De bedevaart naar een gewijd park in hartje Antwerpen duurde een lange, lange avond. In dat park verscheen sinds 1969 België’s grootste heilige: Toots Thielemans. Dit goddelijk icoon heeft als definitieve verblijfplaats de hemel verkozen, maar de stoet bedevaartgangers is sindsdien alleen maar gegroeid. Op de gewijde – en inmiddels verschroeide – aarde van dit park sloten twee gerenommeerde jazzorkesten een jaar Thielemans-verering af. Onder een door de op zo’n 33 graden afgestelde zon die de massa doorstoofde jazzpelgrims even dolenthousiast liet zijn als was de buitentemperatuur maar 15 graden geweest.
Juist ja, dit alles gebeurde op Jazz Middelheim, dat zijn 51e editie topzwaar liet worden met het programma-onderdeel Toots Thielemans 100th Aniversary Official Concert. Het sloot de derde festivaldag af, waarvoor twee orkesten de handen uit de mouwen staken: het Brussels Jazz Orchestra (welk ander als je het over België hebt?) en het Nederlandse Metropole Orkest. Beide gezelschappen hadden zich verzekerd van de medewerking van gasten, die zich hadden gedrenkt in de muzikale nalatenschap van ’s werelds bekendste mondharmonicavirtuoos.
De pelgrimstocht begon bepaald indrukwekkend toen na een orkestrale opwarmer van het Brussels Jazz Orchestra zangeres Tutu Puoane zich achter de microfoon nestelde en Body and Soul inzette. Hoe indrukwekkend kun je de jazztraditie dienen als je zo’n klassieker naar het nu kunt vertalen en toch de eerbiedwaardigheid en kracht ervan over den volke kunt uitstrooien. Jammer was dat Tutu Puoane een bescheiden rol kreeg toebedeeld, want ook andere gasten onder wie Philip Catherine stonden te trappelen om Toots Thielemans’ honderdste geboortedag te vieren.
Catherine koos al snel voor zijn eigen klassieker Dance for Victor, waarin hij zijn gitaar noot voor noot en nogmaals noot voor noot zijn zegje liet doen. Dit nummer dwong een eerbiedige stilte af bij het massaal opgekomen publiek. Fraai was ook (Song) For My Lady, dat Toots Thielemans schreef voor zijn echtgenote Huguette Tuytschaever, die zelf aanwezig was bij dit memorabel eerbetoon.
Een ode aan Toots Thielemans zonder mondharmonica, dat kan natuurlijk niet. Daarom was Grégoire Maret speler van dienst bij beide orkesten. Verwacht van hem geen navolging van Toots, Maret benadert het mondorgeltje heel anders. Bij hem overheerst kracht, techniek en vaart; Thielemans zocht het vooral in het intuïtieve, in het intieme, in bezonkenheid. Daarmee kon hij een groot orkest als het BBO met gemak overstemmen. Maret kon en deed dat ook, maar met veel meer volume en daardoor met nauwelijks gelijkenis met Toots. En het BBO? Dat betoonde zich wederom op sommige momenten zo strak als een combo en zo turbo als het in volle bezetting voorwaarts stoof.
Afgezien van een enkele Thielemans’ compositie – uiteraard ontbrak Bluesette niet – werd zijn naam zo goed als niet genoemd. Kennelijk vond men het niet nodig om het Thielemans Jaar af te sluiten met wat reflectie over deze heiligverklaarde Belg of om een kenmerkende anekdote te memoreren. Dat was bij het Metropole Orkest niet anders. Om Maret de hele avond te laten spelen zodat hij met enkele korte onderbrekingen een kleine drie uur op zijn harmonica blies, scheen voldoende om de herinnering aan Toots levend te houden. Maret blies steeds harder en met minder dynamische variatie waarbij zijn geluid een onaangenaam scherp randje kreeg en het ontbreken van emotie in de muziek het verschil met Toots nog duidelijker maakte.
Het Metropole Orkest begon veelbelovend. Het leek een hard swingende avond te worden met een big-bandopening waarin trompettist Rik Mol de hemel open scheurde. Maar al snel zakte het orkest weg in een richting die de meeste jazzliefhebbers als te populair beschouwen. Voor een deel zal dit te wijten geweest zijn aan het feit dat pianist Kenny Werner niet aanwezig was. Omdat zijn vlucht was geannuleerd, zo luidde de officiële verklaring. Maar de geruchtenmachine spuide anders: dat het niet boterde tussen Werner en dirigent Vince Mendoza. De arrangementen van de eerste waren zo ingewikkeld, dat leden van het Metropole Orkest weigerden ze uit te voeren. Mendoza liet dan ook niet na om meerdere keren invaller pianist Hans Vromans de hemel in te prijzen en heel vilein Kenny Werner een prettig verblijf in de business lounge van het vliegveld in Bangkok toe te wensen.
