COLUMN
Via de autoradio hoorde ik deze week de mezzosopraan Olivia Vermeulen. Nooit van gehoord. Stom natuurlijk, want ze won pasgeleden een Edison Award in de categorie ‘De ontdekking’ voor haar cd ‘Dirty Minds’ met pianist Jan Philip Schulze. Die was dus aan mij voorbij gegaan. Maar ja, je kunt ook niet alles ontdekken. Mooie stem trouwens, ze schijnt er vijf eeuwen muziek mee te omvatten.
Een prachtige zangstem dus, maar Olivia’s spreekstem mag er ook zijn. Want ze trok pas echt mijn aandacht toen ze ijzersterk uit de hoek kwam bij het beschouwen van de situatie die is ontstaan door Covid-19 en waarin zij en al haar kunstbroeders en –zusters terecht zijn gekomen. Tot het moment waarop ze werkelijk een voor de hand liggende suggestie deed voor nieuwe vormen van geldelijke ondersteuning voor podiumkunstenaars, ontrolde het korte gesprek met presentator Hans Haffmans zich als een aangename causerie tussen twee kunstliefhebbers.
Haffmans verwachte dat het ergste van de pandemie waarin we leven nu wel voorbij was, daarbij aanhakend bij het nieuws van die dag dat de vaccins er nu echt aankomen. Olivia Vermeulen keek daar anders tegenaan. “Ik denk dat het nog lang gaat duren voor de situatie zich weer heeft genormaliseerd. Je ziet dat alsmaar meer orkesten en instanties steeds minder geld hebben, dat is dramatisch”, zo vond zij. Om daarmee op haar punt te komen van een wezenlijke structuurverandering voor de geldstromen binnen muziek en theater. “Er moeten andere manieren komen om muziek te maken en er voor het publiek te zijn. Artiesten zijn nu volledig afhankelijk van de orkesten en zalen waar zij optreden en worden alleen maar betaald voor de momenten dat ze een optreden afleveren. Dat is al zo lang zo, maar dat kost mensen nu de kop omdat ze niet meer kunnen optreden.”
Olivia Vermeulen deed hiermee geen revolutionaire uitspraak, maar het is er wel een om over na te denken, lang en diep. De huidige situatie is inderdaad dramatisch en het drama zal zich alleen nog maar dieper nestelen als er een derde en/of vierde pandemiegolf zou komen. Het is duidelijk dat het huidige systeem van betaling in de podiumkunstensector, met in de slipstream de toekenning van subsidies en sponsorgelden even wankel is als de oplossingen die nu worden bedacht om de crisis onder controle te krijgen. Het is immers al decennia zo: niet werken – geen geld. Wellicht is daar vóórdat de pandemie toesloeg niet zoveel besef over geweest, maar nu het zover is slaat het noodlot elke dag harder toe. Vooral musici – wis en waarachtig ook die uit de jazz- en improvisatiemuziek – en acteurs zijn er de dupe van.
Dat systeem zou overboord kunnen als podiumkunstenaars niet meer afhankelijk zouden zijn van het aantal optredens dat zij verzorgen. Het gesprekje met Olivia Vermeulen was te kort om van háár mogelijkheden te horen of zij daar suggesties voor heeft. Wellicht kent zij die ook niet. Maar de richting waarin zij wijst is een waarachtige. Geef kunstenaars bestaansrecht middels geldelijke toekenningen die niet meer afhankelijk zijn van hun bekendheid, van financiële omstandigheden waarin concertzalen en podia verkeren, van de stand van de economie van het land waarin zij werken.
Hoe daar handen en voeten aan te geven is een open en vooral een grote vraag. Maar het is er wel een die waard is om serieus te worden genomen. En er over te gaan brainstormen hoe in die richting nieuwe wegen kunnen worden gevonden om de bedelstaf die nu in de handen wordt gedrukt van vele podiumkunstenaars, voorgoed uit diezelfde handen te slaan. Olivia Vermeulen gaf aan het einde van haar gesprekje met Hans Haffmans in elk geval al een afdoende voorzetje: “We zouden ons als musici meer samen moeten voegen en hier voor moeten vechten.” Dat zou een alleszins vruchtbare eerste stap zijn. En wederom: ook te zetten door jazzmusici.
RINUS VAN DER HEIJDEN