De datum van 1 november nadert en dat betekent voor veel muziekliefhebbers een belangrijke aantekening in hun agenda. Want dan begint het festival November Music. Dit twaalfdaagse evenement wordt geopend met het Bosch Requiem met de titel ‘Laatste Woorden’. Componist/gitarist/instrumentbouwer/docent Aart Strootman nam dit jaar de moeilijke taak op zich het zevende Bosch Requiem gestalte te geven. Een dodenmis die tegelijk een reflectie op het leven verbeeldt.
Cello Octet Amsterdam, vier slagwerkers van Mallet Collective, het minimal-music ensemble TEMKO, basgitarist Fred Jacobsson en gitarist Aart Strootman en de alt/mezzosopraan Fanny Alofs en sopraan Rianne Wilbers; het wordt de afwijkende en verrassende bezetting voor een requiem, in de christelijke rite een dodenmis. Maar bij het Bosch Requiem 2023 kan er nog meer buiten de lijntjes worden gekleurd, want de vorig jaar april overleden zanger en componist Jan Rot zorgde voor het libretto, letterlijk zijn laatste woorden. Dat schreeuwt om uitleg.
“Je kunt je afvragen of het ethisch verantwoord is dat iemand op zijn sterfbed zo’n tekst gaat schrijven”, legt Aart Strootman (1987) uit. “Speciaal is dat Jan Rot dat wel wilde doen. We hadden al in 2021 contact hierover. Jan zei toen dat hij er pas aan wilde beginnen als hij geen vooruitzichten meer had. We zijn een paar maal bij elkaar gaan zitten, ook een keer met Bert Palinckx, artistiek directeur van November Music erbij. Ik was al van plan Ein Deutsches Requiem van Johannes Brahms in mijn concept te betrekken. Dat telt negen delen. Toen Jan een paar weken voor zijn overlijden de partituur voor Laatste Woorden inleverde, bleek deze ook uit negen delen te bestaan. En toen lag de uitwerking van het Bosch Requiem er ineens.”
“Ik ken het stuk van Brahms heel goed. Er zit een soort koppeling tussen de hoekdelen in. Toen ik de tekst van Jan las dacht ik: het zijn ook negen delen, maar ik ga er niet mee werken zoals die in Ein Deutsches Requiem. Bij mij zijn ze meer doorgecomponeerd, het zijn geen spiegeldelen. In principe stroomt de muziek meteen door. Deze week starten we met de tutti-repetitie. Ik kan bijna niet wachten om te horen hoe waarmee ik heb gestoeid, klinkt.”
“Tijdens de aanloop naar Laatste Woorden dacht ik: ik werk eerst het instrumentale gedeelte af en ga dan pas met de tekst aan de gang. Zodoende ben ik eind vorig jaar pas echt gestart met het componeren. Jan liet mij weten dat ik met zijn tekst mocht doen wat ik wilde. Hij had één restrictie: de tekst moet verstaanbaar zijn tijdens de uitvoeringen.”
Daarmee kwam Aart Strootman bij de formele invulling van het requiem. Want toen hij de compositieopdracht kreeg van November Music (NM) liet hij de directie meteen weten dat zijn ambitie “wat groter was dan gebruikelijk.” Waarop artistiek directeur Palinckx liet weten dat hij een echt groot werk wel zag zitten. Maar nu de voornemens van Aart Strootman werden geconcretiseerd, rees de vraag of een en ander wel paste binnen het NM-budget. Een symfonieorkest was niet nodig, maar een bezetting van zestien personen wél. Zowel November Music als Jan Rot gingen onmiddellijk akkoord met Strootmans voorstel. “Op dat moment moest ik gaan bekijken wie het requiem vorm gingen geven,” zegt de componist. “Wat ik al heel lang zeker wist was, dat ik met een cello-octet wilde werken. Mijn requiem heeft uiteindelijk een zeer onalledaagse bezetting gekregen. Dat strookt met mijn credo: ik componeer niet voor instrumenten, wel voor de mensen erachter.”