De weinige hoogtepunten van dit veel te lang uitgesponnen optreden kwamen opnieuw op naam van Tutu Puoane die onder meer een mooie uitvoering van Charlie Chaplins Smile voor haar rekening nam.
Tot de climaxen van twee dagen Jazz Middelheim behoorden de optredens van Grand Picture Palace en Aka Moon. Beide Belgische gezelschappen geven alle twee op hun eigen manier nieuwe richtingen aan jazzmuziek. Grand Picture Palace, het octet rond contrabassiste en componiste Anneleen Boehme bevrijdt de hedendaagse jazzmuziek van knellende banden en geeft de luisteraar ruimte in het hoofd om te reflecteren, maar zeker ook om hoop te blijven koesteren voor wat het leven verder brengt. In een eigenwijze bezetting ging Anneleen Boehme met uiterst inventief spel op haar contrabas voor in muziek die krachtdadig swing en improvisatie in nieuwe kaders plaatste. Om nooit genoeg van te krijgen.
Aka Moon had zichzelf uitgebreid met accordeonist João Barradas. Dat was niet per se nodig geweest, want het dertigjarige trio kan het met gemak zelf af. Waarmee niet is gezegd dat de accordeonist niet voor toegevoegde waarde zorgde. Vooral de duetten met altsaxofoon en basgitaar waren imposant. Maar nóg overrompelender was het feit dat Aka Moon, met zijn polyritmische experimenten, nog altijd even fris en vooruitstrevend klinkt als in 1992. Naarmate het concert vorderde steeg Aka Moon naar een hypnotiserende hemel. Het harde, stotende ritme van de basgitaar, het zo in de traditie wortelende slagwerk en de ingenieuze, steeds heftiger op elkaar gestapelde motiefjes van de altsaxofoon; je kon er nauwelijks anders bij concluderen dan dat het muziek van dít moment was.
De accordeon van João Barradas speelde soms tegen de ritmes in, waardoor de dijk aan improvisaties nóg meer zeggingskracht eiste van de drie andere musici. Ze reikten ver, bereikten duizelingwekkende hoogtes en dieptes, waarbij het klimmen en dalen zodanig verliep, dat de muziek immer grijpbaar bleef. Ook voor de niet zo geoefende luisteraarsoortjes. Accenten, van de vetste soort, daar moet Aka Moon het van hebben, maar omdat die gelijkelijk worden verdeeld over de drie musici, verfraaien en verrijken ze de muziek, in plaats van dat ze zouden verstoren.
Kurt Rosenwinkel is al zo’n drie decennia voor velen leidend op het gebied van de jazzgitaar. De Amerikaan kan als geen ander improviseren en dat deed hij op Middelheim dan ook eindeloos. Zijn fantasie om een thema te omspelen kent geen grenzen, waardoor uiteen gerafelde klankvelden ontstonden, die hij zelf nogal eens verstoorde met razendsnelle notenloopjes, altijd in toom gehouden door contrabas en slagwerk. What Is This Thing Called Love ontspon zich als een langzame blues waarbij de gitaar de kans te baat nam om zingend door het metrum te kuieren. Fraai was de Mingus-compositie Self Portrait in Three Colours en het stuk Punjab van Joe Henderson; geheel andere koek.
De emotionaliteit die onontbeerlijk was in het spel van Toots Thielemans vind je onherroepelijk terug bij Philip Catherine. Daarvan getuigde hij al bij de memorial concerten van het Brussels Jazz Orchestra en het Metropole Orkest, maar die emotionele diepgang bloeide helemaal op in zijn trio met gast. Bij deze gitarist telt elke noot, maar die is niet de spiegel die hij zijn luisteraars wil voorhouden. Het gaat er niet om hoe technisch die noten tot stand komen, wel hoe zij samengevoegd tot uiterst genietbare luistermuziek evolueren. Het duurde heel lang voordat Alexandre Cavaliere erbij kwam, maar dat vond deze recensent niet erg. De violist creëerde niet echt een meerwaarde. Dat deed wel Philip Catherine’s korte versie van Sjtsje ne vmerla Oekrajiny, het volkslied van Oekraïne. Wederom emotioneel en aangrijpend.
