Artvark bracht in september zijn nieuwe album ‘Mother of Thousand’ uit. Een mijlpaal in het oeuvre van dit eigenzinnige saxofoonkwartet, omdat de werkwijze die tot de plaat leidde, afwijkend was van het concept dat tot nu toe werd gehanteerd. Een concert in Den Bosch liet horen hoe die aanpak resulteerde in adembenemende muziek.
Het is en blijft een intrigerend fenomeen, een saxofoonkwartet. Ze zijn er in dit land in vele soorten en intenties. Van het Nederlands Saxofoon Kwartet en Aurora Saxofoon Kwartet, tot Berlage Saxophone Quartet, Syrène Saxophone Quartet, Double Espresso (vrouwenkwartet), Ebonit Saxophone Quartet en ArtiShock Jazz Saxofoonkwartet. Om er zomaar een paar te noemen. Bovenal is er echter Artvark, dat van alle saxofoon spelende viertallen wellicht de rijkste ontwikkeling heeft doorgemaakt.
Artvark werd in 2004 opgericht, nadat er twee jaar aan voorbereiding aan vooraf was gegaan. Voorbereiding, een facet dat elke stap die Artvark zette in zijn ontwikkeling, consequent zou worden doorgevoerd. Ook nu, bij de totstandkoming van Mother of Thousand. Het kwartet werd door Covid-19 gedwongen zijn heil te zoeken in een studio. Dat werd de zelfgebouwde Eminent Studios in Leiden, waar de vier musici zich anderhalf jaar terugtrokken om aan de nieuwe cd te werken. Verschil met voorheen: werden tot dan de composities thuis voor een deel uitgebroed en in de studio verder uitgewerkt, nu ging Artvark met lege handen de oefenruimte in om daar volstrekt organisch – en dus improviserend – de muziek vanuit het embryonale stadium tot volwassenheid te transformeren.
De eindsom van alle inspanningen is een verzameling nieuwe structuren, geluiden en – nogal eens – bedachtzamer samenstellingen en bases van de stukken. Introspectie komt daarbij om de hoek kijken en dat aspect kwam tijdens de live-uitvoering van Mother of Thousand veelvuldig aan de oppervlakte. Speelt op de cd elektronica, bediend door een traditionele geluidsman een rol, in de Willem II Toonzaal in Den Bosch ging Artvark, bij wijze van experiment, het duel aan met de natuurlijke akoestiek van de zaal. Een proefneming die volledig slaagde.
Artvark liet zich door deze beslissing op zichzelf terug werpen. De muziek was daardoor uitsluitend akoestisch. Slechts in de compositie STNKS, gebaseerd op een animatiefilmpje van Cati en Jan van Hemert, liet Artvark digitale verworvenheden toe. Voor de rest was het voor liefhebbers van saxofoonmuziek smullen geblazen, wat heet: je overmatig volproppen met klanken die vaak ver aan het traditionele geluid van saxofoons voorbij gaan. In datzelfde STNKS namelijk speelde bij de geluidloze en bewegende beelden van een fietsketting, schaar, moeren, bouten, tandwielen, revetten, staalborstel, ijzervijlsel en nog veel meer, Artvark als in een soort soundtrack de muziek eroverheen.
Het animatiefilmpje mocht dan wel spectaculair zijn, de live-klanken van Artvark waren dat nog veel meer. De compositie is zo razend knap in elkaar gestoken dat je slechts verbijsterd kunt luisteren en toekijken. Verbijstering die sowieso als een rode draad door het programma liep. Want op veel meer plekken dook deze op. Neem de manier waarop de vier musici zich binnen elk stuk ‘opdeelden’ en organisch terug- of toetraden binnen het geheel.
Het concert werd geopend met Mother of Thousand, waarbij tenorsaxofonist Mete Erker het intro boetseerde. De andere drie slopen binnen en vormden een unisono koor. De baritonsaxofoon legde het ritme neer, musici traden terug, hetgeen nieuwe klankbeelden uitlegde. In Cataphyll eigende de baritonsaxofoon van Peter Broekhuizen zich een andere rol toe: hij liet de muziek uit de beker via een microfoon het vel van een snaredrum in beweging zetten.
