Hij bespeelde dezelfde Martin Committee-trompet als Miles Davis. Tot er een ventiel de geest gaf en hij het instrument ter reparatie aanbood bij een atelier in Brussel. Daar zag hij een ander instrument, waarvan de reparateur zei: ‘Probeer hem maar niet, want dan móet je ‘m kopen’. Natúúrlijk speelde hij erop. En ja, hij kocht ‘m: een Antoine Courtois. Hij heeft ‘m sinds kort en is er lyrisch over. Omdat je er zo mooi hard en zacht op kunt spelen. En dan heeft hij nog een Yahama voor een perfect geluid in big bands en nóg een die hij kocht in New York. En ook zijn eerste trompet, een model Maurice André ligt nog in zijn kast. En misschien ook nog een flugelhorn? Jazeker, die heeft hij ook een, maar daar kent hij geen liefde voor. Klinkt te warm. Nee, geef hem maar een trompet, met al zijn mogelijkheden. Luister gewoon naar Miles Davis en Freddie Hubbard, zo raadt hij aan. Dan begrijp je wat hij bedoelt. Aan het woord is de 31-jarige Jean Paul Estiévenart. Geliefd bij Belgische jazzmusici. De trompettisten Bart Maris en Bert Joris prezen in de kolommen van JazzNu al de kwaliteiten van hun vakbroeder. En nu is hij degene die het JAZZ-tafettestokje in handen heeft en de twintig vaste vragen van deze rubriek gaat beantwoorden. Zijn grootvader, die na zijn werk in de mijn elke dag oefende op zijn lievelingsinstrument, dompelde de nu 31-jarige belofte onder in het geluid van een trompet. En ook was er een oom die trompet speelde en de fanfare die langs kwam. En later Miles Davis. Zijn ‘Sketches of Spain’ brachten Jean Paul Estiévenart voorgoed aan zijn levenslange verslaving.

Waar ben je op dit moment mee bezig?
Met heel veel. Sinds enkele weken is mijn nieuwe cd Behind The Darkness uit. Daarnaast treed ik vaak op met gitarist Lorenzo di Maio. Wij begonnen samen jazz te spelen toen hij zeventien jaar was en ik zestien. Ook met drummer Antoine Pierre treed ik regelmatig op. Hij is ook de vaste drummer in mijn band en is eveneens op Behind The Darkness te beluisteren. Antoine, 24 jaar oud, is dé drummer van dit moment. Geweldig! En het Brussels Jazz Orchestra (BJO) vraagt me vaak als begeleider.

Welke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
Misschien het moment toen Frank Vaganée (leider van het BJO, rvdh) me vroeg te komen spelen bij een project van Enrico Pieranunzi, waarvoor Bert Joris de muziek had gearrangeerd. Was heel stressvol, maar ook prachtig. Een mooie herinnering is ook die keer toen pianiste Nathalie Loriers me benaderde voor een concert tijdens Jazz à Liège. Bert Joris kon niet, waarop hij zei: ‘Vraag Jean Paul maar’.

Waarom doe je graag wat je doet?
Ik hou van muziek en ik hou van mensen. Ik sta graag op het podium en vind het leuk na een concert een praatje aan te knopen met de toehoorders om de energie van het concert met hen te delen. Ik wil een soort familiegevoel opbouwen met de musici én het publiek. Wat ik ook graag doe is in een band spelen die ik niet ken en me dan te laten uitdagen om de muziek beter te laten klinken.

 Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
Op 16-jarige leeftijd, toen ik voor het eerst Sketches of Spain hoorde van Miles Davis. Vanuit mijn klassieke achtergrond dacht ik: wow, dat wil ik ook. Dat mooie geluid van Miles’ trompet, zo emotioneel. Vanaf dat moment probeerde ik ook zo te spelen.

Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
Van de late jaren vijftig van de vorige eeuw. Toen Miles met musici als Tony Williams ging spelen en John Coltrane’s muziek grote veranderingen doormaakte.

Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
Dat was toen ik met een contrabassist in Burkina Faso rondtourde. We hadden tien uur gereisd voor een concert, toen na twee nummers de elektriciteit uitviel. Waarop de geluidsman een saxofoon pakte en er op begon te spelen: vrije jazz uit de jaren zestig. Die man was knettergek. Wij zijn toen maar gestopt en naar ons hotel gegaan.

Waar vind je inspiratie?
In het leven. In praten met mensen, in reizen, nieuwe vrienden maken. Niet in boeken of bij andere musici.

Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
Aanwezig zijn bij de geboorte van mijn dochter Ines. Dat was zó indrukwekkend. Maar ook een concert van Paul Motian zal me altijd bij blijven. Krankzinnig gewoon! Mijn vrouw huilde, zo intens kwam de muziek over. Motian kan je raken met één noot. Hij is absoluut mijn favoriete musicus.

Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
Sketches of Spain dus. Omdat ik daarmee aan mijn carrière als jazzmusicus begon. Als ik tijd heb, luister ik elke maand nog wel een keer naar dit album. Maar een compositie met een speciale betekenis? Dat weet ik niet. Ik houd van de jaren-tachtigmuziek van Miles Davis en ook van zijn periode met John Coltrane. Als je het over composities hebt: van 19 tot 24 februari aanstaande speel ik met het Brussels Jazz Orchestra een project met de muziek van Gil Evans.

