aan de enorme opkomst van de sociale media erger ik me al jaren. Villamedia (vaktijdschrift voor journalistiek en communicatie, rvdh) propageert al jaren dat iedereen maar moet gaan twitteren. Wat interesseert het mij wat een halvezool in Zoetermeer denkt? Zulk soort zaken kan ik niet serieus nemen. Nepnieuws is een voortvloeisel van dit soort flauwekul.”

VOORLOPERS

Een nogal uitgesproken mening voor een journalist, een vakgroep die toch tot de voorlopers van het digitale tijdperk behoort. Valt wel mee, want het is niet zo dat Eddy Determeyer de gehele digitale wereld waarin we samenleven, afwijst. Enkel de in zijn ogen uitwassen ervan. Want ook op zijn werktafel staat een computer. Maar Doctor Jazz Magazine verschijnt niet digitaal, dat dan weer niet. “Misschien dat digitale publicatie op zeker moment onvermijdelijk wordt. Hoewel we nu nog lezers hebben die niet eens een computer hebben. Ons abonneebestand daalt langzaam. We bestaan 55 jaar op papier en ik weet ook wel dat we dit niet nog eens 55 jaar kunnen volhouden. Het ei van Columbus hebben we op dit gebied nog niet uitgevonden. Ikzelf vind overigens een fysiek blad leuker dan een scherm dat straalt. Mensen bewaren onze papieren nummers ook. Onze indexering is in dit verband perfect; er is geen blad dat daaraan kan tippen.”

Eddy Determeyer (rechts) met Kees van Boven (links) en Roy Haynes, Maastricht 4 november 1990. Foto Raymond Peter

En dan toch weer: “Ik ben heel erg sceptisch over digitalisering, denk dat je er het Paard van Troje mee binnenhaalt. Maar daar komen ze nog wel achter. Hoe? Door de totale afhankelijkheid die digitalisering creëert: een fikse zonnestorm en de hele wereld ligt plat.”

De digitalisering graaft zich als een mol onze samenleving in. Wat te denken van de conservatoriumopleidingen. “Via iTunes, Spotify en Youtube halen ze ook daar miljoenen liedjes binnen, maar omdat de gehele context ontbreekt, weten ze niets van die muziek. Deze ontwikkeling heeft nog meer slechte kanten, onder meer omdat artiesten er geen geld voor krijgen. Behalve Bruce Springsteen en Stevie Wonder en dat soort mensen.”

Eddy Determeyer

KRUISHOOGTE

We dwalen af: laten we het over jazz hebben. Eddy Determeyer staat er al decennialang tot op kruishoogte in. Hij volgt nauwgezet alle actuele ontwikkelingen, schrijft erover, geeft er zijn mening over, is op alle plekken waar de stormbal wordt gehesen. En dan plotseling wordt hij eindredacteur van Doctor Jazz Magazine, een driemaandelijks tijdschrift voor liefhebbers van traditionele jazz uit de periode 1900-1955. Bij het bekend worden van dit nieuws fronsten sommigen de wenkbrauwen: die Eddy toch. De eindredacteur zelf geeft grif toe “dat het wereldje van dixielandliefhebbers” niet het zijne is. “Ik ben er wel achter gekomen dat de meesten van hen niet op de hoogte zijn van oude-stijljazz. Ze weten niets van New Orleansmuziek, de enigen die ze kennen zijn Jelly Roll Morton en Bix Beiderbecke. Een man als Robert Veen (o.a. freelancemusicus, leraar, mentor, twee jaar geleden overleden, rvdh) heeft bij de verbreiding van die kennis een grote rol gespeeld. Hier in Nederland had je op het gebied van oude stijl heel lang alleen maar de Dutch Swing College Band, al was hun terrein al iets breder.”

“Oorspronkelijk was Doctor Jazz een blad voor verzamelaars van 78-toerenplaten. Onder mijn voorganger Ben Kragting werd de inhoud al een stuk krachtiger en sinds mijn komst in maart 2015 definiëren we nu de klassieke jazz tot 1960. Dus tot en met de bebop, de cool jazz en Third Stream. Het zwaartepunt van Doctor Jazz is nu wat meer naar deze richtingen geschoven. Ik heb de aanpak wat journalistieker gemaakt, omdat ik het ook belangrijk vind wat elders in de wereld wordt geschreven. Het Darmstadt Institut levert me nogal wat nieuwtjes op. En ook The New York Times is voor mij een belangrijke bron.

