JazzNu heeft januari 2018 uitgeroepen tot de Maand van de Piano. In 2016 en 2017 kwamen respectievelijk de Maand van de Contrabas en de Maand van het Slagwerk aan bod. De piano krijgt aandacht middels vijf interviews met pianisten, die op de vier zaterdagen van januari en de eerste zaterdag van februari worden gepubliceerd. Ieder van de gekozen musici leverde een specifieke bijdrage aan de ontwikkeling van de jazz- en improvisatiemuziek in Nederland. Guus Janssen beet het spits af op 6 januari. Op 13 januari werd Kaja Draksler belicht, op 20 januari Wolfert Brederode, op 27 januari Albert van Veenendaal en Jasper van ’t Hof sluit op 3 februari de serie af.
Een jazzmusicus die de ruimte wil hebben om in zijn eigen composities weg te dromen, die mooie muziek wil maken en niet zozeer wil shockeren maar wel wil verrassen; muziek zonder poeha, maar wel met een twist. Pianist Wolfert Brederode (1974) heeft een sterk idee van wat hij wil laten horen. Natuurlijk is het jazz-gelieerd, zegt hij, ,,maar ik zit niet vast een een bepaalde stijl, er zijn veel verschillende invloeden die je in mijn muziek kunt voelen.’’ En dus is het niet gek om bij het beluisteren van Brederode’s muziek het ene moment een vleugje Scriabin te horen en het andere moment in de verte een melodie à la de sfeer van Paul Bley te herkennen.
Als kind hoorde Wolfert Brederode (1974) vrijwel uitsluitend klassieke muziek. Dat was niet zo gek want in zijn ouderlijk huis werd vrijwel uitsluitend klassieke muziek geluisterd, terwijl zijn grootvader altviolist was in het Haagse Residentie Orkest en later directeur van het Kurhaus en zijn grootmoeder zangeres. Als jongetje kroop hij al achter de piano, een Perzina met aan beide zijden kandelaars. Hij deed dan alsof hij de noten kon lezen; het was een soort improviseren avant la lettre. Rond zijn zevende ging hij op pianoles bij een oudere dame die een bijzondere voorkeur had voor Russische muziek. Dat bleek een zaadje dat werd geplant in zijn muzikale bodem, want al snel ging de jonge Wolfert op de radio op zoek naar Radio Warschau en Radio Moskou om te luisteren naar de Russische klassiekers. ,,Tijdens de pianoles begon ik soms te improviseren, maar dat vond mijn juf verschrikkelijk.’’
VIOOL
Na een korte periode viool te hebben gespeeld, koos de kleine Wolfert definitief voor de piano. “Ik vond het waanzinnig, zoveel mogelijkheden en klanken de piano bood. Ik heb overigens wel een zwak voor strijkinstrumenten gehouden. Dat hoor je duidelijk aan mijn spel op de piano. De toon die je nog kunt vormen nadat je een toets hebt aangeslagen. Veel pianisten kijken boven de pianonoten uit, ze beschikken over een soort helicopter view.” Nadat hij afscheid had genomen van zijn eerste pianolerares kwam hij bij een leraar terecht, die hem ook met popmuziek en synthesizers in aanraking bracht. Vóór het Koninklijk Conservatorium in Den Haag bezocht bij de muziekschool in Leiden. Hij studeerde in 1996 af in Den Haag.
De klassieke ervaringen uit zijn jeugd hebben een onherroepelijke stempel op zijn muzikale ontwikkeling gedrukt, beseft hij. ,,Maar ik had ook een oom die helemaal gek was van jazz. Toen ik daarmee kennis had gemaakt, ben ik jazz-cd’s in de bibliotheek gaan lenen. Ik had totaal geen begrip van stijlen. Ik keek op de hoes en nam de cd dan wel of niet mee. Eigenlijk was alle muziek, ongeacht welke stijl, die ik in die tijd hoorde oké, zolang ik het maar mooi vond.’’ Vlak voordat hij naar het conservatorium ging, kwam hij in aanraking met pianist Rob van Kreeveld. “Ik begreep niets van wat hij deed. Maar Rob verdiepte mijn belangstelling voor jazz. Uiteindelijk heb ik alles zelf moeten ontdekken.” Techniek is voor Wolfert Brederode “zeer belangrijk. Ik zie haar als een woordenschat die je nodig hebt om een klank te maken. Techniek is voor mij echter een middel, geen doel. Op het conservatorium moest ik van die snelle bebopstukken spelen, maar daar lag mijn hart niet.”