Wat neem je altijd met je mee?
Mijn trompet! Ik ben een tamelijk gemakkelijke man, die het niet uitmaakt of hij voor twee dagen of twee maanden de deur uit moet. Ik ga dan niet zoals de meeste anderen speciaal mijn koffer inpakken. Wat kleren en mijn iPad, dat is het wel.

Welke actualiteit heeft je aandacht?
Met politiek wil ik niets te maken hebben. Daar word ik boos van. De politiek beschouwt jazzmusici als showmannen. De jonge jazzscene, vooral die uit New York, die volg ik wel. Sinds 2009 ga ik elk jaar naar New York. Ik beschouw de stad als mijn leerschool. Ik leerde er als Franstalige Belg ook de Engelse taal. Wat ik als trompettist ook prettig vind is dat je in Amerika alles vindt op het gebied van de trompet. Ik speel nu op een Antoine Courtois, een Frans instrument. Maar in Frankrijk kom je niets tegen van wat je nodig hebt.

Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
Oei, dat vind ik moeilijk. Moet ik lang over nadenken. Ik denk Stefan Zweig (Oostenrijks schrijver die leefde van 1881 tot 1942, rvdh). Hoewel ik veel boeken heb, lees ik niet veel. Maar deze man blies me omver. Zijn manier van schrijven heeft me veel bijgebracht, ook op het gebied van muziek.

Wat intrigeert je aan je instrument?
Het geluid en de mogelijkheden. Van mijn opa hoorde ik de eerste trompetklanken. Toen ik een jaar of vier was, logeerde ik vaak bij mijn grootouders. Opa was mijnwerker. Toen de mijnen sloten vond hij een baan voor overdag. Na zijn werk, van vijf uur ’s middags tot acht uur ’s avonds speelde hij dan trompet. Ik luisterde altijd. Een oom was ook trompettist. Ik groeide op in de wereld van de trompet. Toen ik acht jaar was speelde ik al op straat, in een fanfare. Het kan dus niet anders dan dat de trompet een deel van mijzelf is geworden.

Wat heb je geleerd van je muziek?
Heel veel. Als kind maakte ik kennis met verschillende soorten muziek, waarbij ik leerde hoe de techniek in elkaar stak. Van mijn zesde tot mijn zestiende zat ik op de muziekschool om klassiek trompet te studeren. Omdat ik de middelbare school niet afmaakte, kon ik niet naar een conservatorium. Een leraar uit Brussel nam me onder zijn hoede en zo heb ik trompet leren spelen. Vele jaren ging het mij vooral om mezelf uit te dagen. Nu streef ik naar het omgekeerde, naar minder moeilijke dingen. En ik wil in mijn muziek ruimte creëren.

Wat wilde je vroeger altijd worden?
Musicus. Ik wilde graag Maurice André zijn. Hij en Miles Davis zijn mijn twee mentors.

Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
Eigenlijk altijd. Ik wil niet perfect zijn. Ik maak muziek met mijn fouten. Daar heb ik geen vrijheid voor nodig, dat gevoel is naturel. Ik maak me nooit druk om fouten, zeker niet als ik improviseer. Als het fout gaat, zie ik wel of ik de noot nog kan herstellen. Daarbij is het belangrijk dat je met goede musici speelt. Als ik met Reinier Baas speel en ik produceer een verkeerde noot, dan gaat de hele band mee. Dus op die manier kun je nooit falen. Trouwens, in jazzmuziek kun je sowieso niet falen, in klassieke muziek wel.

Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
Vele. Als ik iemand zou moeten noemen die een rol kan spelen in de toekomstige ontwikkeling van de jazz, is het pianist Jason Moran. Voor het verleden kies ik tenorsaxofonist Lester Young. Maar er zijn nog zoveel anderen. Toen ik kennismaakte met het spel van Jason Moran, deed het me niet veel. Wel toen ik hem hoorde met Paul Motian en Chris Potter. Toen pas hoorde ik zijn vrijheid. Dezelfde als die van Lee Konitz en vroeger Lester Young bij Miles Davis.

Met wie werk je graag samen?
Met Reinier Baas, die ik eerder al noemde. En ook met Ben van Gelder. Zij hebben beiden hetzelfde concept. Hoe zij altijd moeite moeten doen, elke dag aan muziek denken en hoe haar te laten klinken.

Welke dromen liggen nog voor je?
Musiceren zonder te veel na te denken. En spelen met groten als Mark Turner, Chris Potter, Jason Moran.

Aan wie geef je het Jazz-tafette stokje door?
Aan Antoine Pierre. Omdat hij jong en talentvol is. Zijn projecten zijn al zó diep in de muziek doorgedrongen. Alles bij hem is perfect. Hij is mijn vriend, we communiceren veel als we samen zijn, maar ook als we met elkaar bellen. Als we bij elkaar zijn, is het geen enkel probleem om twee uur lang trompet en drums te spelen.

RINUS VAN DER HEIJDEN
beeld GEMMA VAN DER HEYDEN

www.jeanpaulestievenart.com

 

Previous

JazzNu start serie over drummers

Next

Start Stranger Than Paranoia zet klagers buiten spel

Lees ook