“Artikelen voor Doctor Jazz komen gewoon op me af. Meestal is er meer dan genoeg kopij. We hebben een stuk of vijftien mensen die schrijven. De meeste medewerkers zijn hier langer dan ik, ik ben een van de broekjes. Ate van Delden is – het zal niet veel schelen – al vanaf het begin bij Doctor Jazz betrokken. Mijn taak is van al die kopij iets te maken. Niemand wordt betaald, behalve de lay-outer en de drukker. Ik doe veel in mijn eentje, onzichtbaar werk. En dan mis je nog zaken. Aan redactievergaderingen heb ik niet zo’n behoefte. Als we samenkomen gaat het meer over technische- en beleidszaken en bijvoorbeeld over cd’s die we uitbrengen. Ik probeer evenwicht aan te brengen tussen de verschillende jazzstijlen. Er duiken in Nederland regelmatig jonge musici op die met oude stijl bezig zijn. Ton van de Zaal en Renske de Boer bijvoorbeeld, jongeren die interessant bezig zijn. Ik vind dat belangrijk. Je moet met jazz evenwichtig omgaan.”

CONCERTZENDER

Behalve zijn werk voor Doctor Jazz Magazine is Eddy Determeyer muziekrecensent voor het digitale jazztijdschrift Draaiomjeoren en programmamaker voor de Concertzender. Holiday for Hipsters heet het programma, waarin hij platen uit de jaren dertig, veertig en vijftig voorbij laat komen. “En blues en latin, gewoon goeie shit, met platen met nooit minder dan viereneenhalve ster. Plus Het Grote geluid, dat aan big bands is gewijd. En series. Bijvoorbeeld Honderd Jaar Jazz of een serie over brassbands. Een uur programma is een dag werk. En cd’s bespreken is een intensieve job.”

Eddy Determeyer

Vroeger, dat was in de jaren tachtig en negentig, werkte Eddy Determeyer zeventig uur per week. “Recenseren voor het Nieuwsblad van het Noorden kostte me al vijftig uur. Dat doe ik niet meer. Soms schrijf ik een groot verhaal voor Doctor Jazz, soms voor Draaiomjeoren. Bijvoorbeeld over een reis naar New Orleans. Ik ga nu naar Kansas City, Memphis en New Orleans om mensen te spreken die de vooroorlogse jazz nog hebben meegemaakt. En ik ben ook nog bezig met een serie Kerk en Kroeg. De kerk is altijd dualistisch met jazz omgegaan. Voor de brassbands aan het einde van de negentiende eeuw waren de kerk en de brandweer belangrijke sponsors. In de daaropvolgende jaren tien en twintig werden ze verketterd, in de jaren veertig van de vorige eeuw waren er vele dansavonden in patronaatsgebouwen en zo. Sindsdien gaat het wel weer met de wat oudere jazz. Ik onderzoek nu waar muziek is gaan swingen. Niet in de jazz, eerder in de boogie-woogie; eerder in de kerk dan op het podium. Jazz swingde voor het eerst in Chicago en pianist Jimmy Blythe was de eerste swinger.”

Swing, daar weet Eddy Determeyer alles van. “Ritme moet veren tussen het metronome ritme en dat wat wordt gespeeld. Boogie-woogie en gospel-art uit de jaren twintig waren de eerste muziek die swingde. Zo horen ragtime en marsmuziek ook bij elkaar. Een van de redenen waarom mensen naar popmuziek gingen luisteren was omdat die ook een dansrage in zich droeg. Swing en rhythm&blues hebben mijn voorkeuren. Ik heb ook altijd veel geluisterd naar de radiozender AFN. Die zond altijd big-bandprogramma’s uit. Waar ik ook een enorme liefhebber van ben is Sun Ra. Ouderwets eigenlijk”, lacht hij.

JOHN TCHICAI

“Toen ik studeerde in Delft, was daar een jazzclub die onder andere Theo Loevendie, John Tchicai, Mal Waldron, Piet Noordijk en Dick van de Capelle programmeerde. De traditionele jazz ben ik toen een beetje uit het oog verloren, maar daarna kwam die liefde weer terug. Hier in Groningen spelen bandjes vrijwel geen mainstream, praktisch alles is hedendaagse geïmproviseerde muziek. Ze krijgen wel degelijke beboples van Joris Teepe en zijn maten. Als je in Cantina komt hoor je Jorrit Westerhof en zo, hedendaags dus. Rotterdam laat veel wereldmuziek horen, Amsterdam is ook georiënteerd op niet-westerse vormen. Die internationalisering van de jazz is leuk. Het is alleen maar gunstig dat mensen zo met elkaar werken, ook na hun studie. Turken, Zwitsers, Israëliërs. Uiteraard komen er op dit moment meer vluchtelingen naar Nederland. Alle rassen moeten elkaar bespringen.”