Tot die instrumenten behoren twee kernen: het cello-octet en vier slagwerkers. Ze kunnen de droefenis van een dodenmis heel dicht benaderen. Is die keuze ook zo tot stand gekomen? “Jazeker, beide instrumentgroepen hebben een duister karakter. Er zit per definitie een bepaalde melancholie in deze instrumenten. Daar heb ik dan ook een redelijk gebruik van gemaakt. De basisklank is midden-laag en daar heb ik de stemmen overheen geplaatst. Laatste Woorden als titel zijn ook echt Jan Rot’s allerlaatste woorden: ‘Ik blijf bij je, ook nu ik er niet meer ben’. Waarmee dit requiem meteen een troostrijke reflectie op het leven is geworden. De stem van Jan wordt nu vertolkt door de sopraan en alt-mezzosopraan. Dit wil ik per se zo. Het maakt het hartstikke spannend en uitdagend voor mij, want het merendeel van het requiem is instrumentaal.”
“De tekst die Jan inleverde beslaat zo’n drie A4-tjes. Jan en ik hebben het heel veel gehad over de vorm van het requiem. Eigenlijk is het Credo het interessantste deel uit een dodenmis. Ik heb Jan gevraagd geen al te lange teksten te schrijven, maar kernachtige gedachten als een soort credo’s. Bij de vaste delen van een mis is dat niet anders. De teksten van Jan zijn soms heel letterlijk. De muzikale gebaren zijn echt gekoppeld aan wat ik in de teksten vond. In het slagwerk ben ik iets meer gaan veranderen. Aanvankelijk dacht ik dat hout heel mooi bij de cello’s paste, maar het hout is metaal geworden. Dat heeft ook te maken met transparantie.”
Biedt zo’n requiem ook ruimte voor eigen interpretaties van de uitvoerenden, voor improvisatie à la jazz wellicht? “Improvisatie speelt een heel belangrijke rol bij mij, maar niet in de zin van bebopschema’s. Het zit veel meer in de instrumenten waarmee ik werk. Ook in Laatste Woorden is sprake van nieuwe instrumenten. Die bouw ik vaak zelf. Met de gedachte: hier is het stuk, hier is het instrument. Een stuk zet ik aan als componist en vervolgens komt de uitvoering. Dat betekent voor mij een uitnodiging als ‘wat kan ik hiermee?’ Improvisatie is dan een heel belangrijke factor. De diverse hoofdstukken van een partituur zetten aan tot onderzoek.”
De nieuwe instrumenten die Aart Strootman bouwde voor Laatste Woorden zijn 75 buisklokken die hij tot in extreme precisie heeft weten te stemmen, zoals hij zelf zegt. “Ik heb ook een zelfgebouwde gitaar, die klinkt als een elektrische barokgitaar met twaalf snaren. Ook bouwde ik houten rekjes waar een soort Post-elastiekjes in zijn gespannen. Die komen zoemend voorbij. De buisklokken zijn zacht van klank als ze met vibrafoonstokken worden bespeeld en komen dicht tegen de klanken van een carillon aan als ze met hamertjes worden bespeeld. De buisklokken heb ik in principe voor dit requiem gebouwd. Elke buis is een noot, dus eigenlijk is er sprake van een modulair instrument. Ik kan er zo 25 bij maken. Je kunt die klokken hangen, leggen en inbouwen.” En daarmee sluit de componist naadloos aan bij wat hij met het bouwen van instrumenten beoogt: die zijn geen doel, maar een middel en hoeven derhalve nooit ‘af’ te zijn.
“Ik ben ooit begonnen op klassieke gitaar, maar de elektrische had ik altijd binnen handbereik. Voor mijn Master-studie ben ik een tijdje in de VS geweest. Daar vroegen ze me waarom ik niet vooral op elektrische gitaar speelde. Er wordt immers steeds meer geschreven voor dit instrument. Ik ben met componisten gaan samenwerken en dan rezen er vragen. Als het gaat om wat een gitaar kan zijn er veel mogelijkheden, maar ze zijn niet onbegrensd. Het kon niet anders dan dat ik eigen instrumenten ging bouwen, specifiek voor wat ik in die stukken nodig vond. Ik wil immers wel nieuwe noten schrijven, maar moet me conformeren aan een instrument dat al wel honderd jaar oud is. Een gitaar is niet bedoeld om daar dingen in te veranderen. Dan moet je eigen instrumenten gaan ontwerpen en dat levert dan nieuwe muziek op. Veel instrumenten zijn totaal plooibaar. Als je er iets anders mee wilt, kun je ze aanpassen.”
