Hij is geïnspireerd door klassieke componisten als Johann Sebastian Bach, Oliver Messiaen en Johannes Brahms. Maar ook – uiteraard zou je bijna zeggen – door jazzmusici als Joe Lovano, Chris Potter en John Scofield. En zeker niet te vergeten de groten uit de jazztraditie. Juraj Stanik (1969, Amersfoort) is de nieuwe stokjesdrager van JAZZ-tafette. Jazzliefhebbers zullen de pianist waarschijnlijk kennen van Five Up High, het Ben van den Dungen-Jarmo Hoogendijk Quintet en Brand New Orleans. Tegenwoordig heeft hij zijn eigen trio en speelt hij duo met trompettist/flugelhornspeler Ack van Rooyen. Juray Stanik is een man van weinig woorden. In dat licht bezien is het een opmerkelijke uitspraak als hij zegt dat hij ‘stukken schrijft, die ik binnenkort hoop uit te brengen bij ECM’. En ook zijn blik op de toekomst mag er zijn: “Het zou mooi zijn als goede muziek weer naar waarde wordt geschat.”


Waar ben je op dit moment mee bezig?
Ik vorm een duo met Ack van Rooyen en werk sinds kort samen met (zangeres) Rachel Gould. Ik ben daarvoor repertoire aan het uitzoeken en ‘gigs’ aan het regelen. Verder schrijf ik stukken, die ik binnenkort hoop uit te brengen bij ECM.

Welke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
Een paar jaar geleden was ik met Ack in Kenia. Ack is behalve een collega ook een dierbare vriend. Dat verblijf in Kenia vond ik bijzonder. Maar ook dit voorval: ik was eens in New York in de club Smalls. Er kwam een man binnen, ging achter de drums zitten en de muziek steeg op. Ik maakte een grapje naar hem: ik wil je kidnappen en mee naar Europa nemen. Bleek hij Brian Blade te zijn!

Waarom doe je graag wat je doet?
Als ik een filosofisch antwoord zou geven luidt dat: omdat het me relatief gemakkelijk afgaat. Ik maak echter muziek omdat dit noodzakelijk is voor mij.

Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
Ik zat op de middelbare school, die ook een conservatoriumopleiding had. Ik studeerde cello. Op woensdagmiddagen was er big-bandrepetitie, waar ik altijd naar toe ging, vaak met (drummer) Wim Kegel. Zo kwam ik in aanraking met jazz. Maar ook als ik op een radiootje naar de Skymasters luisterde, met (saxofonist) Ferdinand Povel. Daar is het allemaal zo’n beetje mee begonnen. Ik was toen een jaar of 17. Ik begon ook naar Joe Zawinul en Weather Report te luisteren, had best een brede smaak.

Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
Iedereen die jazz speelt, is onderdeel van een ontwikkeling. Ik denk soms wel eens hoe gaaf het zou zijn om 52nd Street te hebben bezocht (tussen 1930 en 1950 hét centrum van jazzoptredens in New York. Thelonious Monk vernoemde zijn 52nd Street Theme naar deze beroemde straat in Manhattan, rvdh). Maar dat is fantasie natuurlijk.


Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
Er kwamen behoorlijk wat bizarre dingen langs in mijn leven. Een ervan was toen ik in Pakistan bijna vergiftigd werd. Men wilde het podium insectenvrij maken en dat gebeurde met heel heftig spul. Ik zag iedereen wegrennen en dacht: dan ga ik ook maar mee.

Waar vind je inspiratie?
In klassieke muziek. Bach zeker, maar ook Messiaen en Brahms. Liszt vind ik een twijfelgeval – in bepaalde gevallen vind ik zijn muziek ‘overdone’. Ik ga wel eens met Joris Roelofs en (gitarist) Durk Hijma naar klassieke concerten. Film inspireert me ook – The Florida Project is beslist een aanrader. Ook bezoek ik regelmatig het Fotomuseum Den Haag. Het is fijn om af en toe je ‘mind’ te verzetten. Ik ben vooral auditief ingesteld, maar soms trek ik naar het visuele.

Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
Een podium opklimmen vind ik sowieso spannend. Maar ook toen ik nog niet zo lang geleden werd gebeld door een pianist, een vroegere leerling van me. Ik was net wakker. Hij zei: ‘Ik heb een gig in Dubai. Wil je die van me overnemen?’ Wanneer gaat het vliegtuig, vroeg ik. Anderhalf uur later zat ik in het vliegtuig. Hij had de vlucht nog kunnen overboeken. Kort nadat we waren opgestegen, besefte ik dat ik niet eens een telefoonnummer had van een contactpersoon. Alles is goed gekomen, ik ben daar drie dagen geweest en speelde er met een Italiaanse altsaxofonist, waarvan ik de naam alweer ben vergeten.

Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
Speak Like A Child van Herbie Hancock en Heavy Weather van Weather Report. Vroeger had ik daar een tapeje van, dat ik helemaal grijs heb gedraaid.


Wat neem je altijd met je mee?
Geen idee. Schoenen of zo?

Welke actualiteit heeft je aandacht?
Ik ben niet zo blij met de uitslag van de onlangs gehouden gemeenteraadsverkiezingen. Ik ben bang dat het culturele beleid er onder gaat lijden. Maar ook de zittende macht vertrouw ik niet. Ik heb wel eens de indruk dat we dom worden gehouden. En de vraag dient zich aan: wat is waar?

Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
Oliver Sacks (wereldberoemde neuroloog, rvdh). Ik heb hem een keer mogen ontmoeten en voelde meteen: hij is niet zomaar iemand.

Wat intrigeert je aan je instrument?
Een piano is geclassificeerd als een percussie-instrument. Maar je kunt er ook lyrisch, melodisch en legato op spelen. De klank is heel gecompliceerd. Mensen hebben een bepaald idee hoe een piano moet klinken, maar is dat realistisch?

Wat heb je geleerd van je muziek?
Bijvoorbeeld dat een oud mannetje met een gitaartje en één tand in zijn mond, evenveel zeggingskracht kan hebben als een heel orkest. Verder heb ik geleerd bescheiden te zijn. Ik denk dat het een verdienste is zaken onder de knie te krijgen die niet gemakkelijk zijn. Wat je gemakkelijk afgaat, is dat een verdienste?

Wat wilde je vroeger altijd worden?
Waarschijnlijk politie- of brandweerman. Ik weet het niet. Ik heb er niet echt over nagedacht. Ik wás gewoon.


Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
Falen is iets in relatie tot jezelf. Als anderen jouw muziek ervaren, weet je niet of je faalt. Als je jezelf toelaat te falen, dan faal je niet. Dan faalt het falen.

Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
Musici die de melodie weer opzoeken. Daarbij denk ik aan een leuke uitspraak van Ben van den Dungen: ‘Mensen zitten niet te wachten op iemand die op een podium kruiswoordpuzzels staat op te lossen’.

Met wie werk je graag samen?
Met Frans van der Hoeven, omdat hij vrij en tegelijk ondersteunend is. En Henk Zomer: hij speelt prachtig zacht. In het algemeen speel ik graag met mensen die goed luisteren.

Welke dromen liggen nog voor je?
Het zou mooi zijn als goede muziek weer naar waarde wordt geschat. Ik heb een voorkeur voor mensen die het niet zoeken in veelheid en complexiteit. Zoals ik al zei: melodie in muziek vind ik heel belangrijk.

Aan wie geef je het JAZZ-tafette stokje door?
Aan Cas Jiskoot. Dat is een heel jonge contrabassist, die natuurkunde studeert in Delft. Als jazzmusici dat doen, dan gaan ze de goede kant op. Cas is een talentvol en leuk joch, echt iemand van de jonge generatie. Hij speelt onder meer in het Gijs Idema Trio.

RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA VAN DER HEYDEN

 

www.jurajstanik.com

 

Previous

Mark Haanstra en Oene van Geel: wereld door een gaatje

Next

Kapok op kaboutersokjes naar een radicalere toekomst

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Lees ook