Jef Neve mocht zijn project Mysterium na de geboorte in 2020 nu op het podium van Middelheim brengen. Dat gebeurde uiterst gloedvol. Schoonheid in zijn puurste vorm, dat heeft de musicus Neve gevormd. Die lag dan ook als een zijden laken over dit concert. Een concert dat ook nog eens werd gekenmerkt door verscheidenheid. Én door de ijzersterke combinaties tussen zowel de musici als de keuze van de stukken. Trompettist Teus Nobel speelde een hoofdrol door de webben van zachtheid die hij spande, waarbij hij zijn instrument tot in de uiterste hoeken exploiteerde.
Jef Neve blijft een bijzondere pianist. Hij mag dan wel elke seconde prominent aanwezig zijn met zijn nadrukkelijke toucher, maar breekt nergens als een stormram de muziek aan gruzelementen. Zijn Mysterium is neergelegd op ondoorgrondelijkheid, een begrip met vaak een negatieve inslag. Maar de mysterieuze ondoorgrondelijkheid van dit project en zijn bedenker ervan staan garant voor aangrijpende en vooral beklijvende muziek.
De laatste van vier dagen festival werd geopend door Flight of the Black Zebra, een coachings-traject van de Deense gitarist Jakob Bro waarin vier studenten van het Conservatorium Antwerpen werden uitgedaagd om boven zichzelf uit te stijgen. Bro speelde zelf mee maar deed dat bescheiden en liet het meeste solowerk over aan trompettist Cedric de Lat. Contrabassist Jasper de Roeck speelde met zijn hard aangeslagen noten in de stijl van Charles Mingus een belangrijke rol voor het groepsgeluid. Het was veelbelovend dat dit kwartet met zo weinig ervaring al op zo’n hoog niveau kan spelen. Al was een volledige set op dit grote podium met af en toe wat inzinkingen misschien toch net iets te hoog gegrepen.
Bert Joris werd begin dit jaar 65. Reden om een feestprogramma aan vast te hangen. Dat werd op Jazz Middelheim het project met de voor de hand liggende titel Bert Joris 65. De trompettist trad aan met zijn zoon Sam, die ook jazztrompet speelt en voor de gelegenheid zijn tien jaar oude octet liet opdraven. Vader Bert is tevens een begenadigd componist, die vooral voor grote orkesten werk schrijft. Sam bewerkte een aantal stukken voor jazzoctet en dat pakte verrassend mooi uit. De flexibiliteit die een octet verschaft kwam zodoende wel heel sterk tot zijn recht. Fraai was My Playground, het openingsstuk van dit concert, waarbij ieder bandlid de gelegenheid kreeg te soleren en zich aldus te presenteren. Dat leverde een dubbel resultaat op, want al deze musici konden als oud-leerling van Bert Joris laten horen hoe hij hun muzikale ontwikkeling heeft gevormd.
Toch zakte na verloop van tijd de kracht van dit concert in. Bert Joris c.s. waren niet de enigen die dit manco overkwam. Een belangrijke reden hiervoor is de duur van de concerten. Op een festival elk concert vijf kwartier te laten duren, is te lang. Het pleegt een aanslag op het uithoudingsvermogen van het publiek. En dat was te merken ook. Het warme weer speelde natuurlijk ook niet mee, want velen hadden zich op het verbrande gras van het Antwerpse park genesteld en sliepen de slaap der rechtvaardigen.
Het trio van pianist Fred Hersch sloot samen met het Desguin Quartet Jazz Middelheim 2022 af. Het uit Antwerpen afkomstige strijkkwartet gaf het pianotrio van de Amerikaan Hersch vleugels. Vleugels die het concert vaak de richting van kamermuziek in drukten. Dat was geen enkel bezwaar, want het vakmanschap van Fred Hersch bewerkstelligde een aangename mix van jazz en klassiek. Dat werd mede in de hand gewerkt doordat Fred Hersch zijn optreden aanhaakte bij de achtdelige Sari Suite, ook de kern van zijn jongste cd Breath by Breath. De muziek had hij gecomponeerd ten tijde van de Covid-pandemie en meditatie was daarbij de inspiratiebron. Meditatie sloeg ook terug op de titel Sari, die mindfulness betekent.
Fred Hersch nam volop de tijd zijn muziek toe te lichten. Hij opende het concert met de suitedelen Awakened Heart en Begin Again. Om vervolgens bij Monkey Mind, Rising,Falling en Mara uit te komen. De suite werd besloten met Pastorale, dat hij baseerde op Kinderszenen opus 15 van Robert Schumann. Hierna werd geput uit ouder werk van Hersch, bewerkt voor strijkkwartet.