Het merendeel van de composities – Artvark speelde de volledige cd – kende een mathematische behandeling. Groepsspel werd afgezet tegen solo’s, duo’s en trio’s, de musici bewogen zich lopend over het podium om zodoende telkens weer andere akoestische vondsten op te dissen. Stiltes konden steunberen zijn voor de rijkdom van een stuk: een lijntje, lange stilte; kort collectiefje, lange stilte enzovoort. Het leverde een melodieschat op die herinnerde aan de beste dagen van het Liberation Music Orchestra. Temeer ook omdat geen enkele muziekcultuur Artvark vreemd lijkt.
Melodieën zijn bij Artvark al jarenlang kostbare kleinoden. Ze stromen zomaar, onverwacht uit vrije improvisaties en zijn intrigerende voortbrengselen uit Artvarks immer aanwezige fascinatie voor klank. Die werd ook nog eens benadrukt in Inner Circle, waarbij het kwartet zijn reguliere instrumenten terzijde legde en antieke saxofoons omgordde. Afkomstig uit de werkplaats van Adolphe Sax, de uitvinder van de saxofoon, die ze bouwde tussen 1861 en 1866, compleet met originele Adolphe Sax-mondstukken.
Even eigenzinnig was de uitvoering van A Slide’s Nest, gespeeld op vier schuifsaxofoons, gebouwd in 1926 en 1927. Wat een vondst: de glissando-reeksen van deze vreemdsoortige instrumenten riepen een soort droomwereld op en kwamen naarmate het stuk vorderde over als een positief gestemde huilbui. Als je weet dat het bespelen van zulke instrumenten een totaal andere techniek vereist dan hedendaagse saxofoons, wordt ten overvloede duidelijk dat zulk een keuze ook een ander doel dient: deze antieke blaasinstrumenten ontrukken aan de vergetelheid.
De anderhalf jaar die Artvark benutte om uiteindelijk tot dit album te komen, heeft bergen denkwerk vereist. Dat uit zich niet alleen in de structuur van de muziek, ook in de achtergrond van de stukken. Quadrivium bijvoorbeeld. Het stuk is gebaseerd op wetenschap in de zestiende eeuw. In de vrije kunsten bestond toen het quadrivium uit rekenen (het getal), meetkunde (het getal in de ruimte), muziek (het getal in de tijd) en astronomie (het getal in ruimte en tijd). Artvark wil ermee aangeven dat kunsten en wetenschappen niet zijn te scheiden en dat elk van vitaal belang is. Voornoemde vier elementen werden door de vier afzonderlijke saxofoons uitgebeeld.
Artvark slaagt er telkens in zich te vernieuwen. Dat lijkt automatisch te gaan, maar doet dat zo natuurlijk niet. In het begin van deze recensie maakten we al gewag van het begrip ‘voorbereiding’. Dat blijkt uit de vele projecten die Artvark niet uit de weg ging. Van een project rond Maria Callas tot samenwerking met ASKO|SCHÖNBERG, van samenwerking met zangeres Njtam Rosie tot de indierockband Efterklang, van breakdance tot een muzikale vrijage met Philip Glass. Zo kunnen we nog wel even verder razen door het zeventienjarige leven van dit zo bijzonder ensemble.
Maar telkens blijkt dat Artvark de schoonheid van de saxofoon ter discussie stelt. De ervaring die de vier musici met elkaar opdeden zorgt voor een plaatstalen samenwerking, die uniek én nodig is om zulke hogeschoolmuziek te kunnen creëren. Nu, met Mother of Thousand, blijkt opnieuw hoe door een professionele aanpak en vier fantasieën die duidelijk ineen zijn gegroeid, wéér nieuwe muziek is gemaakt.
Het lijkt bijna een godswonder, maar Artvark is nog lang niet aan het einde van zijn emotionele achtbaan. De cd Mother of Thousand houdt de herinnering aan een adembenemend concert zoals dat in Den Bosch, voor eeuwig levend. En die eeuwigheid kent evenmin een einde, want Artvark blijft eeuwig bestaan.
RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA KESSELS
ARTVARK – MOTHER OF THOUSAND
Den Bosch, Willem II Toonzaal, 17 oktober ‘21
Rolf Delfos – altsaxofoon
Bart Wirtz – altsaxofoon
Mete Erker – tenorsaxofoon
Peter Broekhuizen – baritonsaxofoon