Maarten Hogenhuis rukt op naar de voorste gelederen van de nieuwe Nederlandse jazzgeneratie met zijn overtuigende tweede album ‘Mimicry’. De altsaxofonist getuigt als componist bovendien van historisch besef en benadert jazz uiterst fris.
Met bravoure en overtuiging stond Maarten Hogenhuis in mei 2014 in het Amsterdamse Bimhuis tussen de ervaren muzikanten Anton Goudsmit, Joost Patocka en Jasper Blom. Dat was tijdens de presentatie van het album Krupa & The Genes. Het verschil in leeftijd en ervaring speelde geen enkele rol en het was duidelijk dat deze talentvolle altsaxofonist meer van zich zou laten horen. In datzelfde jaar 2014 debuteerde hij met de indrukwekkende dubbelaar 4/3 waarop hij met zijn kwartet en trio is te horen. Drie jaar later beantwoordt hij met het tweede trio-album Mimicry aan alle verwachtingen.
Op Mimicry staan negen nummers, waarvan zeven eigen composities. Op 4/3 werd al geput uit het overweldigende repertoire van Duke Ellington met Isfahan uit The Far East Suite. Deze keer is gekozen voor The Single Petal Of A Rose en Le Sucrier Velours, twee delen uit de The Queen’s Suite, die naadloos in elkaar overgaan. De suites van Duke Ellington behoren tot diens beste composities en Maarten Hogenhuis speelt alsof ze hem op zijn lijf zijn geschreven. Het welbekende Tea For Two wordt prachtig ingeleid, waarna Thomas Rolff en Mark Schilders aansluiten en de saxofonist met perfecte beheersing van de beboptraditie al het stof van deze standard afblaast.
Behalve uitvoerend is Maarten Hogenhuis ook compositorisch erg getalenteerd, wat zeven frisse en gevarieerde nummers oplevert. Zoals het korte, springerige Coko, opgebouwd uit een aantal akkoordtonen en uitlopend in snelle solo’s, ondersteund door een strak sturende ritmesectie. Daarna volgt de slepende ballad Samuel, die daarna nog wordt overtroffen door Sonder, waarin de melancholische toon van Hogenhuis’ spel volledig tot zijn recht komt.
De balans tussen ballads en snellere nummers op Mimicry wordt gevonden met Vertigo en het flitsend beginnende Three Monkeys. Daarin wordt met virtuositeit in hardbopstijl naar hartenlust gesoleerd. Drummer Mark Schilder en contrabassist Thomas Rolff zijn er wat prominenter aanwezig. The Peter-cat is meer in de traditie geworteld waarbij Hogenhuis’ toon de vergelijking aan kan met de meesterlijke Lee Konitz. In Bucks wordt langzaam de spanning opgebouwd en met strakke tempowisselingen naar de finale toe gespeeld.
De instrumenten worden zonder overbodige opsmuk weergegeven zoals de opstelling in de studio was. Dat levert een direct en ruimtelijk geluid op, wat de luisterervaring er nog beter op maakt. Volgens Maarten Hogenhuis is dit een bewuste keuze geweest, die vervolgens door Joeri Saal technisch optimaal is uitgevoerd. Hogenhuis’ toon is melancholisch en verleidelijk waarmee hij je zo de muziek in trekt. Bovendien getuigen zijn composities van historisch besef van de jazztraditie én een moderne, frisse benadering van jazz. Voeg daar de getalenteerde Mark Schilders en Thomas Rolff aan toe en je hebt een dijk van een plaat.
Met Mimicry bewijst Maarten Hogenhuis opnieuw dat er een jonge generatie is die de jazztraditie in stand kan houden en daar een eigenzinnig, modern geluid aan toevoegt. Binnenkort komt het vierde album Superjazz van BRUUT! Uit, waarop Maarten Hogenhuis ongetwijfeld zijn sax zal laten brullen. Maar ik ben nu al benieuwd naar het derde trio-album en dat mag best wel weer een dubbelaar zijn.
PAUL VAN DUN
Maarten Hogenhuis Trio – Mimicry (2017)
eigen beheer
Maarten Hogenhuis – altsaxofoon
Thomas Rolff – contrabas
Mark Schilders – drums