In deze veelheid van vormen floreerde Fred Hersch als zelden tevoren. Het concert werd gekenmerkt door uitgekiend vakmanschap, stijl, inventieve improvisaties en wegvluchten van de vaak vruchteloze pogingen om jazz en klassiek samen te brengen. De pianist is super in zachte passages, maar beschikt ook over een onweerstaanbare rechterhand als er met kracht en vuur moet worden gespeeld. Zijn begeleiders, met wie hij kort daarvoor kennis maakte, de Nederlandse contrabassist Clemens van der Feen en de Duitse slagwerker Jonas Burgwinkel gaven geen krimp en dat was al een verdienste van de bovenste orde. De muziek van Hersch meandert namelijk niet: er moet stevig en doortastend aangepakt worden. En dat deed dit duo! Hetgeen ook geldt voor het Desguin Quartet, dat soms zonder het pianotrio zijn eigen gang kon gaan.
Na afloop van het anderhalf uur durend optreden kwam Fred Hersch eerst tot twee keer toe terug met zijn trio, om daarna nog een keer of drie solo achter de piano te kruipen met vertolkingen van onder meer Blue Monk en Round Midnight. De slotakkoorden zaten verpakt in After You’ve Gone, een stuk dat Bessy Smith in 1927 voor de eerste van ontelbare keren populair maakte.
Jazz Middelheim 2022 was een festival in enigszins afgeslankte vorm als je het vergelijkt met voorgaande edities. Er waren dit jaar geen twee, maar één podium. De eetmogelijkheden waren wat ingekrompen en de twee reuze videoschermen aan weerszijden van het podium – zo dienstig aan publiek verder weg van het podium – ontbraken. Middelheim kampt net als zoveel andere initiatieven op jazzgebied met verminderde inkomsten, onder meer door het wegvallen van subsidies. Daardoor lag de nadruk in de programmering vooral op België Jazzland. Maar dat was beslist geen bezwaar, want deze editie van Jazz Middelheim bewees eens te meer dat het jazzmilieu van onze zuiderburen bloeit als een klaproos in een dorre woestijn.
RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s TOM BEETZ
JAZZ MIDDELHEIM
Park Den Brandt Antwerpen, 14 en 15 augustus ’22
Grand Picture Palace
Anneleen Boehme – composities en contrabas
Linde Verjans – viool
Laura Kennis – viool
Rhea Vanhellemont – altviool
Juno Kerstens – cello
Rob Banken – basklarinet
Cedric De Lat – trompet
Berlinde Deman – tuba
Matthias De Waele – slagwerk
Bert Joris 65
Bert Joris – trompet
Sam Joris – trompet
Rob Banken – altsaxofoon
Bruno Van Der Haegen – tenorsaxofoon
Peter Delannoye – trombone
Joppe Bestevaar– baritonsaxofoon
Wout Gooris – piano
Janos Bruneel – contrabas
Jelle Van Giel – slagwerk
Jef Neve ‘Mysterium’
Jef Neve – piano
Jasper Høiby – contrabas
Teus Nobel – trompet
Nicolas Kummert – tenorsaxofoon
Bruno Van der Haegen – tenorsaxofoon
Andy Dhondt – tenorsaxofoon
Pieter Kindt – bastrombone
Brussels Jazz orchestra o.l.v. Frank Vaganée
Nathalie Loriers – piano
Grégoire Maret – mondharmonica
Philip Catherine – gitaar
Tutu Puoane – zang
Metropole Orkest o.l.v. Vince Mendoza
Hans Vroomans – piano
Grégoire Maret – mondharmonica
Philip Catherine – gitaar
Tutu Puoane – zang
Pedro Moraes – zang
Flight of the Black Zebra met Jakob Bro
Jakob Bro – gitaar
Cedric de Lat – trompet
Milan Verbist – piano
Jasper de Roeck – contrabas
Simon van Brandt – slagwerk
Aka Moon
Fabrizio Cassol – altsaxofoon
Michel Hatzigeorgiou – basgitaar
Stéphane Galland – slagwerk
João Barradas – accordeon
Kurt Rosenwinkel Trio
Kurt Rosenwinkel – gitaar
Doug Weiss – contrabas
Gregory Hutchinson – slagwerk
Philip Catherine Trio en Alexandre Cavaliere
Philip Catherine – gitaar
Nicola Andrioli – piano
Bart De Nolf – contrabas
Alexandre Cavaliere – viool
Fred Hersch Trio en Desguin Strijk Kwartet
Fred Hersch – piano
Clemens van der Feen – contrabas
Jonas Burgwinkel – slagwerk
Wolfram Van Mechelen – viool
Ludovic Bataillie – viool
Rhea Vanhellemont – altviool
Pieter-Jan De Smet – cello