Eddy Determeyer (voorgrond) met Gary Lucas (tweede van rechts) op 25 april 1990. Foto Anko C. Wieringa

Eddy Determeyer begon zijn carrière in de jazz toen hij stopte als projectcoördinator van jongerencentrum Chappaqua in Groningen. “Dat was een psychedelisch jongerencentrum, waar veel werd geblowd. Er werd onder meer jazz en theater geprogrammeerd. Toen ik daar twee jaar draaide, vroeg Het Nieuwsblad van het Noorden of ik een stukje wilde schrijven. Dat heb ik gedaan en toen kwamen er nog een paar duizend. Ik ben gaan freelancen, onder meer voor Avenue, Playboy en Penthouse. Voor een half uurtje Ike Turner interviewen naar aanleiding van zijn boek Takin’ Back My Name ving ik 3500 gulden. Dat was wel exceptioneel, ja. Voor het Nieuwsblad van het Noorden heb ik negentien jaar gewerkt.”

In de jaren zeventig en daarna werkte Eddy Determeyer ook voor de tijdschriften JazzPress, JazzNu (de papieren uitgave, rvdh), Block, Jazz en Jazzism. Voor een blad over harmonie- en fanfaremuziek schreef hij ook nog een tijdje, evenals voor Music Maker. “Nu alleen nog Draaiomjeoren en Doctor Jazz”, lacht hij.

DORSEY BROTHERS

Rond zijn negende kwam Eddy Determeyer in aanraking met jazzmuziek. “Het kan ook op mijn achtste of tiende zijn geweest. De moeder van een vriendje had een pickup voor 45-toerenplaatjes. Ik kwam regelmatig bij dat buurjongetje over de vloer. Ze hadden plaatjes van het label Bell, een van de eerste die singeltjes uitbracht. Niet alleen op jazzgebied overigens. Ik hoorde er onder andere de Dorsey Brothers, was te gek! Ik luisterde vanaf toen ook naar de radio, de programma’s van Pete Felleman, naar AFN, The Voice of America zond elke avond uit. Ik ben geboren in Den Bosch, daar was toen geen live-jazz te bespeuren. Op 14-jarige leeftijd moest ik naar een kostschool in Sittard, het bisschoppelijk college. Ik heb in vier jaar tijd op drie kostscholen gezeten. Dat heeft wel gewerkt, ik heb er een levenslange haat tegen ontwikkeld. Toen ik in Nijmegen in militaire dienst was, had je daar de Stellakelder. Stond een jukebox met blauwe Blue Note-singles. Bud Powell en zo. Was de hipste tent van Nijmegen. Maar ook hier geen live-jazz. Die hoorde ik pas bij Novum in Delft, waar ik tussen ’62 en ’68 Vliegtuigbouwkunde studeerde. Bij Novum Jazz, waar ik een van de oprichters van was, was elke week live-muziek te beluisteren. Voor studenten die allemaal techniek studeerden en niets hadden met cultuur.”

“In Delft studeerde ik vliegtuigtechniek. Na drie jaar was het wel duidelijk dat dit niets werd, omdat muziek ervoor in de plaats was gekomen. In Arnhem had je toen de Christelijke Jongemannen Vereniging, die een modern popcentrum moest worden. Daar heb ik precies een maand gewerkt. Ook nog even voor de provinciale Jeugdraad en voor Free Village in Eerbeek. In Arnhem heb ik alles bij elkaar een jaar gewerkt, daarna ben ik gaan solliciteren in Groningen en kwam ik in 1969 bij Chappaqua terecht.”

Eddy Determeyer

LIVERY STABLE BLUES

En dat laatste betekent dat Eddy Determeyer al bijna vijftig jaar in Groningen woont en werkt. En beschouwt; zeker de laatste jaren sinds het allemaal niet meer zo hoeft. Zoals lekker voor zijn plezier bepaalde bijeenkomsten bijwonen. Hij deed dat op zondag 26 februari van dit jaar, toen in Groningen werd herdacht dat op de dag af honderd jaar geleden de eerste jazzplaat, Livery Stable Blues van de Original Dixieland Jazz Band op de markt kwam. “Een van de allereerste platen met geïmproviseerde muziek. Na deze opname kwamen er allerlei mystificaties, onder meer van cornettist Nick La Rocca. Jazz was in zijn beginperiode een diffuus begrip. De eerste twintig jaar van zijn bestaan werd er niet over geschreven. De Belg Robert Goffin was zo rond ’30, ’31 de eerste, maar toen bestond de jazz al dertig jaar.”

RINUS VAN DER HEIJDEN
beeld GEMMA VAN DER HEYDEN

 

www.doctorjazz.nl

Previous

Spotify Peter Beets

Next

Han Bennink dé promotor van de voorwaartse beweging

2 comments

  1. Deze Eddy Determeyer neem je toch niet serieus? Heeft ooit eens een recensie geschreven over U2 (optreden ergens in Groningen eind jaren ’70) en schreef dat U2 niet kon tippen aan onder andere The New Adventures en Jan Rot….

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook