Jazz en België is een gelukkige combinatie die veel heeft opgeleverd. Dat geldt voor musici en festivals. Jazz Middelheim en Gent Jazz zijn ook in ons land een vaste waarde, maar dat geldt nauwelijks voor Jazz à Liège. Luik ligt op een steenworp van Maastricht maar in het Franstalige Wallonië kom je met Nederlands nergens. Misschien ligt hier de verklaring voor de onbekendheid want nieuw is dit festival alleszins.
In zes theaters en een grote tent in de binnenstad, alle op loopafstand van elkaar, vonden voor de 29ste keer vier dagen lang 35 optredens plaats, voor een groot deel met de Belgische top, voor een ander deel met Europese en Amerikaanse topgroepen, alles steeds in volle zalen met een flink aandeel van mensen die zich aan de betere kant van de leeftijdsgrens bevinden.
MYSTERY OF KEM
Het festival werd geopend met een van die bij ons vrijwel onbekende goede Belgische groepen, te weten het kwartet van drummer Stephane Galland. Zijn project Mystery of Kem is geïnspireerd door de bijzondere kleur zwart die in het oude Egypte heilig was. Zijn groep met de inmiddels in ons land doorgebroken pianist Bram De Looze speelde de niet al te makkelijk te doorgronden composities met hoge energie, voortgestuwd door de niets ontziende drummer Galland en de kraakhelder spelende De Looze.
Tenorsaxofonist Sylvain Debaisieux hield zich met gemak overeind in dit geweld. De complexe en boeiende muziek van dit kwartet werd in een aantal nummers opgeluisterd door de Indiase fluitist Ravichandra Kulur. Op zich is het al vreemd dat een Indiër wordt toegevoegd aan een door het oude Egypte geïnspireerd optreden, maar jammerlijk was het dat zijn bijdragen een ‘Fremdkörper’ bleven die weinig toevoegden.
Complex is een understatement voor de vocalist, trompettist en elektronicus Phil Maggi. Zijn trio speelde echte free jazz, hard en onnavolgbaar. Toen bij een geluidsexplosie een kudde kamelen voor hun leven wegrende werd het tijd voor iets gezelligs. En gezelligheid was te vinden bij het Sun Ra Arkestra. Sun Ra overleed in 1993, maar zijn orkest werd in zijn geest in stand gehouden door zijn altsaxofonist Marshall Allen. Het Arkestra bestaat nu uit een zangeres en tien mannen op leeftijd, van wie alleen de leider Allen in het originele Arkestra speelde en toen al gegrepen werd door Ra’s ‘cosmic afro-futuristic philosophy’.
GEEN VUURVRETERS
Zo spectaculair als vroeger was het niet meer. Er liepen geen vuurvreters of jongleurs op het podium, dat overigens voor dit orkest al krap genoeg was, maar het vuur van Ra was nog niet gedoofd. Toegankelijker zelfs met alleen swingend big-bandmateriaal waarin Sun Ra zelf ook een meester was. Allen, op een week na 95 jaar oud, verbaasde met zijn verbluffend frisse spel, zijn gegrom en gierend scheurwerk waarmee hij de lieflijke ballad Tenderly open brak tot een vervaarlijk monster.
Je kunt het Arkestra leuk, gezellig, heel goed, maar ook een beetje oppervlakkig noemen. Gitarist John Scofield voldoet ook aan deze kwalificaties, behalve aan die van oppervlakkig. Zijn optreden was een van de beste die ik van hem hoorde. Met een geweldig trio waarin Gerald Clayton met sterke Thelonious-Monk- en McCoyTyner-invloeden aan de piano en het Hammondorgel zat en met Vincent Archer op contrabas en Bill Stewart op drums, speelde Scofield zo vrij als een vogel eigen composities en klassiekers uit het jazzrepertoire.
Scofield is een god voor iedere jonge gitarist, en dat alles met een simpele gitaar zonder een batterij aan loopstations, noise suppressors, multi-effect- en wa-wa-pedalen. Het lijkt ouderwets, maar met Scofield werd een diepzeeduik gemaakt op zoek naar nieuwe kleuren. Hij liet zijn noten zingen als een operaster met het geluid dat uit de diepte van de Mississippiblues opborrelde.
Het was een veelbelovend begin van het festival, dat niet helemaal kon worden vastgehouden op de tweede dag, hoewel het begin en het einde daarvan als knapperige broodjes een sandwich vormden voor de soms tegenvallende vulling. De opening met trompettist Itamar Borochov was zeker een van de verrassingen van dit festival. Deze in New York wonende Israëliër kwam met een prachtig kwartet. Zijn muziek is sterk beïnvloed door Arabische ritmen en tegelijk stevig geworteld in de jazztraditie.
EXTRA VENTIEL
Zijn muziek lijkt in veel opzichten op die van trompettist Ibrahim Maalouf, met name uit diens beginperiode, en net als Maalouf kan hij de Arabische kwartnoten perfect spelen dankzij diens uitvinding van het extra ventiel op zijn trompet. Pianist Rob Clearfield – hij lijkt fysiek en muzikaal op de jonge Uri Cane – reeg de noten tot een netwerk waarin Borochov zijn improvisaties fraai kon uitbouwen.
Pas aan het eind van de avond werd het op een heel andere manier feest in Luik. De Londense groep Ill Considered wordt op internet geafficheerd als ‘seizoensmuziek’. Wat dat betekent is mij niet duidelijk, of het moet zijn dat in Luik het seizoen in mei begonnen is. Het was al laat op de avond, maar tenorsaxofonist Idris Rahman, basgitarist Leon Brichard en drummer Emre Ramazanoglu zetten er vanaf de eerste seconde de beuk in. Rahman scheurde met zijn sax op het donker gehouden podium de muziek aan flarden, het ritme beukte erin zodat alleen weglopen of er volledig in opgaan opties waren.
Het was een enerverend eind van wat verder enigszins laf was, afgezien van de groep Blow 3.0 die geprogrammeerd tussen de feestbands in de grote tent op het plein zeker zo heftig te keer ging. Twee gemaskerde saxofonisten en een gemaskerde drummer, alsof ze op een Luikse ‘Eyes wide shut party’ stonden, speelden een heftige mix van hiphop en drum ‘n’ bass met een onontkoombaar dansbaar ritme.
Rymden, de voortzetting van EST die een maand geleden het Transition jazzfestival Vredenburg op zijn kop zette bleef althans in de eerste helft die ik meemaakte in de grond steken en kwam niet los. Mooi was nog wel het octet van trompettist Fabien Mary. Zijn muziek is een vrij getrouwe weergave van de New Yorkse kleinere orkesten uit de jaren vijftig. Hij speelt geen eigen nummers, maar wel eigen arrangementen die prachtig klinken en herinneringen oproepen aan grote arrangeurs uit die tijd zoals Gerry Mulligan, Johnny Carisi en Gigi Gryce. Een beetje retro, maar wel zo goed dat het acceptabel was. Het mooiste was eigenlijk nog het moment dat Mary alleen met het ritmetrio op het podium stond en in een door Art Farmer beïnvloede stijl een prachtige versie van de zelden gespeelde ballad I Guess I’ll Hang My Tears Out To Dry speelde.
HAILEY TUCK
Ook de uit Austin, Texas afkomstige zangeres Hailey Tuck zocht het in het verleden en zij ging nog een decennium verder terug naar de jaren veertig. Zij bleef echter steken in een gimmick die al snel tegen haar ging werken. Wat zij deed kan alleen als je zuiver zingt, een perfecte timing hebt en toch een beetje je eigen interpretatie aan de muziek van die woelige jaren weet te geven. En dat lukte net niet echt.
De voorlaatste dag was bijzonder omdat drie pianotrio’s die alle model staan voor het traditionele jazztrio van deze tijd, waren geprogrammeerd. Phronesis mocht het spits afbijten en deed dat op een verbijsterend indringende manier. Phronesis staat vaak op festivals, maar is elke keer toch weer net iets anders. Deze groep van contrabassist Jasper Høiby bevat zowel de meesterlijke en superdynamische drummer Anton Eger als de creatieve pianist Ivo Neame, die zijn brede akkoordenspel afwisselt met subtiele watervallen van noten. De sterkte ligt echter vooral bij de vervloeiing van al dat meesterschap tot een uniform geheel, waarin de individuele bijdragen met elkaar versmelten tot een zinderend groepsgeluid.