In Laatste Woorden is ook sprake van elementen uit minimal-music. “Minimal music is een deel van mijn esthetiek”, zegt Aart Strootman beslist. “Daar ontkom ik niet meer aan. De vroege minimal music vind ik geweldig, later is zij een containerbegrip geworden. Maar er zijn wel ontwikkelingen uit voortgekomen die interessant zijn. Er loopt een directe lijn naar het minimalisme uit de jaren zestig. Bij mij gaat het nu over groove, die ik graag in mijn werken schrijf. Binnen dat geluid kun je bijvoorbeeld ritmes leggen. Daar heb ik anderhalf jaar naar gezocht.”
Groove, buisklokken en Ein Deutsches Requiem. Je zou bijna zeggen dat die nauwelijks of wellicht helemaal niet met elkaar in overeenstemming zijn te brengen. “Die buisklokken simuleren kerkklokken”, zegt Aart Strootman. “Dat zijn wel geluiden die echt met de katholieke rite samenvallen. En die hebben weer een connectie met rituelen rondom de dood. Ik heb onderliggende ritmes benut om daar een groove op te bouwen. Is wel een brute afslag, ja.”
Laatste Woorden opent de 31 editie van November Music in ’s-Hertogenbosch. Daarna zijn er nog uitvoeringen in Amsterdam, Groningen, Utrecht en Rotterdam. “Dat is echt een zegen”, zegt Aart Strootman. “Het zou zonde zijn als er maar een of twee uitvoeringen zouden zijn. Ik vind het heel bijzonder dat November Music er ook zo over denkt. Er zijn nogal wat organisaties die niet willen delen. November Music zei meteen dat we er de hort mee op moeten. Er werden direct goede partners gevonden, zodat er nu sprake is van een mini-toertje. Misschien zijn festivals ook geïnteresseerd, maar dat is nog niet onderzocht.”
Aart Strootman, die voor zichzelf in Laatste Woorden ook een kleine rol als gitarist heeft weggelegd, is wat betreft muzikale opvattingen én uitvoeringen zo breed als de horizon. Heeft hij zijn ervaringen op dat vlak ook ingezet voor deze opdracht? “Ik denk dat alles wat bij mij wortel heeft geschoten, in dit requiem een plaats heeft gekregen. Wat bijvoorbeeld minimal-musicensemble TEMKO en ik (Strootman was er in 2012 oprichter van, rvdh) esthetisch hebben ontwikkeld komt terug. Want niet elk ensemble weet hoe ik werk.”
Aart Strootman studeerde klassiek gitaar en compositie aan het Brabants Conservatorium in Tilburg, waar hij in 2008 zijn Bachelor in Muziek cum laude afrondde. Tegelijkertijd behaalde hij daar zijn Master in Muziek met de hoogste graad (10/10) en Master in Muziek Theorie. Aan het Conservatorium van Utrecht studeerde hij af als Master of Arts in Musicology. Aart Strootman is zo’n vijftien jaar actief als professioneel musicus en componist. Sinds een jaar of vier geeft hij les aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag waar hij in aanraking kwam met sonologie. “Bij componeren voel ik me het meeste thuis. Voor de ontwikkeling van nieuwe muziek is het belangrijk dat de grens tussen componist, uitvoerder en instrumentbouwer weggehaald wordt. Ik ben als gitarist, in muziekwetenschap en muziektheorie afgestudeerd. Die mogelijkheden lagen er, ik ben de breedte ingegaan en pluk er nu de vruchten van.”
RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA KESSELS