Wat maakt een big band tot een goede big band? De muzikaal leider, het repertoire, de samenstelling van het orkest? De vraag dringt zich op na het tweede concert van het Paradox Jazz Orchestra. Op de onderdelen ‘muzikaal leider’ en ‘repertoire’ is het antwoord gemakkelijk: jazeker, dat draagt bij aan de kwaliteit. Maar ‘de samenstelling’? Die vraag beantwoordde het orkest in woord en daad: maakt bij het PJO niks uit.
Het tweede concert van het Paradox Jazz Orchestra had als draagvlak het fenomeen Buddy Rich, de Amerikaanse jazzdrummer die door hele volksstammen wordt gezien als de beste ooit. Van Rich is zijn opvliegende en vaak agressieve aard bekend. Als het hem uitkwam, gooide hij zonder aanzien des persoons bandleden uit zijn orkest alsof het lege bierblikjes waren. Maakte niet zoveel uit, want alle big bands die hij leidde, draaiden immers in eerste instantie om hem.
Het Paradox Jazz Orchestra trad niet alleen met het werk van Buddy Rich in zijn voetsporen, ook aan mutaties in het orkest ontkwam het niet. Al hadden die niets te maken met de opvliegende aard van de bandleider, wel alles met verhindering van bepaalde bandleden. Op een groep van achttien musici waren er deze avond maar liefst zes vervangers nodig. Maar wie of wat erom maalde? Het Paradox Jazz Orchestra in elk geval niet. Het draaide even geolied als tijdens het eerste concert. Zat even strak in zijn vel, kon de enorme diversiteit van het repertoire met gemak aan en raasde even overdonderend door een laaiend enthousiast en uitverkocht Paradox als een maand eerder.
De kwaliteit van het Paradox Jazz Orchestra lijkt daarmee onaantastbaar. En zijn pril opgedane laaiend-geestdriftige liefde bij het publiek eveneens. Muzikaal leider Jasper Staps – wie had het orkest beter kunnen treffen dan hij, die volkomen naturel zijn liefde voor het orkest en die voor het Buddy-Rich-eerbetoon breed uitwaaierend met het publiek deelde – sprak van ‘niet-te-doen-repertoire’. Geen letter van overdreven, maar het PJO logenstrafte zijn woorden met elke noot af. Van uitbraak van groot wild tot fluwelen kaboutervoetjes; het orkest kan kennelijk alles aan.
De arrangementen die het orkest speelde, glommen van de doordachte verrassingen. In Willowcrest dook een trombonesolo op, met daaronder vier gestopte trompetten, om daarna een sopraansaxofoon jankend door de orkestklank te laten scheuren. En in Channel One Suite werden een solo-tenorsaxofoon, twee fluiten en het lage koper tot een onverbrekelijke samenklank gesmeed. Waar daarna nog een kennismakende drumsolo aan werd toegevoegd.
Kennismakend, omdat als je een eerbetoon inricht voor een drummer, de drummer van jouw orkest alle ogen op zich gericht weet. Slagwerker-van-dienst deze avond was Kevin van den Elzen. Als reïncarnatie van Buddy Rich redde hij zich aardig. Hij had uiteraard niet de adembenemende roffeltechniek en snelheid van de in 1987 overleden 69-jarige Amerikaan, maar de jonge, ooit bij een Osse harmonie begonnen slagwerker paste perfect in de nieuwe Buddy-Richklanken die het Paradox Jazz Orchestra zich eigen had gemaakt.
A Tribute to Buddy Rich kwam zodoende over als een lenig vehikel, dat muziek voortbracht die was ontdaan van de stekeligheden die de persoon Buddy Rich kenmerkten, maar van diens muzikale erfenis hoogstaand en nieuw big-bandrepertoire had geconstrueerd. Dat kwam prachtig uit in de klassieker Love For Sale, waar de droefenis die bijvoorbeeld de uitvoering van Billie Holiday markeert, was ingeruild voor een voort walsend arrangement, waarin een solo op baritonsaxofoon en even later op tenorsax de lust in spelen naar het kookpunt joegen. ‘Wat een plezier, wat een plezier mensen’, riep iemand uit het publiek, leider Jasper Staps lachte breeduit en het orkest glunderde.
De soli van veel orkestleden waren navenant: zelfbewust, overrompelende entr’actes in het geheel en steeds weer toonbeelden van volleerd vakmanschap en nauw aansluitende affiniteit met het Paradox Jazz Orchestra en zijn muziek. Jammer was het dat in Basically Blues, waarin de vijfkoppige saxofoonsectie het voortouw nam en waarin – zoals het hoort bij blues – het thema weldadig werd uitgemolken, tenorsaxofonist Guido Nijs er in zijn solo wel wat vette jus overheen had mogen lepelen. Niet een echte wanklank, maar een korte hapering in een machine die eenmaal op gang, niet meer te stoppen was.
RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA KESSELS
PARADOX JAZZ ORCHESTRA – A TRIBUTE TO BUDDY RICH
Paradox Tilburg, 26 februari ‘20
Jasper Staps – muzikale leiding
Daniel Daemen – altsaxofoon
David Romanello – altsaxofoon
Guido Nijs – tenorsaxofoon
Jesse Schilderink – tenorsaxofoon
Jan Menu – baritonsaxofoon
Jel Jongen – trombone
Sander Vets – trombone
Ron Olislager – trombone
Martin van de Berg – bastrombone
Martijn de Laat – trompet
Robin Rombouts – trompet
Teus Nobel – trompet
Koen Smits – trompet
Thomas Welvaadt – trompet
Aron Raams – gitaar
Timothy Banchet – piano
Jos Machtel – contrabas
Kevin van den Elzen – slagwerk
PARADOX JAZZ ORCHESTRA