Klassiek speelt nog altijd een grote rol in het leven van Brederode. “Mijn techniek onderhoud ik door thuis klassiek te spelen, Bach bijvoorbeeld. Puur voor mezelf. Ik ben er mooier en verfijnder door gaan musiceren. Bovendien levert het mij nieuwe ideeën op. Als ik me soms wat minder met klassiek bezig houd, merk je dat onmiddellijk in mijn spel op het podium. Deze focus werkt heel erg door in mijn eigen trio en andere ensembles waarin ik speel. Ik luister ook veel naar klassiek, trouwens als het daarom gaat luister ik alles door elkaar.”
VRIJHEID
Is er een bepaalde verhouding tussen de rol van solist en die van begeleider? “Voor mij is het verschil niet zo groot. Als begeleider neem ik veel vrijheid. Wat mij aantrekt in het spelen met anderen is dat ieders rol niet vast omlijnd is. Dát boeit mij. Komt voort uit mijn vroege voorkeur voor Bill Evans en contrabassist Scott LaFaro. Deze laatste speelt niet de grondtoon, maar soleert mee. Dat is belangrijk voor het hele stuk.”
Na zijn Haagse conservatoriumstudie ontstond de bijzondere ‘Brederode-klank’, muziek met een sterk jazzkarakter, maar tegelijkertijd schatplichtig aan tal van grote Russische en Franse klassieken. Het resultaat is een volledig eigen muziek, bijna impressionistisch met voorzichtige melodielijnen waartussen de luisteraar zelf van alles bij kan denken en waarin zijn medemusici voorzichtig andere kleuren en vormen invullen. Brederode speelt geen noot teveel en soms lijkt het alsof hij een partituur in zijn hoofd heeft, waarvan hij slechts af en toe een stukje speelt.
,,In het trio waarin ik nu speel (het Wolfert Brederode Trio, red) is het weglaten van noten heel belangrijk, er moet niet teveel informatie van tevoren vastliggen, iedereen moet de mogelijkheid krijgen om zelf de ruimte in te vullen. Belangrijk is dat we alle drie, Gulli Gudmundsson op contrabas en Jasper van Hulten op drums dezelfde muzikale esthetiek hebben. Ik bepaal dan wel welke muziek we spelen en het zijn grotendeels mijn composities, maar ik leg mijn bedoelingen nauwelijks met woorden uit. We begrijpen elkaar volledig, kunnen met elkaar lezen en schrijven. Ik beschouw ons alle drie als schilders die in hetzelfde schilderij hun eigen punten van aandacht creëren. Het gevolg daarvan is dat onze muziek bij elk optreden anders klinkt, hoewel de sfeer van de nummers wel dezelfde blijft.’’
ARVO PÄRT
Die sfeer is misschien wel het belangrijkste handelsmerk van de muziek van Wolfert Brederode. Er is een minimalisme dat doet denken aan Arvo Pärt – die overigens ook uitkomt op hetzelfde ECM-label als Brederode – en het impressionistische van de al eerder genoemde Russische muziek. Het leidt tot een soort eclectische, bijna spirituele muziek die soms meer uit klankimpressies bestaat dan dat het vloeiende composities zijn. Voeg daarbij de subtiele, bijna spaarzame drums van Van Hulten en de vaak romantisch gestreken contrabas van Gudmundsson en je drijft weg in een droomwereld van hemelse sferen. Net als je vreest dat je teveel wegdroomt in Brederodes arcadische landschap zijn er die confronterende momenten in de muziek, die verrassende tik op de drums van Van Hulten of een subtiele ritmewijziging in de contrabas van Gudmundsson die je weer in opperste concentratie laat luisteren. Het is dezelfde intense concentratie als Wolfert Brederode tentoonspreidt tijdens zijn concerten.
