Even iets anders. Het effe hebben over iets waar je in de meeste jazztijdschriften absoluut niet over mag praten: oude-stijljazz. JazzNu trekt zich daar niets van aan en zet The Fried Seven in de schijnwerper. Met hun eerste cd ‘Late to the Party’ krijgt oude-stijljazz impulsen anno 2024.
Waar oude-stijljazz in Nederland veelal is voorbehouden aan amateur-dixielandorkesten, heeft deze muziekrichting daar geen voordeel uit kunnen putten. Oude stijl is meestal veroordeeld tot braderieën en personeelsfeesten, waar vooral gedronken en niet geluisterd lijkt te hoeven te worden. The Fried Seven doorbreekt dit (voor)oordeel.
De zeven muzikanten komen uit allerlei landen en hebben zich gevestigd in Amsterdam, na de studie van enkele bandleden daar aan het conservarorium. Nadat The Fried Seven was geformeerd, speelde het septet onder meer op het Grachtenfestival, Jazz in de Vesting, Podium aan Zee, Festival Veenhuizen en Karel van Eerd Music Award. Waar zij hun technisch vakmanschap, toegespitst op jazz van vóór de jaren veertig van de vorige eeuw, steeds verder konden aanscherpen.
Dat aanscherpen moet je letterlijk nemen, want waar hedendaagse oude-stijlorkesten het niet zo nauw nemen met gelijk ingezette tempi of voortstuwende ritmes, is daar bij The Fried Seven geen sprake van. Eerstens spelen zij alles uit het hoofd. Tweedens hebben zij zich – door eindeloos naar elkaar te luisteren en proberen, proberen, proberen – de groove en speciale ritmetechniek van de grote oude-stijlvertolkers als vooral Louis Armstrong, maar ook King Oliver, J.C. Johnson, Tom Delaney, Jerry Roll Morton en Kid Ory eigen gemaakt.
Heel mooi is de vertolking van Every Tub van King Oliver. Een langzame blues, met dreunende accenten, die voorbehouden zijn aan de drums. En even indrukwekkend is Too Bad, een origineel van Billy Meyers, hier in een arrangement dat opwindend tegen de backbeat opbokst. Zo heeft elk van de twaalf stukken zijn eigen identiteit, door The Fried Seven én authentiek én eigenzinnig weergegeven.
Want daarin schuilt de grote kracht van het septet: het heeft de stoffige omlijsting van de meeste oude-stijlvertolkers van een hedendaagse visie voorzien. Dat betekent dat evengoed strak op de tel wordt gemusiceerd en opwinding alle soli en improvisaties kenmerkt, maar nu vanuit een professionele zienswijze die niet anders kan zijn ontstaan dan door langdurige bestudering van het historische materiaal.
Op twee stukken verleent zangeres Laura Dooge vocale medewerking. Mooi aansluitend bij de authentieke bedoelingen van de bandleden swingt zij even hard als welk ander instrument in het ensemble.
Nog een eerlijke opmerking van The Fried Seven zelf: de opnamen vonden plaats met vintage microfoons en antieke analoge Ampex-geluidsbanden. Toen alles was opgenomen, bleek de 65 jaar oude opnamerecorder sommige delen van de muziek te hebben beschadigd. Om logistieke redenen kon het hele album niet opnieuw worden opgenomen. De luisteraar moet het derhalve doen met deze geluidskwaliteit. Maar die veroorzaakt geen moment wrevel. Dit soort haperingen zijn we immers gewend van zovele dixielandorkestjes die ze vriendelijk lachend aan den volke aanbieden.
Oude-stijljazz dient evengoed bewaard te blijven als de opvolgers ervan, zoals bebop en hardop. Die conservering geschiedde natuurlijk al door de hierboven aangehaalde dixielandgezelschappen. Maar die opereren veelal vanuit gezelligheid en beentjes van de vloer. The Fried Seven brengt heus geen muziekwetenschappelijke benadering van oude-stijljazz, maar hun manier van aanpak moet deze muziekstroming gewoon weer onder de aandacht brengen van eenieder die jazz een ruim hart toedraagt.
RINUS VAN DER HEIJDEN
THE FRIED SEVEN
Late to the Party
Rivermont
Laura Dooge – zang
Pablo Castillo – cornet
Matteo Paggi – trombone
Martí Mitjavila – klarinet en tenorsaxofoon
Pepijn Mouwen – klarinet, altsaxofoon
Cem Karayalçin – banjo en gitaar
Simon Osuna – contrabas
Carlos Ayuso – drums