Bij The Bad Plus ging dat anders. Ook hier is een contrabassist, Reid Anderson, de formele leider, maar waar bij Phronesis subtiliteit het wint van spektakel, is Bad Plus veel grondstoffelijker bezig. Drummer Dave King kan zeker zo hard slaan als Anton Eger, maar mist diens ritmische complexiteit. Verder heeft pianist Orrin Evan, die de na 18 jaar plotseling afgehaakte oprichter Ethan Iversen verving, de groep in een meer basale funky stijl gestuurd.
SHAI MAESTRO
Het laatste trio was van de Israëlische pianist Shai Maestro die het grootste deel van de vele festivalbezoekers in een veel te kleine zaal naar zich toe trok, met als resultaat dat velen wel op tijd kwamen, maar niet meer werden toegelaten. Omdat tijdens het optreden niemand wegging brak er buiten een kleine opstand onder teleurgestelde liefhebbers uit. Dat niemand de zaal verliet was begrijpelijk, want zijn optreden was van grote schoonheid. Maestro staat bekend als een pianist die vloedgolven geluid over de luisteraar kan uitstorten, maar hier liet hij zich voornamelijk van zijn rustige kant zien, met mooi opgebouwde nummers. In dit trio is Maestro duidelijk het focuspunt, en hoewel contrabassist Jorge Roeder en zeker de jonge drummer Ofri Nehemya niet onderdoen voor hun collega’s van Phronesis, blijft dit meer een fenomenale pianist begeleid door een fantastisch duo.
Tussen al dit geweld in hield de Belgische contrabassist Sal La Rocca – die met de Franse gasttrompettist Stéphane Belmondo een perfecte eenheid vormde – zonder problemen met een fraai optreden stand, terwijl de bezoekers die bij Shai Maestro werden weggestuurd hun verdriet in de grote tent verdrongen bij een pittig danslesje van de Lindy Hop, op toch ook wel leuke jaren-veertigmuziek van Cab Calloway en Slim Gaillard.
TOM BEETZ
Foto’s JEANSCHOUBS
(m.u.v. Shai Maestro: Foto TOM BEETZ)
Jazz à Liege
Zeven locaties centrum Luik, 16-19 mei 2019.
John Scofield Combo 66
John Scofield – gitaar
Vincente Archer – contrabas
Gerald Clayton – piano en Hammondorgel
Bill Stewart – drums
Sun Ra Arkestra
Marshall Allen – leider en altsaxofoon
+ 10 musici
Rymden
Bugge Wesseltoft – piano en toetsen
Dan Berglund – contrabas
Magnus Öström – drums
Ill Considered
Idris Rahman – tenorsaxofoon
Leon Brichard – basgitaar
Emre Ramazanoglu – drums
Phil Maggi Animal Wrath Trio
Phil Maggi – zang en elektronica
Xavier Dubois – gitaar en elektronica
Tom Malmendier – drums en percussie
Fabien Mary Octet
Fabien Mary – trompet, leider en arrangementen
Pierrick Pedron – altsaxofoon
David Sauzay – tenorsaxofoon en fluit
Thomas Savy – baritonsaxofoon
Jerry Edwards – trombone
Hugo Lippi – gitaar
Fabien Marcoz – contrabas
Mouras Bernhammou – drums
Itamar Borochov
Itamar Borochov – trompet
Rob Clearfield – piano
Cedric Raymond – contrabas
Daniel Dor – drums
Hailey Tuck
Hailey Tuck – zang + band
Stéphane Galland – Mystery of Kem
Stéphane Galland – drums
Sylvain Debaisieux – tenorsaxofoon
Bram De Looze – piano
Federico Stocchi – contrabas
Ravichandra Kulur – fluit
Phronesis
Jasper Høiby – contrabas
Ivo Neame – piano
Anton Eger – drums
The Bad Plus
Reid Anderson – contrabas
Orrin Evans – piano
Dave King – drums
Shai Meastro Trio
Shai Maestro – piano
Jorge Roeder – contrabas
Ofri Nehemya – drums
Sal La Rocca Quartet feat. Stéphane Belmondo
Sal La Rocca – contrabas
Pascal Mohy – piano en synthesizer
Stéphane Belmondo – trompet
Jeroen Van Herzeele – tenorsaxofoon
Lieven Venken – drums