Sander Smeets, je zou bijna zeggen dat hij als drummer is geboren. Want al voordat hij vanaf zijn vijfde jaar drumles kreeg, was hij in de weer met drumstokken. Op zijn 16e ging hij naar het Conservatorium in Tilburg, een jaar later naar dat van Rotterdam. Hij heeft een indrukwekkende lijst met grote namen opgebouwd die hij begeleidde, onder wie Roy Hargrove, Philip Harper, Rufus Reid en het Glenn Miller Orchestra. Hij is oprichter en leider van Dutch Jazz Collective, een groot jazzorkest dat plaats biedt aan talentvolle aankomende en reeds doorgebroken Nederlandse muzikanten. Sander Smeets speelt onder andere bij Peter Beets en is trots dat hij deel uitmaakt van het trio van pianiste Francesca Tandoi. Drummen is zijn leven en dat blijkt overduidelijk uit de antwoorden op de twintig vaste vragen van JAZZ-tafette.

Sander Smeets: “Ik zou niet weten wat ik anders zou moeten doen.”

Waar ben je op dit moment mee bezig?
Met het afronden van een album met de big band Dutch Jazz Collective. En we zijn de Europese tournee van het pianotrio Francesca Tandoi met contrabassist Matheus Nicolaiewsky en mij aan het voorbereiden. 

Welke herinneringen aan je carrière zijn je het dierbaarst?
Het concert met Roy Hargrove in het Concertgebouw in Amsterdam in 2016. Florian Wempe speelde wel eens met de band van Hargrove mee en deze vroeg of we samen konden spelen. Het werd een concert van drie uur, was net voor zijn overlijden.

Waarom doe je graag wat je doet?
Ik zou niet weten wat ik anders zou moeten doen. Van jongsaf speelden er twee zaken bij mij: sport en drummen. Ik tenniste en voetbalde, maar daar kwam door een rugblessure een einde aan. Op vijfjarige leeftijd kreeg ik les, maar ik drumde al eerder.

Wanneer is je passie voor jazz ontstaan?
Rond mijn veertiende. Ik vond toen Michael Bublé leuk. Ik tikte op zeker moment What Is This Thing Called Love in van Nat King Cole en kwam bij Bublé uit. Vandaar ging het verder, naar onder andere Frank Sinatra.

Van welke ontwikkeling in de jazzgeschiedenis had je onderdeel willen zijn?
De jaren zestig. Alles kwam toen samen, vernieuwing en allerlei sterren die toen actief waren, zoals Art Blakey. 

Sander Smeets: “Ik ben niet vies van Louis Armstrong, maar ook niet van Chris Potter.”

Wat is het bizarste dat je ooit mee hebt gemaakt tijdens een concert?
Dat gebeurde tijdens mijn verblijf in New Orleans. We speelden in jazzclub The Prime Example toen we tussen de stukken door even overlegden met welk nummer we verder zouden gaan. Het publiek vond het te lang duren, iemand riep iets en stapte het podium op. Bleek het Nicolas Payton te zijn.

Waar vind je inspiratie?
Ik luister naar heel veel soorten muziek. Ik ben niet vies van Louis Armstrong, maar ook niet van Chris Potter. Ik probeer uit alles dát te halen wat ik leuk vind. Je ontwikkelt je eigen stijl door wat je in de loop der jaren mee oppikt.

Wat is het spannendste dat je ooit hebt ondernomen?
In 2018 mijn eigen big band starten. Je werkt met veel mensen, ze moeten allemaal op tijd komen, je moet de muziek klaar hebben, je hebt ook nog de organisatorische kant. Elke keer denk ik: het is wel veel werk, maar het is helemaal te gek!

Welk muziekstuk of album heeft voor jou een speciale betekenis?
Het klinkt misschien heel standaard, maar ik kan continu luisteren naar A Love Supreme van Coltrane. Elke week wel beluister ik deze compositie. 

Wat neem je altijd met je mee?
M’n bekkentas. Heb ik nodig voor mijn eigen sound. 

Welke actualiteit heeft je aandacht?
De oorlogen. Daar houdt iedereen zich wel een beetje mee bezig, denk ik. 

Wie is je grote voorbeeld buiten de jazz?
Ik heb niet veel voorbeelden. Maar als ik er een moet noemen is het Jason Statham, een typische blockbuster-acteur. Hij beschikt over een enorme identiteit. Doet alle stunts zelf. Ik heb respect voor zijn eigen signatuur.

Sander Smeets: “Als drummer heb je in de hand of iemand het slechtste concert van zijn leven geeft.”

Wat intrigeert je aan je instrument?
De macht die je als bespeler hebt. Dat je zowel het hardste als het zachtste instrument kunt zijn. Als drummer heb je in de hand of iemand het slechtste concert van zijn leven geeft. Drums creëren het prominentste geluid binnen een band, hebben zo’n grote invloed op het totaalgeluid en dan vooral in een begeleidende rol.

Wat heb je geleerd van je muziek?
Als je altijd jezelf blijft en overtuigd bent dat dat jouw plaats is, leidt dat tot een goed resultaat. In het leven gaat het ook zo; als je met een bepaalde intentie iets doet, haal je daar het meeste plezier uit.

Wat wilde je vroeger altijd worden?
Altijd wel drummer. Toen ik nog heel klein was misschien voetballer en ook een paar maanden fysiotherapeut.

Wanneer ervaar je de vrijheid te falen?
Als ik muziek maak met musici die heel bekwaam en ook nog mijn vrienden zijn. 

Welke ontwikkeling in de jazz juich je toe?
Dat je nu heel veel kunt zien en horen. Jongeren van 14, 15 jaar komen met zoveel stijlen in aanraking, die ze op allerlei verschillende manieren kunnen beluisteren. Zodanig dat ze al met veel verstand van zaken naar het conservatorium komen. 

Met wie werk je graag samen?
Met het trio van Francesca Tandoi en met de big band Dutch Jazz Collective. Doe ik wel vijfenzeventig concerten per jaar mee. Met het trio zijn we weken op tournee en hebben nooit meningsverschillen of ruzie.

Sander Smeets: “Als je altijd jezelf blijft en overtuigd bent dat dat jouw plaats is, leidt dat tot een goed resultaat.”

Welke dromen liggen nog voor je?
Tours doen zoals met het trio. Datzelfde zou ik tien jaar geleden ook hebben gezegd. Ik wil veel reizen en daardoor veel plekken zien.

Aan wie geef je het Jazz-tafette stokje door?
Aan Matheus Nicolaiewsky. We spelen zo’n honderd keer per jaar samen en zijn daardoor geen vrienden meer, maar veel meer broers. Matheus heeft geen kloppende Poolse achternaam, want die is in het Braziliaans opgeschreven, haha.

RINUS VAN DER HEIJDEN
Foto’s GEMMA KESSELS

Previous

Kijk, zo klinkt ‘moeilijke jazz’, valt erg mee, toch?

Next

Music Film Festival 2024 trekt film én muziek heel breed

Lees ook