Zelf spreekt Brederode graag over zijn muziek als ‘evocatief’. ,,Ik probeer in mijn muziek beelden, gevoelens, gedachten op te roepen. Daarvoor moet ik net als bij meditatie ruimte creëren, met een vergelijkbaar effect als in minimal music. De stiltes in mijn muziek zijn tegelijkertijd een middel en een doel. Even niets doen zorgt ervoor dat je al het andere hoort, waardoor je vervolgens weer de impuls krijgt om verder te gaan. ’’
Wolfert Brederode is een componist-pianist die als een ware ontdekkingsreiziger door de muziek gaat. Daarvan getuigen ook zijn plannen voor de korte en langere termijn. Op zaterdag 3 februari start de tour van ‘Musings from the Lowlands’, een gezamenlijk project van zijn trio met pianiste Saskia Lankhoorn tijdens het Sound of Europe-festival in het Chassé theater in Breda. Dit dubbelconcert is geïnspireerd op de ‘lage landen’ en biedt volgens het programmaboekje ‘vanuit hun eigen muzikale visie en achtergrond een programma dat toegankelijk is maar ook vervreemdend en filmisch’.
EERSTE WERELDOORLOG
Een zeker zo interessant project verraadt Brederodes bijzondere belangstelling voor geschiedenis. Dit jaar is het honderd jaar geleden dat de Eerste Wereldoorlog werd beëindigd. Samen met drummer Joost Lijbaart en het Matangi Quartet werkt hij aan een suite van tien delen waarin de destructie en wederopstanding rond die oorlog centraal staan. ,,Het wordt een soort contemplatie over de destructieve kant van de mens, maar ook over diens veerkracht in de jaren daarna. Dat interbellum, die periode tussen de Eerste en Tweede Wereldoorlog is woest interessant, ook muzikaal. Denk bijvoorbeeld aan Kurt Weill, Paul Dessau, Poulenc en Satie. Overigens ben ik altijd enorm geïnteresseerd geweest in hedendaagse geschiedenis; toen ik ging studeren heb ik me ingeschreven bij zowel het conservatorium in Den Haag als bij geschiedenis in Leiden.’’ Brederode ging geen geschiedenis studeren; ‘nóg niet’, zegt hij nadrukkelijk
Of al die nieuwe plannen nog niet genoeg zijn, werkt Wolfert Brederode ook aan de voorbereidingen voor een concertreeks met gitarist Raphael Vanoli, waarin hij meer de elektronische muziek wil verkennen. ,,We gaan duoconcerten geven en ik ga elektronica toepassen op de vleugel. Ik denk wel dat het een beetje abstracter wordt dan wat ik tot nu toe heb gedaan.’’
Voor Wolfert Brederode houdt zijn muziek niet op bij zijn huidige trio en de lyrische muziek die het maakt. Hij blijft de wereld van klanken en experiment verkennen, er is altijd iets nieuws, iets verrassends achter de horizon. Dat wil niet zeggen dat hij zijn trio op korte termijn gaat veranderen. ,,Je moet heel erg oppassen om iets goeds te doorbreken.’’ ,,Maar’’, zegt hij, ,,Ik hoop wel dat ik in de toekomst naast het werk met ons trio met anderen kan blijven samenwerken.’’
FAVORIETE INSTRUMENT
Rest nog de vraag of Wolfert Brederode al een favoriet instrument tegen het lijf is gelopen. “Ik was eens op de Bechsteinfabriek in Duitsland. Daar stond een vleugel… Niet normaal wat daar gebeurde met de boventonen. Het is natuurlijk een cliché om te zeggen dat een Steinway de beste is. Ik ben ook mooie Bösendorfers, Yamaha’s en Kawai’s tegengekomen. Het belangrijkste is dat je vrienden wordt met het instrument. Het mechaniek, de egaliteit van de gebieden, de boventonen, zij bepalen de identiteit van het instrument. Daarom vind ik elektrische piano’s zo vreselijk. Die kennen geen boventonen en kunnen daardoor niet mengen met andere instrumenten. Steinway en Yamaha hebben kruisbesnaring, daardoor zijn ze soms wat grilliger en eigenzinniger. En ja, soms spreekt me dat aan. Als ik ergens speel en ik ken de piano niet, dan vraag ik of ik wat eerder kan komen. Ik wil vrienden worden, nietwaar? Samen hebben we dan een leuke avond.”
JOHAN BOSVELD
Foto’s GEMMA VAN DER HEYDEN